De Westerbork-commandant die tachtigduizend Joden de dood injoeg, en ermee wegkwam
Tachtigduizend Joden joeg Albert Gemmeker de dood in, maar de kampcommandant van Westerbork hoefde zich daarvoor nooit voor een rechter te verantwoorden. Journalist Ad van Liempt schreef zijn biografie en zat opgescheept met een leugenaar.
De kleine Machieltje weegt amper een kilo als hij in 1943 aan het einde van de lente op transport wordt gesteld naar kamp Westerbork, waar het te vroeg geboren jochie van commandant Albert Gemmeker de beste medische zorg krijgt. Er komt een couveuse, een vooraanstaand kinderarts wordt om advies gevraagd, verpleegkundigen geven dagelijks sondevoeding met een druppeltje cognac uit een fles die speciaal wordt besteld. En dan, als Machieltje ruim vijf pond weegt en de couveuse uit kan, wordt hij op een dinsdag in september samen met 978 anderen op transport gezet naar Auschwitz. Daar wordt hij drie dagen later vergast, nog geen vier maanden oud.
Wat bezielde de Duitse kampcommandant om na zoveel toewijding zo’n meedogenloos besluit te nemen? Waarom voerde hij in dat voorportaal van de dood een bedrieglijke show op door er het beste ziekenhuis van Nederland in te richten? Kende hij het lot van de Joden die hij bijna wekelijks in een volgepakte trein naar het oosten stuurde?
Het SS-zakboekje van Albert Gemmeker, dat tevens als persoonsbewijs diende, afkomstig uit zijn SS-dossier Foto: Archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork/NIOD
Journalist en televisiemaker Ad van Liempt verdiepte zich jarenlang in de Obersturmführer die door sommige gevangenen ‘een gentleman-commandant’ werd genoemd: een man die zich onttrok aan het standaardbeeld van SS’er, die zijn Joodse huishoudster respectvol behandelde maar die in de dertig maanden dat hij leiding gaf aan kamp Westerbork 75 treinen naar de vernietigingskampen stuurde. Deze week verschijnt zijn biografie over Albert Konrad Gemmeker, het even fascinerende als ontluisterende levensverhaal van een man die 80 duizend Joden de dood injoeg maar daarvoor nooit door een rechter ter verantwoording werd geroepen. Donderdag promoveert Van Liempt in Groningen op zijn onderzoek.
Tijdens zijn zoektocht werd hij geconfronteerd met een man die had getracht al zijn sporen uit te wissen: tot twee keer toe liet Gemmeker, met de geallieerden in zicht, de kampadministratie vernietigen, persoonlijke correspondentie ontbrak en na de oorlog had hij zelfs de compromitterende foto’s uit het familiealbum gescheurd. Toch slaagde Van Liempt erin om dichtbij te komen: hij sprak met twee van zijn drie dochters, putte uit brieven en dagboeken van toenmalige kampbewoners, ontdekte in Duitse archieven twee nooit openbaar gemaakte gerechtelijk vooronderzoeken en ging langs bij de onderzoeksrechter die dertig jaar na het einde van de oorlog vergeefs had getracht om Gemmeker alsnog voor zijn daden te laten boeten.
Tweeënhalf jaar had de voormalige Gestapo-medewerker de leiding over die troosteloze plek op de Drentse hei, ingericht als laatste station voor alle Joden die uit de samenleving moesten worden verwijderd. Daar leefde hij als ‘de koning van een klein koninkrijk’, in een luxevilla met een Aga-cooker en vijf slaapkamers, waar hij met zijn maîtresse sliep in het mahoniehouten ameublement dat ze samen in Den Haag hadden uitgezocht. En elke week klonk ’s morgens vroeg over het kampterrein de gil van de stoomfluit, die in de barakken verderop tot grote radeloosheid leidde.
Op de unieke filmbeelden van de Joodse fotograaf Rudolf Breslauer zien we Gemmeker in mei 1944 langs de trein paraderen, terwijl zijn hond om hem heen dartelt en zevenhonderd wanhopige ouders, kinderen, ouden van dagen en zieken op een overvol perron in een veewagon worden gepropt.
