In zijn atelier op wielen kan Marc Mulders doen wat hij zo verlangde: overal schilderen
Beeldend kunstenaar Marc Mulders wil een atelier dat overal heen kan. Zodat hij kan schilderen waar hij wil. Ontwerper Piet Hein Eek heeft ervoor gezorgd dat dat kan.
De akkers naast het atelier van Marc Mulders worden ingezaaid. Niet door een boer, maar door een tuinman. Een bijenvriendelijk mengsel wordt over de grond gestrooid. ‘Straks ziet het er hier totaal anders uit’, belooft de schilder terwijl hij ernaar kijkt. Als hij de deuren van zijn grote atelier in de schuur openslaat heeft hij aan twee kanten uitzicht op zijn bloemenweiden.
Die bloemen krijgen een echo op zijn schilderijen. Naschilderen is het niet, zijn stijl noemt hij ‘abstract impressionisme’: vlekken, vegen en lijnen olieverf in zachte kleuren. Ze zijn geliefd bij verzamelaars. Als hij niet met olieverf werkt, maakt hij collages, foto’s, aquarellen en glas-in-loodramen. Ook wie zijn naam niet kent heeft mogelijk iets van zijn hand gezien: zijn glas-in-loodramen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam of in de Sint-Janskathedraal in Den Bosch bijvoorbeeld. En zijn kunst is te vinden in meer dan twintig Nederlandse museumcollecties.
Mulders (60) en zijn vrouw verhuisden tien jaar geleden vanuit de stad, Tilburg, naar een oude boerderij op Landgoed Baest, een natuurgebied tussen Tilburg en Eindhoven. Het heeft zijn leven en zijn kunst veranderd. Buitenlandse tentoonstellingen, daar doet hij niet meer aan mee. Hij werkt hard, maar vindt niet dat hij het druk heeft: ‘De telefoon niet opnemen, dat helpt’, verklaart hij. Wel noemt hij zich dankbaar. Hier vond hij waarnaar hij verlangde: zijn eigen inspiratietuinen, zoals Claude Monet had in Giverny.
De afgelopen jaren liep hij heen en weer tussen de bloemenweiden en zijn atelier. Zo ontstond een nieuw verlangen: tússen de bloemen schilderen. Mulders: ‘Het is bedwelmend. Ik heb nooit drugs gebruikt maar in die bloemenweiden zijn is voor mij trippen.’ Over dat verlangen sprak hij met zijn vriend, de bekende ontwerper Piet Hein Eek. Die bedacht er iets op. Hij maakte een schets, drie jaar geleden al: ‘Atelier op wielen voor Marc’. Sindsdien verheugt Mulders zich op zijn buitenatelier: ‘Het is een beetje als, hoe noem je dat, als een band akoestisch gaat, unplugged? Unplugged wil ik gaan.’
Mulders’ kasten staan vol boeken over filosofie, spiritualiteit, religie – hij is katholiek opgevoed – en kunstgeschiedenis. Hij kijkt graag naar zijn voorgangers, zijn helden zijn Vincent van Gogh en Claude Monet, maar ook recentere schilders: Willem de Kooning en Jackson Pollock. Terwijl hij aan een doek werkt bladert hij soms door modetijdschriften, op andere dagen hangen naast zijn ezel afbeeldingen van Perzische islamitische en middeleeuwse christelijke schilderijen. De inspiratie uit de bloemen is een constante en heeft een diepere betekenis.
Begin jaren negentig, vlak nadat hij een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam had gehad, bezocht Mulders in Colmar, Frankrijk, het beroemde Isenheimer Altaar. Hoe Matthias Grünewald (1470-1528) op dit veelluik de gekruisigde Christus had geschilderd maakte diepe indruk. ‘Die zo realistisch geschilderde gemartelde man. Ik voelde zo veel medelijden. Daarna dacht ik: wat moet ik nou?’ Het realisme van Grünewald was geen optie: ‘Ik kan niet goed tekenen. Toen heb ik witte bloemen van hun steel gehaald en op de grond gelegd in mijn atelier. Als symbool voor de kwetsbaarheid van het lichaam.’
-
De afgelopen jaren liep Mulders heen en weer tussen de bloemenweiden en zijn atelier. Zo ontstond een nieuw verlangen: tússen de bloemen schilderen.
Zijn atelier was toen nog in Tilburg. Mulders liet de bloemen brengen vanuit Aalsmeer en zette ze in emmers. De kleuren op zijn doeken waren feller, de contrasten heviger en de bloemen waren duidelijk te herkennen. Aanvankelijk waren de bloemen een metafoor voor het lijden van Christus, inmiddels concentreert Mulders zich op de helende kracht van de natuur: hoop en troost. Dat is ook te zien in zijn aquarellen, collages en glas-in-loodramen waarin dieren en mensfiguren voorkomen.
