REPORTAGE MIJNWINNING

Onder de gesloten mijnen in Cornwall wacht 700 miljoen pond aan lucratieve metalen

Voor het Engelse graafschap Cornwall gloort twee decennia na de sluiting van de laatste mijn een wederopstanding. Een bedrijf heeft vergaande plannen om lithium, onmisbaar voor elektrische auto’s, uit de grond te halen – op duurzame wijze. Eigen grondstoffen zouden het Verenigd Koninkrijk helpen na de Brexit.

Op een drassig weiland bij het gehucht Crofthandy loopt Lucy Crane de nieuwe welvaart van Cornwall tegemoet. ‘Stel je er niet te veel van voor’, zo dempt de geoloog de verwachtingen. Bij een buisje dat uit het gras steekt, stopt ze. ‘Daar is het’, zegt ze, ‘het gaat een kilometer diep de grond in, zo diep als de Burj Khalifa. Wat we bij het boren aantroffen was verbluffend. Het grondwater is rijk aan lithium. En het zit ook in het graniet, ver onder onze voeten.’ Ze toont een opgegraven steen die begint te glinsteren als ze er water overheen sprenkelt. Haar ogen glunderen.

nieuwsbrief

  • Geoloog Lucy Crane.

  • De mijninstallatie die een kilometer diep de grond in gaat. 

Het zilverwitte alkalimetaal is een zegen voor het zuidwestelijke graafschap, de voet van Engeland waar nog steeds gerouwd wordt om de teloorgang van de tin- en kopermijnen. De mijnbouw gaat hier vierduizend jaar terug. Er zijn zeker drieduizend mijnen in gebruik geweest en onder de grond ligt 480 kilometer aan tunnels, deels onder de zeebodem. Aan het einde van de vorige eeuw sloot de laatste mijn, die van South Crofty, iets ten westen van Redruth. De waarde van tin op de wereldmarkt was te laag geworden. Winning in het Verre Oosten was bovendien goedkoper.

Voor het keltische graafschap was deze teloorgang een drama, zowel economisch als moreel. De andere belangrijke industrie, visserij, is de afgelopen decennia eveneens gedecimeerd. Van de 150 bootjes die tegenwoordig in de havens van pittoreske vissersplaatsjes als Mousehole en Padstow liggen, zijn er 149 bestemd voor de pleziervaart. De economie is grotendeels afhankelijk geworden van het toerisme, zeker ook de ruige noordkust waar de vervallen tin- en kopermijnen met hun elegante schoorstenen doen denken aan Pompeii.

Langs de Engelse noordkust staan verschillende verlaten mijnen.

Aan deze afhankelijkheid kleven nadelen. Dit jaar maakte de coronacrisis duidelijk hoe kwetsbaar de sector is. Er zijn ook fundamentele problemen. Het werk dat de toerismesector verschaft is matig beloonde seizoensarbeid, vaak op basis van nulurencontracten. Voor jongeren zijn deze inkomens bij lange na niet genoeg om een woning te kopen. Bijkomend nadeel: omdat veel rijke Londenaren hier een tweede woning hebben gekocht, is de waarde van vastgoed flink gestegen. De stijging zal alleen maar doorzetten nu thuiswerken ingeburgerd raakt. Welke thuiswerker wil niet in dit magische graafschap wonen?

Terwijl de kust gekoloniseerd is door toeristen, is er landinwaarts veel armoede, vergelijkbaar met de voormalige mijnwerkersstreken van Zuid-Wales en het noorden van Engeland. In plaatsen als Redruth en Camborne doen alleen de vervallen fabrieksloodsen denken aan de tijd waarin hier drilboren en pompmachines werden gemaakt. Het was in Camborne waar de uitvinder Richard Trevithick in 1801 zijn stoomvoertuig liet rijden, de Puffing Devil. In dit stadje staat nu een van de grootste voedselbanken van Engeland, een plek die werk biedt aan zeventig vrijwilligers. Van de beloofde kenniseconomie is weinig terechtgekomen.

De coronacrisis legde de kwetsbaarheid van de toerismesector in Cornwall bloot. 

Voor een sprankje hoop zorgt de 132 jaar oude Camborne School of Mines. Alumni van dit gerenommeerde instituut, dat samenwerkt met de TU Delft, hebben overal ter wereld in de mijnbouw gewerkt, van Mexico tot Maleisië. Een van de alumni is Jeremy Wrathall, een mijningenieur die 25 jaar lang heeft gehandeld in grondstoffen. Nu is hij teruggekeerd naar Cornwall met als doel lithium uit de grond te halen. Het doet denken aan het verhaal van Ross Poldark, de hoofdpersoon uit een romanreeks en populaire televisieserie die eind 18de eeuw naar Cornwall terugkeerde om de mijn van zijn familie een nieuw leven in te blazen.

‘Het was alom bekend dat er lithium in de grond zit. Vier jaar geleden kwam ik op het idee om het te gaan ontginnen, na een gesprek met een een vriend’, zegt Wrathall. ‘Dat is interessant omdat de opkomst van elektrische auto’s flink zal toenemen en daarmee de vraag naar lithium.’ Een jaar of vijf geleden verliet hij de beurs om het bedrijf Cornish Lithium op te zetten. Jarenlang heeft hij in de archieven gezeten, om via oude kaarten en plattegronden na te gaan wat de mogelijke locaties zullen zijn. Tevens benaderde hij de rijke landeigenaren om afspraken te maken over boringen en mineraalrechten.