Van Liempt heeft in zijn verhaal over de commandant ook verhalen van zijn slachtoffers opgenomen, kampbewoners die vanwege een futiliteit door Gemmeker persoonlijk op straftransport werden gesteld en dat niet overleefden: de verpleger bijvoorbeeld die, onhandig manoeuvrerend met een bos hout op zijn schouder, de commandant niet op de juiste wijze groette, of de Joodse arts die het in de chaos van het transport waagde om een opmerking te maken over ‘de beschaafde wereld’. Van Liempt zegt: ‘Ik vond dat ik ook het effect van zijn daden moest benoemen. Zo heb ik willen aantonen wat een ongelooflijk doortrapte schoft het was.’
Na de oorlog werd Gemmeker in Assen veroordeeld, maar medeplichtigheid aan massamoord werd hem niet ten laste gelegd. Zes jaar na de bevrijding was hij weer thuis in Düsseldorf, waar hij verkoper werd in een sigarenzaak, tekenend misschien wel voor een man die zijn rol in de geschiedenis graag als onbeduidend afdeed.
Foto uit het politiearchief, gemaakt na de arrestatie in mei 1945 Foto: Archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork/NIOD
Wist hij wat er gebeurde in de kampen in Polen? Dat was de vraag die Van Liempt in zijn boek graag had willen beantwoorden. Direct bewijs vond hij niet. Wel ontdekte hij hoeveel moeite er na de oorlog in Duitsland is gedaan om Gemmeker, die in 1982 overleed, alsnog te vervolgen voor deelname aan genocide. Tot een rechtszaak kwam het nooit. En met alle kennis die hij als biograaf verzamelde, zegt Van Liempt, voelt dat 74 jaar na de bevrijding als ‘onaanvaardbaar en onrechtvaardig’.
Hij had niks van een mof, meer iets van een Engelse sportman, zeiden Joodse kampbewoners. Wat was het voor man?
‘Bauernschlau noemde zijn dochter hem: boerenslim. Een intellectueel was het niet. De enige brief van zijn hand die bewaard is gebleven, vond ik in zijn SS-dossier: het was een schets van zijn levensloop, een gortdroge opsomming van feiten, niveau lagere school. Toen er in het kamp een groep Joodse intellectuelen aankwam, zag je bij hem jaloezie ontstaan. Die mensen waren hem ver de baas, dat had hij door en daarom ging hij ze vernederen door ze hun schoenen te laten poetsen en dat persoonlijk te gaan controleren.
‘Hij had een extreme hang naar tucht en discipline, accepteerde daarop geen enkele inbreuk en dat maakte hem de ideale uitvoerder. Een man die geen vragen stelde aan de leiding, die voortdurend bezig was om kritiek te voorkomen. Hij wilde daar niet weg, hij had er alles: een geweldig huis, eten en drinken in overvloed en een maîtresse. En hij genoot van zijn macht, vlak na zijn aantreden zette hij op schrift hoe de kampbewoners hem precies moesten groeten. Wat is er met je aan de hand als je je eigen groetplicht gaat zitten opschrijven?
‘Maar een typische SS’er was hij inderdaad niet, en dat maakte dat sommige overlevenden later zeiden: we hadden het slechter kunnen treffen. Mede daarom is hij na de oorlog zo mild gestraft.’
Het interieur van de villa van kampcommandant Gemmeker Foto: Archief Herinneringscentrum Kamp Westerbork/NIOD
Misschien is dat ook zo, dat het erger had gekund?
‘Dat is een lastige vraag, ik denk dat juist de aanpak van Gemmeker erger is geweest. Hij was bedrieglijk, als het kamp zelf. Westerbork, met zijn cabaretvoorstellingen en zijn ziekenhuis met 1.800 bedden, was een monument van misleiding. Etty Hillesum, vermoord in Auschwitz, omschreef Gemmeker in haar dagboek als de man die de Joden naar Polen lachte. Van zichzelf wilde hij graag het beeld vestigen van een gentleman, maar de meeste gevangenen in Westerbork voelden aan dat zij het slachtoffer waren van een doortrapte man. Hij was kil en koelbloedig.’
Waarom was hij zo correct?
‘Hij had de opdracht gekregen om de Joden ordelijk de treinen in te krijgen en dat heeft hij opgelost door beschaafd en rustig te zijn. Althans, als iedereen keek. Als niemand keek, viel hij uit zijn rol.’