Mulders breekt graag een lans voor het impressionisme: ‘Ik begrijp niet waarom niet veel meer mensen zo schilderen.’ Twee jaar geleden maakte hij het boek My Own Private Giverny – Impressionism for ever!, over hoe zijn tuin hem inspireert. Daarin citeert hij Monet, die ooit in een interview uitlegde: ‘Andere kunstenaars schilderen een brug, een huis, een boot. Ik wil de lucht schilderen die de brug, het huis en de boot omringt – de schoonheid van de lucht eromheen, en dat is ronduit onmogelijk.’
Die buitenlucht was essentieel voor het impressionisme. Met de uitvinding van handzame hersluitbare zinken verftubes en opklapbare schildersezels kwam schilderen en plein air halverwege de 19de eeuw in zwang. Het had aanzienlijke voordelen om in de elementen te staan, niet met een schets naar huis te hoeven gaan. Voor impressionisten bood het een kans om het moment te vangen, de ervaring, de sfeer, die ene subjectieve indruk (vandaar ‘impression’).
Maar de buitenlucht heeft ook nadelen: diezelfde elementen natuurlijk. Schilderen in de volle zon werkt niet, de verf moet niet te snel drogen; regen en wind zijn ook funest. Mulders heeft in zijn atelier een forse tafel staan vol kwasten, verftubes, plamuurmessen en handschoenen. Hij mengt op een groot palet en direct op het linnen, dat kan niet in de zon. Alles in zijn atelier zit onder opgedroogde verf: asgrijs overheerst, met erin als confetti spikkels kleur. Dit alles laat zich niet makkelijk naar buiten verplaatsen. De kunstenaar zou kortom niet zomaar onder een partytent tussen zijn bloemen kunnen gaan staan.
Er zijn de afgelopen eeuwen meer kunstenaars geweest die daarvoor een oplossing zochten. Zo ook Mulders’ held Monet. Die had een kleine atelierboot waarmee hij op de Seine roeide en dobberde. Een idee dat hij op zijn beurt had afgekeken van de Franse schilder Charles-François Daubigny. Mulders: ‘Monet schilderde zittend in die boot, kon zich verder amper bewegen.’ Dat is goed te zien op een schilderij dat Édouard Manet in 1874 maakte van zijn vriend. Monet zit maar half beschut onder een luifel, leunend tegen een houten paal, zijn knie hangt over de rand van de boot en een roeispaan komt bijna tegen de schildersezel aan.
Alles in zijn atelier zit onder opgedroogde verf: asgrijs overheerst, met erin als confetti spikkels kleur.
Ongeveer even oncomfortabel moet Georgia O’Keeffe er een eeuw later bij hebben gezeten. De Amerikaanse kunstenaar schilderde graag bloemen in close-up maar ook het ruige landschap van New Mexico. Ze reed rond in een tot atelier omgebouwde Ford Model A waaruit de achterbank was gesloopt om ruimte te maken om te werken. Er zijn ook voorbeelden van comfortabele mobiele ateliers, weet Mulders: koningin Wilhelmina had er een. Haar hofhouding zette die kleine wagen op een schilderachtige plek en stookte de kachel op voordat de vorstin arriveerde.
Een vorstelijke schilderkoets zal het niet worden voor Mulders. Zijn buitenatelier wordt kaal en functioneel. Geen sterallures, dat is precies wat hij waardeert in de ontwerpen van Piet Hein Eek (52). ‘Bescheiden, nederig, basic’, somt de kunstenaar op. Toch is Eek zelf een behoorlijke ster in ontwerpland sinds hij in 1990 aan de Design Academy in Eindhoven afstudeerde met zijn beroemde kast van sloophout. In 2015 kondigde hij een langdurige samenwerking met woonwarenhuis Ikea aan.
In Eindhoven runt Eek bovendien een werkplaats, kantoor, galerie, winkel, restaurant en ateliers. Het drukbezette schema van de ontwerper verklaart ook waarom het even duurde voor het van schets tot uitvoering van ‘Atelier op wielen’ kwam. En er was meer tegenslag. Eek: ‘Het staal hadden we op de computer ontworpen om op maat te laten maken, maar dat viel tegen, we moeten nogal wat opnieuw boren.’
Nu staat het stalen geraamte in de werkplaats, er zit alleen een vloer in. Er komt in totaal nog 1.500 kilo hout tegenaan. Het is een restpartij hout die Eek op een veiling kocht – zelfs de schets voor het atelier maakte hij op oud papier. En omdat Eek zelf ook liever geen hout weggooit, overziet een van zijn eigen kunstwerken, een metershoog hoofd van afvalsloophout, hoe de bouw vordert.
De kubus staat op acht kleine wieltjes op een cirkelvormig metalen rails. ‘Wat draait-ie lekker!’, zeggen medewerkers van Eek die langslopen en de kubus een duw geven. Zo kan Mulders straks zelf kiezen wat zijn uitzicht wordt. En het geheel wordt met hulp van een tractor verrijdbaar op dikke wielen onder de rails. Bijkomend voordeel, zoals Eek verwoordt: ‘Op wielen mag alles.’ Oftewel: zonder die wielen zou Mulders een bouwvergunning nodig hebben, onmogelijk in het natuurgebied.
