laat zien hoe de Noren
hebben geleerd van onze fouten

Het astronomische bedrag van

00 00 00 00 00

Noorse kronen

Het Noorse nationale Oliefonds is mede-eigenaar van vrijwel alle beursgenoteerde bedrijven, en daarmee waarschijnlijk de invloedrijkste geldschieter ter wereld. Hoe groter het fonds wordt, hoe meer de vraag zich opdringt wat Noorwegen met die macht zou moeten doen. ‘Dit fonds is politiek.’

Vraag de 40-jarige Fredrik Willumsen naar de enorme hoeveelheid geld die het Noorse nationale Oliefonds vorig jaar verloor en hij vertrekt geen spier. Door kelderende beurzen, aangewakkerd door de oorlog, inflatie en de hoge rente verdampte 152 miljard euro aan belastinggeld, gelijk aan wat de Noorse regering in één jaar uitgeeft. Poef, verdwenen. En wat zegt Willumsen, die deels verantwoordelijk is voor de strategie van dit fonds, op de vraag hoe groot deze ramp was?

‘Het was betekenisvol, zeker.’

Zo vrolijk en relaxed miljarden verliezen, hoe kan dat? ‘Natuurlijk is het iets groots, maar het leidde niet tot discussie. Er was niemand die zei: kijk nou eens wat die gasten aan het miskleunen zijn. Interessant, hè? Dat komt deels doordat het fonds in 2021 ongeveer met hetzelfde bedrag groeide. En omdat onze strategie goed is doorgesproken met de Noorse parlementariërs. Ze weten dat als je 70 procent van je geld in aandelen steekt, het nogal op en neer zal bewegen.’

Wat natuurlijk helpt, is dat de inkomsten uit de verkoop van olie en gas nog nooit zo hoog waren als in 2022. Na de Russische inval in Oekraïne vlogen de energieprijzen de lucht in, waarvan het olie- en gasrijke Noorwegen profiteerde. Het 5,5 miljoen inwoners tellende land incasseerde 110 miljard euro aan belastingen en concessies, vergelijkbaar met wat Nederland in een heel jaar aan de zorg uitgeeft. Al dat geld stroomde rechtstreeks in het Oliefonds. Hierdoor – en door een aantrekkelijke koers van de Noorse kroon – is de waarde van het fonds ondanks de beursval nu alweer hoger dan een jaar geleden.

In de pot, beheerd door de Noorse centrale bank, zit het bijna surrealistische bedrag van 1.261 miljard euro, ongeveer 225 duizend euro per Noor. De waardeontwikkeling is live te volgen met een teller op de website. Als we bij de bank aankomen, een gebouw met een indrukwekkende koperen façade dat een heel stratenblok in Oslo in beslag neemt, staat de teller op 13.190.466.563.840 Noorse kronen. Bij ons vertrek is dat 13.198.047.771.288. Het fonds heeft in een uur tijd 700 miljoen euro verdiend.

Appeltje voor de dorst

Welkom in de wereld van het Statens pensjonsfond utland, dat in 1996 werd opgericht als appeltje voor de dorst voor de Noren en uitgroeide tot het grootste staatsfonds en de grootste belegger ter wereld. Het fonds, aangestuurd door het ministerie van Financiën, bezit aandelen in 9.300 bedrijven in 70 landen en is daarmee mede-eigenaar van vrijwel alle beursgenoteerde ondernemingen ter wereld. In Nederland investeert het in 60 bedrijven, waaronder ASML, Philips en Just Eat Takeaway. Daarnaast bezit het veel obligaties, zoals Nederlandse staatsleningen, en honderden vastgoedprojecten in Londen, New York en Tokio. Sinds vorig jaar is het fonds ook voor 50 procent eigenaar van twee windparken in Borssele.

  • De façade van Norges Bank Investment Management. Het gebouw neemt een heel stratenblok in Oslo in beslag.

