Reconstructie
Zo verraste 70 jaar geleden de Watersnoodramp Nederland
Van uur tot uur
Woensdag is het zeventig jaar geleden dat de Watersnoodramp Nederland trof en meer dan achttienhonderd levens eiste. Een combinatie van een zeer krachtige storm, springtij en slecht onderhouden dijken, en hulp die zeer traag op gang kwam bleek fataal. Een reconstructie van uur tot uur.
Een stormveld dat zich een dag eerder ten zuiden van IJsland heeft ontwikkeld, trekt langs de kust van Schotland. De wind gaat verwoestend tekeer en ontwikkelt zich tot een orkaan, een van de zwaarste die Schotland ooit heeft getroffen.
Ook het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) krijgt de storm in de gaten. Bij Schotland draait de wind en komt het stormveld recht op de Nederlandse kust af.
Inmiddels heeft de storm een lengte van zo’n 1.000 kilometer. De harde wind, op zee wordt windkracht 11 gemeten, stuwt het water van de Noordzee flink op.
De noord-noordwestenwind stuwt het water op naar de nauwe doorgang tussen Engeland en Frankrijk. Die nauwe doorgang houdt het water tegen, dat zodoende steeds meer ophoopt. Het zeewater wordt er als het ware in een trechter gedreven en loopt uit naar de zeearmen van Zeeland en Zuid-Holland, waar het waterpeil flink stijgt.
De weerkaarten zien er tegen de avond steeds onheilspellender uit. De storm raast nog altijd door en komt aan land met windkracht 10.De radio herhaalt de stormwaarschuwingen elk uur.
Het KNMI waarschuwt voor ‘gevaarlijk hoog water’, in die tijd het hoogst mogelijke alarm. Maar op veel plekken slaan burgers en lokale autoriteiten er niet op aan, of horen ze de waarschuwingen simpelweg niet.
In Zeeland is de storm op z’n hoogtepunt. Normaal gesproken zou het om 22.30 uur eb zijn, maar in plaats daarvan blijft het water door de enorme stuwkracht van de wind op vloedhoogte staan.
De waterstand zal alleen nog maar verder stijgen, omdat water altijd zo’n tweeënhalf uur achterloopt op de wind.
De radio sluit ’s nachts, zoals gebruikelijk. Meteorologen proberen nog een Hilversumse zender in de lucht te houden, maar ondanks de verwoede pogingen krijgen burgers na middernacht geen stormwaarschuwingen meer te horen.
Ondertussen dringt de ernst van de situatie op meerdere plekken langs de kust door. Bezorgde burgers versterken zwakke plekken in dijken met zandzakken en op sommige plekken worden mensen gewekt om ze te waarschuwen voor het opkomende water.
Maar tot een algehele evacuatie van burgers komt het niet. In de Zeeuwse en Zuid-Hollandse dorpen slaapt het overgrote deel van de bevolking terwijl het water achter de dijken nog altijd stijgt. Het verwachte springtij van die nacht moet dan nog komen.
Het water stroomt op meerdere plekken al over de dijken heen. Ook vloedplanken, tijdelijke constructies die de doorgangen in de dijken afsluiten, houden het water niet overal meer tegen. Het besef dringt door dat de dijken op veel plekken waarschijnlijk te laag en te zwak zijn.
Op verschillende plekken breken de dijken door. Als eerste bezwijken dijken in het Zeeuwse Kruiningen en Kortgene en het Zuid-Hollandse Oude Tonge. Die plaatsen liggen niet direct aan open zee, maar verderop in de zeearmen, waar het water flink is opgestuwd. Omdat ze verder van zee liggen, zijn de dijken er over het algemeen lager en slechter onderhouden.
Al snel breken ook dijken door op tientallen andere plekken in Zeeland en Zuid-Holland. Het water gutst het achterland in en slokt weilanden, boerderijen en hele dorpen op.
Doordat coördinatie ontbreekt en het midden in de nacht is, zijn veel mensen niet gewaarschuwd, de vloed overvalt ze.
De storm en het springtij versterken elkaar en stuwen het water op tot recordhoogte. Bij Vlissingen wordt een waterstand van 4,55 meter boven NAP gemeten, zo’n hoge stand is sindsdien niet meer gemeten in Nederland.
De ene na de andere dijk begeeft het. In hoog tempo komt het land onder water te staan. In sommige dorpen, zoals in Oude Tonge, staat binnen een half uur wel 2 tot 3 meter water.
Tussen 4.00 en 5.00 uur ’s komen grote delen van Zeeland en Zuid-Holland onder water te staan. De Zeeuwse plaatsen Schouwen-Duiveland en Tholen verdwijnen bijna geheel onder een flinke laag zeewater.
In Zuid-Holland worden de eilanden Goeree-Overflakkee, Putten en de Hoeksche Waard zwaar getroffen. Ook het westelijke deel van Noord-Brabant, onder meer bij De Biesbosch en Willemstad, loopt onder.
-
Een simulatie van het verloop van de Watersnoodramp op 1 februari 1953 op basis van de 377 gerapporteerde dijkdoorbraken. Bron: Olivier Hoes, Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, sectie Waterhuishouding.
De Schielands Hoge Zeedijk, die een flink deel van Zuid-Holland en de Randstad tegen het water beschermt, dreigt het te begeven. De golven slaan een stuk dijk weg, het water loopt de polder al in. Als de dijk helemaal doorbreekt, overstroomt een gebied met honderdduizenden inwoners.
De dijkgraaf ziet nog maar één mogelijkheid en vraagt de burgemeester van Nieuwerkerk aan den IJssel om het grootste schip te vorderen en het gat ermee te dichten. Schipper Arie Evegroen krijgt de opdracht om zijn 18 meter lange schip ‘De Twee Gebroeders’ in het gat te varen. De schipper vreest voor zijn leven, maar het lukt hem het schip met de kop in de dijk te varen.
