ANALYSE 10 jaar zuid-soedan
Is de Zweedse oliereus schuldig aan massamoord en verkrachting in Zuid-Soedan?
Zuid-Soedan, het jongste land ter wereld, bestaat vandaag tien jaar. Maar nog altijd sterven er mensen door oorlogsgeweld. Een belangengroep wil het Zweedse olieconcern Lundin nu verantwoordelijk stellen voor zijn aandeel in de oorlogsmisdaden.
Miljoenen burgers werden uit hun dorpen verjaagd door meedogenloze soldaten en milities in de ellenlange burgeroorlog in Soedan. Met moord, brandstichting en andere gruwelijke terreurdaden werden in de jaren negentig zo grote delen van het olierijke zuiden van Soedan compleet ontvolkt. Kan een Zweeds oliebedrijf dat destijds in het gebied opereerde, nu medeverantwoordelijk worden gehouden voor de oorlogsmisdaden?
Dat is de vraag die predikant James Ninrew (61) vandaag bezighoudt op de tiende verjaardag van Zuid-Soedan, het jongste land ter wereld. De gereformeerde kerkleider ziet weinig reden voor een feestje. ‘We zijn er als Zuid-Soedanezen totaal niet in geslaagd om onze eigen verwachtingen van rond de onafhankelijkheid waar te maken’, zo verklaart Ninrew over de telefoon vanuit Djoeba, de hoofdstad van Zuid-Soedan. ‘Integendeel zelfs, elke dag nog sterven er mensen door oorlogsgeweld.’
Ninrew herinnert zich de ongekende euforie die er heerste op de historische, 9de juli van 2011. Dronken van geluk vierden inwoners van Zuid-Soedan hun zwaarbevochten onafhankelijkheid. Het jongste land van Afrika was voortgekomen uit de langste burgeroorlog op het continent. Tussen 1956 en 1972, en van 1983 tot 2005, streden rebellengroepen in het overwegend zwarte zuiden van Soedan tegen soldaten en milities van de regering uit het ‘gearabiseerde’ noorden. Na bijna 3 miljoen doden konden de zuiderlingen in 2011 eindelijk afscheid nemen van discriminatie en onderdrukking.
Maar nog geen twee jaar later barstte onderling de strijd los. De rivaliteit tussen de president van Zuid-Soedan, Salva Kiir, en de voormalige vicepresident, Riek Machar escaleerde tot een oorlog die meer dan 400 duizend Zuid-Soedanezen het leven heeft gekost. Vier miljoen Zuid-Soedanezen sloegen op de vlucht, dat is één op elke drie inwoners. Na eindeloze vredesonderhandelingen zijn de allerergste gevechten geluwd, maar links en rechts opereren nog allerlei milities, ‘zelfverdedigingsgroepen’ en veedieven. Zuid-Soedan, toch al een van de minst ontwikkelde landen, ligt in duigen. Volgens de denktank International Crisis Group heeft Zuid-Soedan een complete ‘reset’ nodig.
Wat predikant Ninrew betreft begint dit met genoegdoening. Hij is een drijvende kracht achter pogingen om het Zweedse oliebedrijf Lundin in de beklaagdenbank te krijgen wegens betrokkenheid bij oorlogsmisdaden in Ninrews thuisregio. Behalve op een veroordeling, hoopt Ninrew op schadevergoeding voor een groep slachtoffers die hij vertegenwoordigt. Het is een unieke zaak volgens deskundigen: vervolging voor internationale misdrijven zoals massamoord, plundering of systematische verkrachting treft immers meestal krijgsheren, rebellenbazen of jihadistenleiders uit exotische oorden – niet bedrijfleiders uit boardrooms in Europa.
Zijn opponent Lundin staat in Zweden vooral bekend om de winning van olie en gas voor de kust van buurland Noorwegen. De zaken gaan niet slecht: op de effectenbeurs van Stockholm is Lundin ongeveer 85 miljard Zweedse kronen waard, omgerekend ruim 8 miljard euro.
Minder bekend is dat Lundin op 6 duizend kilometer afstand van de Stockholmsbörsen bewust zou hebben geprofiteerd van moordende soldaten en milities. Tenminste, dat is wat Ninrew wil bewijzen: volgens hem kon Lundin bij hem in de buurt naar olie komen boren omdat regeringssoldaten die er voor de ‘veiligheid’ moesten zorgen, samen met milities onschuldige burgers in het concessiegebied aanvielen en verjoegen. ‘Door ondanks deze overduidelijke misstanden verder te gaan met werken, heeft Lundin zich zelf ook schuldig gemaakt’, zo betoogt Ninrew.
De kwestie dateert van vóór de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan. Toen Lundin tussen 1997 en 2003 in de regio actief was, vormden Soedan en zuidelijk Soedan nog officieel één land. Maar volgens Ninrew is een eventuele rechtszaak in Zweden ook relevant voor het onderhand zelfstandige Zuid-Soedan, want olie is daar tot op de dag van vandaag een bron van conflict: ‘Een strafzaak kan afschrikwekkend werken naar andere internationale bedrijven die denken dat ze hier kunnen doen wat ze willen’, denkt hij. ‘Hun koloniale manier van denken, moet stoppen. Bedrijven dienen mensenrechten te respecteren.’