Het is allemaal goed nieuws voor Noorwegen, dat hiermee in theorie voor eeuwig rendement kan binnenhalen. Jaloersmakend ook, voor landen als Nederland en het Verenigd Koninkrijk, die hun olie- en gaswinsten niet hebben opgepot. Maar belangrijker nog is dat het Noorse staatsfonds waarschijnlijk de invloedrijkste geldschieter is waarvan u mogelijk nog nooit hebt gehoord. Als ergens in de wereld het bedrijfsleven een tik krijgt, merkt het fonds dat meteen, omdat het mede-eigenaar is van zo’n beetje alles.

Omgekeerd kan Noorwegen met het fonds invloed uitoefenen op ondernemingen om een andere koers te varen. Hoe groter het fonds wordt, hoe meer de vraag zich opdringt wat Noorwegen met die macht zou moeten doen. Dat weet ook de huidige premier Jonas Gahr Støre, die donderdag zei dat een nieuw (militair) hulppakket voor Oekraïne zal worden betaald uit de oliewinsten. Dat is een breuk met de traditie, die voorschrijft dat politici niet zomaar oliegeld mogen uitgeven.

Geen cultuur van cowboys

Werp die machtsvraag op aan de burelen van Norges Bank Investment Management, zoals de fondsbeheerder heet, en je krijgt afwerende gebaren. De medewerkers denken vooral in rendement en het verslaan van ‘de index’ – een internationale graadmeter voor de waardeontwikkeling van alle beursgenoteerde bedrijven. Binnen het mandaat, vastgesteld door het parlement, mag de fondsbeheerder zijn gang gaan. ‘Maar we hebben hier geen cultuur van financiële cowboys’, bezweert Willumsen. ‘Wij willen de diepte ingaan en de tijd nemen om bedrijven te leren kennen. Dat is anders bij een investeringsbank waar je allerlei klanten bedient. Wij hebben slechts één eigenaar.’

De Noor, directeur strategieonderzoek bij het fonds, werkt normaal op het kantoor in Londen, maar is in Noorwegen voor een presentatie aan het bestuur. De kantoortuinen en systeemplafonds op de verdiepingen van het fonds contrasteren nogal met de marmeren trappen en de protserige façade beneden. Ook de trading rooms, waar de beleggers naar schermen met kleurige grafieken turen, stralen ingetogenheid uit. Op een kast staat een schaakbord klaar, op een groot scherm is een pot snooker te zien. De enige uitspatting is een vrieskast met ijsjes.

Het kantoor van het fonds straalt ingetogenheid uit: kantoortuinen, systeemplafonds. Op een groot scherm is een pot snooker te zien.

Willumsen – net pak, roze das en bruine bril – promoveerde in de economie en werkte een tijdje als onderzoeker bij de universiteit van Oslo. Daar was hij volgens zijn promotor ‘de allerbeste student’. Nu adviseert hij, via de directie, het ministerie van Financiën over de beleggingsstrategie. Bijvoorbeeld over de vraag of het fonds meer moet beleggen in aandelen, wat weliswaar winstgevender is maar ook meer risico met zich meebrengt. ‘Het gaat in wezen om de beleggingsstrategie van een heel land. Het fonds doet er echt toe. Dat maakt het een van de opwindendste plekken om te werken.’

Níét zoals Nederland

Het was de dag voor Kerst in 1969 toen de Noren olie ontdekten in hun deel van de Noordzee. De opbrengsten van dit kerstcadeau werden aanvankelijk gebruikt om de oliewinning uit te breiden en de techniek erachter te verbeteren. Wat overbleef, vloeide naar de staatskas. Omdat dit leidde tot een investeringsbubbel en inflatie, werd in 1991 besloten een fonds op te richten dat het geld buiten Noorwegen zou beleggen.

Nederland was daarbij een belangrijke inspiratiebron. Dat wil zeggen: voor hoe je het níét moet doen. Noren herinneren Nederlanders graag met enig vilein aan ‘The Dutch Disease’, een term die het blad The Economist muntte toen Nederland te kwistig met zijn gasinkomsten omsprong. Na de vondst van de gasbel bij Slochteren in 1959 dijde de collectieve sector uit, stegen de lonen van werknemers explosief en won de Nederlandse gulden aan kracht, waardoor Nederlandse producten duurder werden voor het buitenland. Exporterende bedrijven kregen het zwaar, er vielen ontslagen en mensen kwamen op straat te staan, waardoor de overheid fors meer moest betalen aan uitkeringen. Pas in de loop van de jaren tachtig, toen de lonen werden bevroren, klom de economie uit de recessie.