De Twee Gebroeders houdt het naar binnen gutsende water tegen, en achter de dijk kan het gat met zandzakken worden gedicht.
Omdat telefoon- en telegraafverbindingen beschadigd en onbruikbaar zijn geworden door het water, is de precieze omvang van de ramp gedurende de nacht niet bekend. Pas als het zondagochtend licht wordt, is te zien wat zich heeft afgespeeld in het zuidwesten van Nederland.
Overlevenden kijken vanaf de zolders of daken van huizen en schuren uit over enorme watervlaktes. Tussen ronddrijvende huisraad zien ze verdronken koeien en ander omgekomen vee.
Sommige huizen zijn geheel ondergelopen of ingestort en meegesleurd door de harde stroming. In één nacht blijkt ruim 165 duizend hectare te zijn overstroomd.
In de rest van Nederland is dan nog nauwelijks iets bekend over de enorme overstromingen. Om 8.00 uur ’s ochtends klinkt op de radio het nieuws over ‘een noodtoestand’ door het hoge water.
Het water daalt zondagochtend aanvankelijk iets, doordat het eb wordt. Sommige mensen weten daardoor hoger gelegen plekken te bereiken. Hier en daar zetten inwoners, vissers en andere particulieren geïmproviseerde reddingsacties op touw. Ze gaan met kleine bootjes langs de huizen om bewoners naar veilige plekken te brengen.
Het is voorlopig de enige hulp die getroffenen diep in het rampgebied krijgen. Doordat de storm blijft doorrazen lukt het de overheid niet goed met verkenningsvluchten het gehele rampgebied in kaart te brengen.
Terwijl velen hulpeloos in de kou hun evacuatie afwachten, is van een grootschalige reddingsactie lang geen sprake.
Na eb in de ochtend komt zondagmiddag weer de vloed en het getij slaat samen met de harde wind opnieuw ongenadig hard toe. Omdat de dijken het al hebben begeven, heeft het water dit keer vrij spel. Harde golven klotsen tegen de huizen aan. Het water komt nog hoger dan de voorgaande nacht.
Veel gebouwen die de eerste overstroming hebben doorstaan, en waarin overlevenden in groten getale hun heil hebben gezocht, storten alsnog in. Slachtoffers worden meegesleurd door de stroming. Die middag verdrinken meer mensen dan tijdens de rampzalige nacht ervoor.
Na de twee koude nachten op de daken wachten overlevenden nog altijd op hulp. De wind en de stroming zijn nog altijd sterk. Vissers en particulieren blijven met hun schepen en bootjes mensen in veiligheid brengen.
De reddingsoperatie is nog altijd niet op gang gekomen. Ook hulporganisaties als het Rode Kruis blijken niet goed voorbereid op een dergelijke ramp. Hulpverleners hebben niet de goede uitrusting, zoals laarzen en zwemvesten.
Hoewel inmiddels bij iedereen duidelijk is dat zich een nationale ramp afspeelt, blijft veel onduidelijk. Pas op maandagmiddag vliegt het eerste verkenningsvliegtuig over Schouwen-Duiveland, dat voor het grootste deel onder water blijkt te staan. Inmiddels worden wel pakketten met hulpgoederen gedropt.
Een flink aantal overlevenden wacht al drie nachten op redding. Op dinsdag komt de reddingsactie dan echt op gang. Het leger zet zijn enige helikopter in om mensen van daken te redden. Honderden schepen vertrekken naar het rampgebied voor evacuatie.
Nederlanders doneren in de dagen daarop massaal kleding en dekens en vrijwilligers melden zich om de vele tienduizenden dakloze overlevenden een tijdelijk onderdak te bieden. Ook uit het buitenland komt materiële en financiële steun. Zo stuurt Duitsland onder meer rubberlaarzen en komt uit Italië een treinlading zandzakken.
Pas veel later wordt duidelijk hoeveel slachtoffers de watersnoodramp heeft geëist. In totaal komen er die dagen 1.836 mensen om. Ook vele tienduizenden dieren, waaronder veel koeien, varkens, paarden en kippen overleven de overstroming niet. Daarnaast is er veel materiële schade. Ongeveer 72 duizend mensen raken dakloos.
Ook andere landen worden getroffen door de storm van 31 januari en 1 februari 1953. In België en Engeland komen honderden mensen om het leven door de storm.
Direct na de ramp wordt al begonnen met het herstellen van de doorgebroken dijken. Vele duizenden arbeiders en vierduizend militairen zijn maanden aan de gang. Uiteindelijk lukt het om in november het laatste dijkgat te dichten.
In de jaren na 1953 besluit de regering om slecht onderhouden dijken te repareren en te lage en zwakke dijken op te hogen en te verzwaren.
Om een nieuwe watersnoodramp te voorkomen, wordt het Deltaplan bedacht. Dit ambitieuze project moet de provincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant beschermen tegen hoogwater.
Een van de onderdelen van het plan is het inkorten van de kust met zo’n 700 kilometer, om zo het risico op nieuwe overstromingen flink te verlagen. Dat lukt door zeearmen volledig af te sluiten. Een van de belangrijkste en bekendste projecten is de bouw van de Oosterscheldekering, die bij hoog water dicht kan om te voorkomen dat het water in de zeearm wordt opgestuwd.
Nog altijd beschermen de Deltawerken Nederland tegen hoogwater van de zee. Hoewel klimaatverandering en zeespiegelstijging tot nieuwe uitdagingen zullen leiden, is de verwachting dat de waterwerken het water ook de komende decennia nog buiten zullen houden.