De meest voor de hand liggende locatie om te beginnen was de oude kopermijn bij Crofthandy, nabij Redruth. Zijn medewerker Lucy Crane, een andere alumnus van de School of Mines, wijst op een met klimop begroeide ruïne, een reliek uit de tijd dat dit het duurste stukje grond ter wereld was. ‘Op deze plek werd in 1864 voor het eerst lithium aangetroffen, in een heetwaterbron’, zegt ze. ‘Een scheikundige van King’s College, professor Miller, was zo enthousiast dat hij zelf poolshoogte kwam nemen. Met de ontdekking werd niets gedaan, simpelweg omdat lithium toen nergens voor kon worden gebruikt. Nu is het onmisbaar voor batterijen.’

De meeste lithium wordt gedolven in Zuid-Amerika en Australië, om vervolgens te worden verwerkt in China. Er zijn toenemende zorgen over waterverspilling, milieuvervuiling en gevolgen voor inheemse volken. ‘Wij willen het op een milieuvriendelijke manier uit de grond halen’, zegt Wrathall, ‘en dat is goed ­mogelijk tegenwoordig.’ Met interesse kijkt Cornish Lithium naar Californië, waar de superinvesteerder Warren Buffett en zijn goede vriend Bill Gates onderzoek doen naar moderne extractiemethoden. Over drie jaar, schat Wrathall, komt de productie op gang.

De koper- en tinmijn dient nu als een museum.

De Cornishe lithiumreserves, die een hoge kwaliteit blijken te hebben, zullen op den duur genoeg zijn om eenvijfde van de Britse auto’s op te laten rijden. ‘Na de Brexit is het belangrijk dat we maximaal gebruik maken van onze eigen grondstoffen’, zegt hij, ‘weer gaan produceren. In de Londense City wordt geïnvesteerd in buitenlandse mijnbouw, maar niet in de eigen. Dat is vreemd.’ Om geld op te halen heeft Wrathall twee keer een beroep gedaan op crowdfunding, waar respectievelijk 1,5- en 5 miljoen pond is opgehaald, meer dan gehoopt.

Interessant daarbij is dat 15 procent van het geld is opgebracht door mensen uit Cornwall zelf. De lithiumwinning is weliswaar minder arbeidsintensief dan de mijnbouw van weleer, maar zal voor enkele honderden banen zorgen, plus indirecte werkgelegenheid. ‘Mijnbouw zit in het dna van de Cornish,’ zegt Crane, ‘het idee van een eerlijke boterham verdienen. Dat is hier door de jaren heen moeilijker geworden.’ Het doet denken aan de opmerking van een Cornishe jongeman in een documentaire over het leven in hedendaags Cornwall: ‘Er zijn wel banen, maar geen carrièremogelijkheden.’

De gesloten en gerestaureerde Levantmijn aan de kust in Pendeen.

Bij het in kaart brengen van de lithium­voorraden kijken Wrathall en zijn team van geologen ook naar tin, koper en kobalt. Hoewel er al sinds het Bronzen Tijdperk wordt gemijnd zit er immers nog genoeg in de bodem. Bij de South Crofty-mijn, gelegen tussen Camborne en Redruth, heeft Cornish Metals aan de hand van proefboringen ontdekt dat de kwaliteit hoog is. De stijgende prijs van soldeertin, de lijm in elektronische apparatuur, zal heropening lucratief maken. Er ligt voor ongeveer 700 miljoen pond aan metalen in de bodem. De heropening, gepland voor het komende jaar, zou 100 miljoen kosten en honderden banen opleveren.

‘De tekenen zijn hoopgevend en de herleving van de mijnbouw zou geweldig zijn voor de regionale economie’, zegt Deborah Reeve, burgemeester van Redruth, ‘maar het is belangrijk dat het op een duurzame wijze gaat plaatsvinden.’ Hoe belangrijk de mijnbouwgeschiedenis is in deze streek blijkt uit Reeve’s nevenfunctie. Ze blijkt secretaris-generaal te zijn van de Redruth - Real del Monte Twinning Association, een groepering die de historische band tussen twee mijnwerkerssteden uit Cornwall en de Mexicaanse provincie Hidalgo in stand houdt.

  • Oud-mijnwerker Steve Howis

  • Mo Orchard in het kantoortje van de oud-mijnwerkers. 

Deze wederopstanding van de mijnbouw leidt tot enthousiasme bij de oud-mijnwerkers die nu, als gidsen bij de Geevor-mijn, in de toerisme-industrie zijn beland. Met plezier praten ze over het opblazen van de granieten wanden door er diepe gaten in te drillen en deze te vullen met explosieven. ‘Het was keihard werk, dat voldoening gaf’, zegt Steve Howis. ‘Iedereen werkte onder de grond en het gevaar zorgde voor een hechte band, voor broederschap. Na de sluiting ging ieder zijn weg. De een ging in Canadese mijnen werken, de ander bleef hier als klusjesman of bouwvakker.’

In hun kantoortje hangt naast een foto van Che Guevara de vlag van Cornwall, een wit kruis, de tin, op een zwart vlak, de aarde. ‘Onze patroonheilige, Sint-Piran’, zegt Mo Orchard, wiens mondkapje de geel-zwarte motieven van de Cornishe tartan heeft. Hij is dertig jaar na dato nog altijd boos over de sluiting van de mijnen. ‘Ze hadden op z’n minst een paar mijnen open moeten houden, voor het strategische belang’, zegt Orchard. ‘Er zit nog genoeg in de grond, zeker onder zee.’ Orchard, die zowel Cornish als Latijn blijkt te spreken, pakt pen en papier, en tekent als een ingenieur hoe tin en koper kunnen worden gewonnen.

‘De vraag is nooit geweest of de mijnen weer opengaan’, weet hij, ‘maar wanneer dat gebeurt.’

nieuwsbrief