  • Een belegger aan het werk in een trading room van Norges Bank Investment Management.

Willumsen is mild voor ons. Volgens hem was de behoefte aan stabiliteit de belangrijkste reden voor het fonds. ‘Het is niet handig als olie-inkomsten direct naar de schatkist vloeien, omdat de prijs van olie veranderlijk is en de opbrengst dus ook. Dat betekent dat overheidsuitgaven heel flexibel moeten zijn en dat is natuurlijk niet zo. Door het geld in een fonds te stoppen, kun je het evenwichtig de staatskas in laten stromen.’

Wat de oprichters niet hadden voorzien, is hoe rendabel het fonds zou worden.

De geldberg is twintig keer in waarde verdubbeld en is nu 3,5 keer zo groot als het Noorse bruto binnenlands product – de grootte van de economie – en meer waard dan de olie die nog onder de zeebodem ligt. De Noorse oud-premier en huidige Navo-baas Jens Stoltenberg zie je niet vaak vrolijk, maar in een interview uit 2017 kan hij een glimlach niet onderdrukken als hij gevraagd wordt naar de resultaten. ‘Veel experts vertelden ons dat het naïef zou zijn om te denken dat een democratie zo’n grote geldstroom zou kunnen beheren.’

Heilige Regel

Eén besluit was daarbij essentieel. Om te voorkomen dat politici om de haverklap hun hand in de snoeppot zouden steken, werd in 2001 met steun van alle Noorse politieke partijen een Heilige Regel vastgesteld: de regering mag jaarlijks maximaal 3 procent van de waarde van het fonds uitgeven. Omdat het jaarlijkse verwachte rendement van het fonds na correctie voor inflatie ook rond de 3 procent ligt, snoept de regering alleen de extra inkomsten van de geldberg af. Zo kan het fonds in theorie voor eeuwig bestaan. ‘Het is dus niet zo dat alleen de huidige generatie een feestje bouwt’, aldus Willumsen.

Op die manier stroomt dit jaar 40 miljard euro naar de schatkist. Dat is 20 procent van de begroting. De omvang van die financiële injectie brengt weer een geheel eigen probleem met zich mee. Mocht de markt een tik krijgen en de waarde van het fonds dalen, dan hebben de politici bij de eerstvolgende begroting een fors probleem, omdat de hap die ze uit het fonds mogen nemen dan ook een stuk kleiner is. Dan moet er alsnog ineens snel bezuinigd worden. Een luxeprobleem wellicht.

Het Noorse succes heeft in Nederland vaak geleid tot de ‘hadden we maar’-gedachte. In opdracht van het parlement becijferde de Rekenkamer al eens dat de aardgasbaten twee keer zo hoog hadden kunnen zijn als Nederland de Noorse strategie had gevolgd. Dan zou er een jaar geleden 536 miljard euro in het fonds hebben gezeten en was er 21 miljard naar de overheidskas gestroomd. Dat klinkt heerlijk, maar het betekent ook dat Nederland de afgelopen decennia minder had uitgegeven aan sociale zekerheid, infrastructuur en het dempen van de staatsschuld.

Spectaculaire groei

Zeker is dat de Noorse economie vooral na de oprichting van het fonds spectaculair is gegroeid. Het bbp per hoofd van de bevolking ligt nu op 88 duizend euro, dat van Nederland op 53 duizend. Studeren is er gratis, de zorgkosten laag en de overheid pompt veel geld in infrastructuur, tot in het hoge noorden aan toe. Het is te zien in Oslo, waar het stadsfjord is getransformeerd van een plek met de aantrekkingskracht van een winters vissersdorp tot een levendig stadsdeel met de speelse hoogbouw van kantorenwijk Barcode (2016), een prachtige bibliotheek en een nieuw Munch-museum (2021). Vanuit de bar boven in het museum zie je overal nieuwe appartementenblokken. En de drilboren zijn hier nog overal te horen.

