REPORTAGE EINDE AAN SANCTIES

‘Terreurstaat’ of niet: hij zet alles op alles om onze piepers naar Soedan te halen

Meer dan twintig jaar ging Soedan gebukt onder internationale sancties. De sympathie van hun machthebbers voor Al Qaida trof de Soedanese bevolking hard. Pas eind vorig jaar schrapten de VS het predicaat ‘terreurstaat’. Nu durven de Soedanezen weer te dromen. Zo ook Mohammed Saleh, die handelt in Nederlandse pootaardappelen.

In zijn kantoor in Omdurman, een stoffige, verveloze stad naast de Nijl in Soedan, met als enige hoogbouw minaretten, denkt Mohammed Saleh met genoegen terug aan de ­Libelle Zomerweek van 2013 in­ ­Almere. De 58-jarige Saleh heeft zelfs nog een exemplaar van het glossy tijdschrift dat toen werd uitgegeven. Het ligt op hetzelfde glazen bijzet­tafeltje als zijn bidkralen. Wat het ­magazine voor hem zo aantrekkelijk maakt? Lachend: ‘Er staat een artikel in over de promotie van aardappelen.’

nieuwsbrief

Saleh, een aardappelfanaat, is al bijna twintig jaar een cruciale schakel in de invoer van Nederlandse pootaardappelen in Soedan. Dat is geen geringe klus, want verreweg het meeste pootgoed in Soedan komt uit de polder. Vorig jaar ging het om ruim 5.000 ton, meer dan wat andere landen in sub-Sahara-Afrika importeerden vanuit Nederland, zo blijkt uit cijfers van de Nederlandse Aardappel Organisatie. Voor Nederland, de grootste exporteur van pootgoed ter wereld, is 5.000 ton trouwens een peuleschil.

Tijd voor gebed, in de schaduw van een van de fabriekshallen.

Saleh moet in zijn sleutelpositie wel hard knokken. Hij mag in Soedan dan zo ongeveer synoniem staan voor aardappelen – hij groeide zelfs op tussen de piepers, op de aardappelplantage van zijn vader nabij de Nijl – maar als distributieagent van de firma Agrico uit de Noordoostpolder ondervindt hij de gevolgen van de handelssancties waaronder Soedan jarenlang gebukt ging.

Zo heerst er in de ingestorte economie van het land een zwaar tekort aan harde valuta. En Saleh moet zich in de raarste bochten wringen om geld over te maken naar zijn zakenpartners in Nederland. ‘De handelssancties hebben zakendoen hier zo ontzettend moeilijk gemaakt’, verzucht hij, ‘ze beroofden een hele generatie Soedanezen van kansen.’

De sancties werden in 1997 ingesteld door de Verenigde Staten, wegens de steun van de Soedanese machthebbers aan Osama bin Laden en zijn terreurnetwerk Al Qaida. Amerikaanse bedrijven mochten geen transacties meer verrichten met Soedan; voor Soedanezen werden dollars letterlijk iets ongrijpbaars. Europese banken trokken even­eens hun handen van het land af. Soedan werd net zo’n grote paria als Iran en Noord-Korea.

De Amerikanen beëindigden hun embargo in 2017 toen ze voldoende vooruitgang hadden bespeurd. Maar omdat Soedan nog wel het predicaat ‘terreurstaat’ hield, bleef internationaal zakendoen erg moeilijk. Het predicaat verdween uiteindelijk op 14 december 2020, nadat dealmaker Donald Trump Soedan zover had gekregen Israël te erkennen.

De opluchting was enorm: Soedan kan zich dankzij de historische doorbraak richten op ‘nieuwe horizonten’, op aansluiting bij het mondiale geldsysteem, op een economische herstart na jaren van diepe misère, zo schreef de krant Sudanese Voice extatisch. Geld zal ‘spontaan’ binnenstromen, grote investeringen zullen ‘onmiddellijk’ beginnen.

Een lading pootaardappelen wordt uitgeladen.

Saleh weet onderhand wel beter, zo vertelt hij in zijn kantoor, waar hij koffie zet met een pak Douwe Egberts en een filter van Albert Heijn. Natuurlijk, zegt hij, door de afschaffing van de sancties hebben Soedanezen ‘grote hoop’ gekregen. ‘Maar wie denkt dat Soedan er van vandaag op morgen bovenop komt, snapt het niet. Het gaat heel lang duren, als het al lukt.’