Mulders klimt de trap op, voor de eerste keer, Eek komt erbij. Ze fantaseren meteen hardop over wat je in deze kubieke meters kunt doen. Eek ziet er een tiny house in: ‘Keukentje erin, hoogslaper erbij en klaar is Kees’. Mulders verwacht dat zijn schilderijen zullen veranderen door het beperkte oppervlak van 4 bij 4 meter: ‘Ik zoek naar meer beheersing en verfijning, meer rust. Ik kan me in de schuur soms verliezen in een soort action painting, omdat er zo veel ruimte is.’
Hij vertelt over een film die hij zag toen hij nog aan de kunstacademie in Breda studeerde, een ‘eyeopener’. Hij zag Willem de Kooning aan het werk: ‘Dan loopt hij naar het schilderij, doet iets, gaat in zijn stoel zitten en kijkt vijf minuten lang. Ik dacht bij De Kooning aan Cobra, maar wauw, hij is heel beheerst.’ Om zijn betoog kracht bij te zetten lijkt Mulders onverwacht te gaan slaan. Een schijnbeweging: ‘Ik deed aan jiu-jitsu.’
Het bloemenmengsel heeft zijn werk gedaan. De akker is getransformeerd zoals Mulders had voorspeld. Tussen het blauw, paars, wit, roze, geel, oranje en groen staat een zwarte kubus. Het is precies het gebouw van de schets, sinds vandaag: gisteren hebben de bouwers er de laatste hand aan gelegd. Mulders geeft een kleine demonstratie. De glazen pui opent soepel, als een harmonica. Het atelier draaien is zwaarder nu het geraamte met hout is bekleed, maar ook dat werkt.
Een kleine ezel met erop die dikke laag gedrupte olieverf staat klaar, een tafeltje is geïmproviseerd van twee stukken hout. Verder ligt in het atelier alleen nog een trekker en een doekje om de ramen te zemen. Zijn schildersspullen heeft hij nog niet verhuisd: ‘Ik denk dat ik begin met aquarelleren straks, dat is minder fysiek.’ Hij zal moeten wennen aan de nieuwe plek: ‘Misschien komt er eerst geen goed doek uit.’
Dan pakt de schilder een bladhark, hij wil iets laten zien. Met zijn rubberlaarzen stapt hij de bloemenweide in, bloemstengels bezwijken en wijken uiteen. ‘Kijk, bijvoorbeeld hier’, zegt hij als hij stilstaat. ‘Dan doe ik dit.’ Hij duwt met de bladhark een paar bloemen overeind. ‘Nu heb je hier een boeket, en daar is een soort gat, zie je? Nu ben ik eigenlijk al aan het schilderen. Dat moet je ook op een schilderij hebben, van die lege passages naast plekken met veel details.’ Hij kan uren rondbrengen zo met de hark roerend in zijn bloemensoep.
Het buitenatelier lijkt een volgende stap in een kunstenaarsbestaan dat zich heeft afgekeerd van het rumoer van de buitenwereld, naar de natuur. Maar Mulders blijft kritisch: ‘Ik sta nu tussen de bloemen, maar het is ook fake news, zo’n stukje natuurschoon, want dit is een aanvliegroute van Ryanair. Die toestellen vliegen laag over de boerderij omdat mensen met zijn tweeën voor een tientje naar Rome willen.’ Dit jaar ziet hij weer minder vlinders en bijen. ‘Het is vijf voor twaalf, mijn generatie heeft het echt verkloot.’
Hij is sinds kort jurylid van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, die jaarlijks aan schildertalenten wordt uitgereikt in het Paleis op de Dam, in Amsterdam. Hij heeft net weer met de andere juryleden honderden inzendingen bekeken. ‘Ik zie dat er heel veel goeie jonge schilders zijn in Nederland, maar ze hebben nog weinig uren gemaakt.’
Daar wil hij aan bijdragen met zijn buitenatelier: hij wil het in de toekomst schenken aan Stichting Brabants Landschap en dan beschikbaar stellen aan jonge kunstenaars. Mulders: ‘Dat is ook een statement. Kunstenaars kunnen nu naar allerlei gastateliers in exotische oorden. Het kan dichter bij huis. Dat is iets wat ik wil doorgeven aan de jongere generatie. Ik ben erg voor anti-globalistische kunst. Back to basics.’
Tip van Marc Mulders
Gemeentemuseum Den Haag (dat per oktober Kunstmuseum Den Haag heet) heeft deze winter (12/10 t/m 2/2) een uitgebreide Monet-tentoonstelling: Monet, tuinen van verbeelding. Mulders: ‘Juist in deze tijden van zo veel boosheid en nepnieuws is het goed naar klassieke melodieën te luisteren en te kijken; vriendelijke klanken die zijn ontsproten uit de geheimen van de natuur zullen ons goed doen.’