Fredrik Willumsen is fondsstrateeg bij het Noorse staatsfonds. ‘Onze taak is om het oliegeld goed te investeren. Maar ook dan kun je het belang van de energietransitie inzien.’

Met die voorspoed komt ook verantwoordelijkheid. Het fonds bezit gemiddeld 1,5 procent van bijna alle beursgenoteerde bedrijven. In Europa is het 2,5 procent. ‘Dat klinkt weinig, maar het is veel’, zegt Willumsen. ‘Het betekent dat we in Europa bij de helft van de bedrijven tot de vijf grootste eigenaren behoren.’

De vraag is wat Noorwegen met die macht doet. Het adagium was altijd dat het fonds slechts een passieve investeerder is. Het fondsbestuur was voorstander van maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar schreeuwde dit niet van de daken.

Flamboyante ceo

De laatste jaren is dit aan het veranderen. De in 2021 aangetreden ceo, de flamboyante Nicolai Tangen, kunstverzamelaar, filantroop en hiervoor eigenaar van zijn eigen miljardenfonds, kondigde aan dat het fonds meer dan in het verleden zijn stem zal laten horen en vaker tegen besturen en bestuursleden zal stemmen, bijvoorbeeld om meer diversiteit in een bestuur af te dwingen. Tijdens het World Economic Forum in Davos, vorige maand, noemde Tangen de excessieve beloningen van Amerikaanse multinationals ‘diefstal op klaarlichte dag’. Afgelopen week dreigde het fonds nog dat het tachtig raden van bestuur zal wegstemmen omdat ze hun groene en sociaal-­maatschappelijke doelen niet halen.

  • Na de oprichting van het fonds is de Noorse economie spectaculair gegroeid. In Oslo is het stadsfjord getransformeerd tot een levendige kantorenwijk.

Onder Tangen, die aan het einde van de Koude Oorlog anderhalf jaar bij de Noorse inlichtingendiensten werkte, krijgen medewerkers training in ondervragingstechnieken om zo veel mogelijk relevante informatie van bedrijven los te peuteren. Ook huurt het fonds linguïsten in die de transcripten van conferencecalls doornemen op aanwijzingen van leugens of vaagheden. Forensisch accountants controleren de cijfers en speuren naar verhulde gebreken.

De criteria voor wat wel en niet door de beugel kan, komen evenwel van het ministerie van Financiën en het Noorse parlement. Het mandaat met beleggingsregels wordt jaarlijks geüpdatet en bevat onder meer een lijst met verboden producten. Zo gaat er geen geld naar de productie van nucleaire wapens, de tabaksindustrie of kolencentrales. Vergaande milieuschade en schending van mensenrechten zijn ook een dealbreaker. Een nieuwe ethische commissie adviseert met regelmaat ondernemingen uit het fonds te gooien. Vorig week werden de aandelen van twee ondernemingen verkocht omdat deze wapens hadden verkocht aan het militaire regime in Myanmar, dat twee jaar geleden na een bloedige coup de macht overnam.

Russische aandelen

De Noorse regering krijgt regelmatig vragen van media of belangengroepen over bepaalde investeringen. Dat leidt soms tot veranderingen in het mandaat. Zo werd in 2019 na een publicatie van dagblad Dagens Naeringsliv besloten geld terug te halen uit vijf bedrijven die cannabis produceren. Na de Russische inval in Oekraïne besloot de regering alle aandelen van Russische bedrijven van de hand te doen. ‘Er waren allerlei spoedvergaderingen dat weekend. Zo gaat het normaal echt niet’, vertelt Willumsen. De aandelen zijn overigens nog steeds in Noors bezit. ‘Eerst was de Russische markt gesloten. Daarna raakten we ze niet kwijt. Het probleem is vooral dat we ze onder de sancties niet mogen verkopen.’

