Zelf maken:
Baardvlieger van Bertjan Pot

Sinds we weer wat vaker thuis zijn, is het hele land bevangen door zelfmaakdrift. Daarom presenteren we deze zomer een serie patronen van Nederlandse topontwerpers. Met in deze laatste editie een ontwerp voor de gevorderde knutselaar: de riem van Iris van Herpen.
Zelf maken:
Baardvlieger van Bertjan Pot


Sinds we weer wat vaker thuis zijn, is het hele land bevangen door zelfmaakdrift. Daarom presenteren we deze zomer een serie patronen van Nederlandse topontwerpers. Met in deze laatste editie een ontwerp voor de gevorderde knutselaar: de riem van Iris van Herpen.
Werkbeschrijving
Download het patroon hier (druk de twee sjablonen op 100% grootte af), of knip deze uit het magazine van 15 augustus. Het patroon dat u tekent bestaat uit één deel. De ‘losse’ delen die u ziet op de afbeelding in het magazine zijn het voor- en het achteraanzicht.
-
Benodigdheden
Benodigdheden: scherp stanleymes, priem, touwtjes voor de sluiting (kan van leer wat je over hebt), patroonpapier, meetlint, stevig leer voor de riem.
-
Stap 3
Neem een stuk patroonpapier met de breedte van uw taille, en de hoogte van de riem. Leg dat op een uitgeprint sjabloondeel en trek het patroon over met pen of potlood.
-
Stap 4
Schuif het sjabloon zo onder het patroonpapier door dat het naadloos doorloopt, en teken steeds verder, tot u bijna genoeg centimeters heeft voor uw taille. Neem dan het andere sjabloondeel en teken het patroon voor uw riem af.
Wat is het eerste handwerk dat je ooit maakte?
‘Ik was als kind vooral veel aan het schetsen, ik had ook tekenles. Mijn moeder maakte kleding voor mijn zus en mij en ik hielp haar met spelden en met kleine stukjes handwerk. Meestal naaide mijn moeder setjes voor ons. Ik kan me herinneren dat ik een jaar of zes was en ze een pofbroek had gemaakt met een bijpassend shirt. De stof was stevig, met een kleurige print. Het voelde een beetje officieel, dat setje, en ik werd er in gedachten een ander persoon door.’
Wat is je oudste textiele jeugdherinnering?
‘Mijn oma, die nu 92 is, verzamelde kleding: een mix van historische en modernere kostuums, hoeden, pruiken en accessoires. Haar zolder was mijn favoriete speelplek. Daar heb ik ontdekt dat je door iets anders aan te trekken een reis kunt maken, in de tijd, of naar een andere identiteit. Ik herinner me dat ik als klein meisje een donkerpaarse fluwelen jurk aantrok, met een bijpassende hoed met een rand. De details die erop geborduurd waren maakten zóveel indruk.’
Wat waren de eerste ontwerpers die je bewonderde?
‘Ik woonde in een dorpje, we hadden thuis geen modebladen en zelfs geen tv. Toen ik naar de middelbare school en later naar de kunstacademie ging, werd ik geïnspireerd door Viktor & Rolf, Alexander McQueen, John Galliano, Comme des Garçons en Martin Margiela. Zij hebben ervoor gezorgd dat ik verder ging in de mode, zijn onderdeel geworden van mij als persoon. Niet dat ik ze citeer, maar hun onbewuste taal leidt me toch in mijn proces.’
Wie vind je het knapst?
‘Wat vakmanschap betreft heb ik McQueen toch wel het hoogst zitten. Hij wist veel verschillend handwerk te combineren en ik zie dat de mensen in zijn atelier echt doorbouwen op zijn kennis. Zij experimenteren ook, en groeien daarin, terwijl andere modehuizen vaak gewoon blijven doen waar ze goed in zijn.’
Wat deed jij toen je bij McQueen stage liep?
‘Op de academie was ik al gefocust op handwerk en dat ging me tijdens mijn stage ook heel goed af, van kralen tot borduren tot stikken. Veel couturelooks worden, omdat ze zo gelaagd zijn, in de naden met de hand gestikt. Als je het goed doet kun je het handwerk compleet onzichtbaar maken: blind stikken heet dat. Dat had ik als missie: heel lang handwerken en er dan niks van zien. Dan wist ik dat ik het goed gedaan had.’
Wat is je lievelingsmateriaal?
‘Vroeger was dat leer, omdat je het zo lekker kunt kneden, bijna alsof je echt een structuur aan het maken bent met het materiaal. Nu werken we vooral met combinaties van materialen, bijvoorbeeld met zijde waar we weer randjes op heatbonden. Eén materiaal noemen kan ik eigenlijk niet, een mix van synthetische en natuurlijke stoffen zorgt voor een ultieme controle over de beweging van de stof. En dat is voor mij nog steeds de uitdaging: die beweging zo mooi mogelijk te maken.’
Als je naar een onbewoond eiland zou afreizen, welke naaispullen zou je dan meenemen?
‘Tule, want dat gebruik ik vaak als basis. Verschillende soorten zijde, transparant en niet transparant, naald en draad uiteraard, een schaartje, liquid fabric, dat heeft een bepaalde manier van bewegen en een glans die doet denken aan water. Daar werken we vaak mee als afwerking. We knippen het in vormpjes en heatbonden dat, maar zonder heat bond press kan ik het op dat eiland met de hand doen.’
Hoe kies je je materialen? Met je ogen of je handen?
‘Allebei. Meestal heeft het gevoel van een materiaal te maken met de opbouw ervan en dat is net zo belangrijk als hoe het eruit ziet. Voordat we een kledingstuk af gaan maken trek ik het zelf aan, om de beweging en de interactie met het lichaam te voelen.’
Waaraan (behalve aan het label) kun je zien: dat is typisch Iris van Herpen?
‘Gelaagdheid, een mix van traditioneel handwerk en nieuwe technieken, een combinatie van natuurlijk en futuristisch en van traditionele materialen en minder voor de hand liggende stoffen. Een getraind oog leest in mijn werk ook de taal van wetenschap, architectuur en biologie.’
Wat is het meest tijdrovende stuk dat je ooit hebt gemaakt?
‘Dat is zonder twijfel de Mirror-dress uit de Voltage-collectie. Die hebben we zelfs twee keer gemaakt, de tweede was een exacte kopie van de eerste, maar dan in spiegelbeeld. Echt een puzzel qua patroonwerk, honderden handgesneden stukjes die allemaal naadloos moesten aansluiten volgens een geometrisch architectonisch patroon. Over de eerste hebben we 4 maanden gedaan, over de tweede – die dus exact de eerste moest spiegelen - meer dan twee keer zo lang. Ik denk dat er een jaar lang volcontinu aan gewerkt is, soms zelfs met vier mensen tegelijk.’