Economische crisis

Voorlopig beleeft Soedan de grootste economische crisis sinds jaren. De situatie is in veel opzichten zelfs nog slechter dan onder het regime van Omar al-Bashir, de dictator die in 2019 na een volksopstand werd vervangen door een bestuur van burgers en militairen. Volgens Ebaidalla Mahjoub, econoom aan de universiteit van Khartoem, de hoofdstad van Soedan, is de inflatie in dertig jaar niet zo erg geweest. ‘De inflatie is nu meer dan 300 procent. Soedanezen hebben moeite om eten te betalen, de armoede neemt toe’, aldus Mahjoub.

Hij wijst ter verklaring naar het wanbestuur van het Bashir-regime en naar de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan, dat na zijn afscheiding van Soedan in 2011 zeggenschap kreeg over de tot dan toe gezamenlijk bestierde, lucratieve olievelden. De erfenis van de handelssancties tegen Soedan speelt eveneens een grote rol, zegt Mahjoub. ‘Juist de afschaffing van de sancties leidt op de korte termijn tot nog meer pijn.’ De nieuwe regering van Soedan voert namelijk harde bezuinigingen door om in aanmerking te komen voor de brood­nodige schuldverlichting en leningen van donorinstanties.

De loods waar de Nederlandse pootaardappels worden opgeslagen.

Saleh ondervindt de effecten van de jarenlange sancties nog elke keer als hij geld moet betalen aan zijn leverancier Agrico in Nederland. ‘Ik moet een omweg vinden’, zo begint hij aan zijn uitleg die duidelijk maakt hoe ingewikkeld het voor Soedanezen is om transacties te doen die elders de normaalste zaak van de wereld zijn. ‘Wat we doen, is dat ik van Agrico pootaardappelen krijg, met de afspraak dat ik er pas voor hoef te betalen wanneer ik ze heb doorverkocht in Soedan. Van de Soedanese ponden die ik verdien, moet ik euro’s of dollars zien te kopen om daarmee Agrico te betalen. Omdat er in het formele geldsysteem in Soedan een groot gebrek aan harde valuta is, koop ik die valuta op de zwarte markt. Bijvoorbeeld bij een Soedanees bedrijf dat goederen exporteert en een kantoor in Dubai heeft, en daar dollars of euro’s verdient. Dat bedrijf in Dubai betaal ik vervolgens om de harde valuta naar de bank in Nederland te sturen.’

Speurtocht in de polder

Aan het omwisselen van zijn zwakke Soedanese ponden op de zwarte markt is Saleh veel geld kwijt – hoeveel wil hij niet zeggen. ‘Maar afgelopen jaar heb ik een flink verlies geboekt.’ Uiteraard hoopt hij dat het internationaal betalingsverkeer met Soedan zo snel als mogelijk normaliseert. Maar zijn band met ­Nederland kan een stootje hebben. In de jaren negentig vroeg hij in Nederland asiel aan, nadat hij Soedan was ontvlucht omdat hij banden had met de oppositie. Hij kreeg een verblijfsvergunning. Zijn vader in Soedan vroeg hem of hij niet op zoek kon gaan naar goede kwaliteit pootgoed om terug naar huis te sturen. Via een speurtocht door de polder (‘Ik herinner me Hazerswoude en De Lier, maar ook de Hema in de Linnaeusstraat in Amsterdam’) kwam Saleh terecht bij Agrico, in Emmeloord. Met hen kwam hij overeen dat hij distributieagent in Soedan zou worden. Later verhuisde Saleh terug naar zijn geboorteland. ‘Ik kon niet voorgoed wegblijven, dan zou mijn hart breken, ik heb kinderen in Soedan.’

Tussen Nederland en Soedan bestaat al veel langer een innige aardappelrelatie. Een halve eeuw geleden al bevorderde Den Haag de export naar het Afrikaanse land. Het woestijnachtige Soedan heeft voor zijn voedselvoorziening baat bij aardappelkweek want, zo was de gedachte, daarvoor is minder water nodig dan voor de productie van bijvoorbeeld rijst.

Aardappelboeren in Soedan concentreren zich van oudsher rond de Nijl, waar natuurlijke irrigatie mogelijk is. Om de gewassen beter te beschermen tegen ziekten, komen hoogwaardige, in Nederland veredelde aardappelrassen van pas. Den Haag subsidieerde de export van pootgoed óók om Nederlandse firma’s internationaal op de kaart te zetten.