De Noorse politiek heeft dus invloed op de beleggingen en er worden steeds meer eisen gesteld. Tegen die achtergrond zei de sociaal-democratische premier Støre al eens dat de Noren eraan moeten wennen dat het fonds een politiek instrument is. ‘Het fonds is eigendom van het Noorse volk en de regering en het parlement bepalen de investeringscriteria. Dat maakt het politiek.’ De woorden veroorzaakten opschudding bij centrum-rechtse partijen, die traditioneel wat voorzichtiger zijn om het fonds te politiseren. Op links werd gejuicht, omdat daar veel steun is voor gebruik van het fonds om de energietransitie aan te wakkeren.

Støre won de verkiezingen in 2021, waarbij klimaatbeleid een van de belangrijkste thema’s was. Het was dan ook geen toeval dat het mandaat vorig jaar werd uitgebreid met een belangrijke klimaateis. Bedrijven moeten een plan maken om de CO2-uitstoot in de aanloop naar 2050 terug te dringen tot nul, anders dreigt het fonds zijn investering ongedaan te maken. Ruim 80 procent van de ondernemingen in het fonds heeft nog geen plan geformuleerd.

De Noorse actiebereidheid is niet uniek. Het Nederlandse pensioenfonds ABP stapt dit jaar helemaal uit bedrijven in de fossiele industrie. Fonds-ceo Tangen zegt daar niets in te zien, omdat de aandelen dan bij onverantwoordelijke beleggers terechtkomen die helemaal geen eisen stellen. Bovendien spelen de bestaande energiebedrijven die investeren in groene energie volgens hem ‘een kritieke rol’ in de transitie.

Klimaatambities aanscherpen

Gevraagd naar de paradox dat een oliefonds eist dat bedrijven hun klimaatambities aanscherpen, grijpt Willumsen terug op de formele rol van het fonds. ‘Onze taak is om het oliegeld goed te investeren. Maar zelfs met een investeringsbril op kun je het belang van de energietransitie zien’, zegt hij. ‘We zitten erin voor de lange termijn, dus dan snap je dat we groot belang hebben bij een ordentelijke overgang naar nul uitstoot, niet een chaotische waarbij belastingen ineens snel stijgen, want dat is niet goed voor de economie of de markt.’

Voor sommigen mag het oliegeld veel meer gepolitiseerd worden. ‘We zijn tegen onze zin oorlogsprofiteurs geworden’, zegt emeritus professor Karl Ove Moene (73), in een knus café nabij het paleis in Oslo. Het toeval wil dat hij de promotor was van fondsstrateeg Willumsen, met wie hij vier wetenschappelijke artikelen schreef over uiteenlopende onderwerpen, zoals de economische effecten van de opiumteelt in Afghanistan.

  • Karl Ove Moene. Bron: Tore Sætre

Volgens Moene – sneakers, grijs piekhaar – heeft de oorlog wereldwijd landen in de problemen gebracht. De stijgende prijzen van voedsel en kunstmest treffen vooral arme landen. Vorig jaar lanceerde hij een plan voor een tweede fonds dat gaat fungeren als een noodpot voor arme landen. ‘We moeten onthouden dat het puur geluk is geweest dat we olie hebben gevonden. We hebben de morele plicht om landen te helpen die veel minder geluk hebben gehad.’

Zijn voorstel kreeg nauwelijks voet aan de grond. Slechts twee kleine partijen op links steunden het voorstel. Veel politici wezen op het ‘historische verlies’ van het fonds in 2022. Daar wil Moene niets van weten. ‘Ja, de aandelen zijn in waarde gedaald, maar het fonds hoeft ze niet te verkopen en de koers gaat op den duur weer omhoog. Sterker nog: het fonds heeft op het dieptepunt vast extra aandelen bijgekocht. Als de koersen stijgen, verdient het fonds daar goed geld mee.’ Fondsstrateeg Willumsen reageert op het plan voor een tweede fonds als verwacht. ‘Dat is echt een vraag voor onze politici.’

Afgelopen donderdag kwam er toch beweging, toen de Noorse premier aankondigde geld uit te trekken voor landen die door de crisis extra zijn getroffen. Voor Moene is dat nog niet genoeg. ‘Wat er vorig jaar aan extra winsten bijkwam, staat gelijk aan 20 duizend euro per Noor. Wat doen we ermee? Er wordt wel gezegd dat iemand die rijk wordt zonder hard te werken dom wordt. God test de Noren.’