Saleh grinnikt als de Nederlandse aanpak ter sprake komt: ‘Nederlanders zijn slim. Laat me duidelijk zijn: jullie pootgoed is van hoge kwaliteit. Maar dat Nederland de markt in Soedan domineert, komt ook door jullie steun aan het eigen bedrijfsleven.’

Saleh voor een poster van Agrico die refereert aan de Spaanse Armada, een vloot uit de zestiende eeuw.

Maar Saleh, die inmiddels tien landgenoten op de loonlijst heeft staan, profiteert er zelf ook van. Dat hij tijdens het sanctieregime tegen Soedan zijn handel zelfs een tijdlang wist uit te breiden, heeft hij mede te danken aan Nederlandse subsidie. Omdat de toevoer van pootaardappelen niet verboden was onder de sancties – met aardappelen bouw je niet zo snel een wapen­fabriek – kon Saleh tien jaar geleden geld aanvragen voor de bouw van een opslagloods in Omdurman.

Het is in dit bruine pand van twee verdiepingen, met in de donkere opslagruimte stapels houten kratten van het Woensdrechtse palletbedrijf Van der Pol, dat Saleh nu kantoor houdt. De kosten voor de aanleg, een paar honderdduizend euro, brachten Saleh en Agrico samen bij elkaar.

Uiteraard zijn er de ‘gebruikelijke’ obstakels. Zo is de stroom in Soedan flink duurder geworden, terwijl die eigenlijk steeds vaker uitvalt. Dit leidt tot problemen met koelcellen. ‘Ik moet vaker overschakelen op dieselgeneratoren, maar ook diesel is duurder geworden’, legt Saleh uit. ‘Soms lukt het niet om mijn koelcellen aan te houden en moet ik een deel van mijn product weggooien.’

Dagloners brengen de nieuwe lading pootaardappelen naar de loods.

Naast de opslagloods in Omdurman beginnen jonge dagloners juten zakken van 50 kilo per stuk uit een rood-witte vracht­wagen te halen die – aan de opdruk te zien – ooit rondreed namens een firma in Hillegom. Er is net een lading van 4.500 ton pootgoed uit Nederland binnengekomen.

De lading is over de weg vervoerd vanaf de 850 kilometer verderop gelegen haven van Port Sudan, waar het naartoe was gebracht per schip vanuit Harlingen.

Overal op het terrein van Mohammed Saleh zijn er verwijzingen naar Nederland.

Het transport had door de coronacrisis dit keer meer voeten in de aarde. ‘Normaal gaan de pootaardappelen in zeecontainers. Daarvan zijn er minder beschikbaar sinds corona de wereldwijde scheepvaart heeft verstoord. Dit keer gingen de poters in bulk en daar komt meer laad- en loswerk bij kijken.’

Het pootgoed zal worden vervoerd naar ongeveer honderd klanten, ­eigenaren van aardappelplantages in Soedan. Een deel van de lading is voor Saleh zelf, die ook aardappelen voor de consumptiemarkt in Soedan probeert te kweken – al ondervindt hij ook daarbij de gevolgen van de jarenlange sancties.

Aardappelveld

Salehs aardappelveld ligt zo’n 20 kilometer van de opslagloods af. Het stoffige, zonovergoten landschap is nagenoeg leeg. Tegenover de ingang van de plantage staan wat huisjes van leem, daar neergezet door ontheemden uit de West-Soedanese regio Darfur.

Het aardappelveld van Mohammed Saleh. 

Op de aardappelplantage staat de productiehal er onafgebouwd bij. De gewenste koelmachines uit Nederland laten op zich wachten. ‘Ik ben drie jaar geleden begonnen met bouwen, maar de financiering voor de invoer van materiaal is moeilijk te regelen.’ Wel heeft hij er een tweedehands roterende irrigatiemachine op de kop getikt, een zogeheten pivot. Door gebrek aan opslagruimte voor de gerooide aardappelen kan Saleh vooralsnog slechts de helft van zijn landbouwgrond benutten.

Alles overziend verfoeit Saleh de twintig jaar lange handelsboycot tegen Soedan. ‘We hebben zo veel tijd verloren. Het is droevig. Ik verwijt het de vorige heersers in Soedan en ik verwijt het de Amerikanen. Ik was tegen ons vorige bewind, maar wat de Amerikanen deden, een heel land straffen, was oneerlijk.’

nieuwsbrief