De beschuldigingen staan ook in een rapport uit 2010 dat voor de Zweedse justitie aanleiding was om een officieel onderzoek in te stellen. Ninrew bundelde samen met een groep Europese ngo’s onder leiding van de Nederlandse vredesorganisatie Pax Christi allerhande documentatie, uiteenlopend van getuigenissen en satellietfoto’s tot eerdere informatie van organisaties als Human Rights Watch en Christian Aid. Hun conclusie luidt dat in het concessiegebied ‘Block 5a’, waarin Lundin leiding gaf aan een consortium met oliefirma’s uit Maleisië, Oostenrijk en Soedan, ongeveer 12 duizend doden vielen. Bovendien zouden 160 duizend mensen ontheemd zijn geraakt en 40 duizend hutten zijn verwoest.
Voorts zou Lundin het risico hebben genomen om met zijn activiteiten de kas te spekken van de oorlogszuchtige Soedanese regering, zo stelt Ninrew. De International Crisis Group zegt dat Soedan rond de bewuste periode inkomsten uit de olieindustrie gebruikte om zijn wapenaankopen te ‘verdubbelen’, waarbij overigens geen concreet verband wordt gelegd met Lundin. Ninrew trekt niettemin een stevige conclusie: ‘Lundin maakte zichzelf medeplichtig aan geweld door een tijdlang aanwezig te zijn ondanks overduidelijke misstanden.’
Lundin ontkent dit in alle toonaarden. ‘Lundins activiteiten in Soedan waren normale zakenactiviteiten’, zo valt te lezen op een website die het bedrijf speciaal voor zijn verweer in het leven heeft geroepen. ‘Lundin heeft niks verkeerds gedaan.’
Het bedrijf zegt dat het juist heeft bijgedragen aan de ontwikkeling in het oliegebied, door bijvoorbeeld scholen te bouwen en waterputten te slaan. Bovendien zou Lundin allesbehalve blind zijn geweest voor de omstandigheden waarin de firma opereerde: toenemende claims over een verband tussen Lundins activiteiten en de conflictsituatie in het zuiden van Soedan droegen bij aan het besluit om het aandeel in ‘Block 5a’ in 2003 te verkopen, zo stelt Lundin in een uitgebreide toelichting op zijn tijd in Soedan.
Vrouwen die behoren tot de religieuze en etnische Murle-minderheid staan in de rij voor voedsel dat wordt uitgedeeld door de VN in Gumuruk, Zuid-Soedan. Foto: AFP
De kern van de hele zaak is dat er een overtuigend verband moet worden aangetoond tussen de activiteiten van Lundin en de gewelddadigheden in het zuiden van Soedan, zegt Miriam Ingeson, rechtsgeleerde van de universiteit van het Zweedse Uppsala. Zij noemt dit ‘ingewikkeld’. Eén beschuldiging is bijvoorbeeld dat het olieconsortium waarvan Lundin deel uitmaakte, een weg bouwde die vervolgens door Soedanese soldaten werd gebruikt om dorpen aan te vallen. ‘Ben je aansprakelijk als iemand anders naderhand jouw werk gebruikt om een misdrijf te begaan?’, zo vraagt Ingeson zich af. Het hangt er volgens haar mede van af of Lundin een redelijk vermoeden kon hebben van wat er zou gaan gebeuren met de weg.
Komt het in Zweden tot een rechtszaak, dan heeft die volgens Ingeson een ‘enorme’ juridische betekenis. Twee topfiguren van Lundin moeten dan waarschijnlijk voor de rechter verschijnen: Alex Schneiter, de voormalige directeur, en Ian Lundin, de voorzitter van de raad van bestuur. Hij is tevens een zoon van de grondlegger van Lundin, de inmiddels overleden Adolf Lundin.
Dat de twee topmannen in 2016 reeds werden aangemerkt als ‘verdachten’, laat volgens Ingeson zien dat de afdeling internationale misdrijven van het Zweedse OM de zaak serieus neemt. Justitie moet nu gaan beslissen of het ook echt overgaat tot vervolging. In 2018 liet het OM overigens al weten dat de firma Lundin ook een geldstraf van 729 miljoen kronen (318 miljoen euro volgens de toen geldende koersen) boven het hoofd hangt. De mogelijke sanctie houdt verband met Lundins lucratieve verkoop van zijn omstreden belang in ‘Block 5a’ in 2003.
De Lundin-zaak past volgens deskundigen in een trend om internationaal opererende bedrijven onder het vergrootglas van de rechtspraak te leggen. Betrokkenheid van ‘economische actoren’ bij internationale misdrijven ‘komt steeds meer in de picture’, zegt hoogleraar internationaal strafrecht Harmen van der Wilt van de Universiteit van Amsterdam. In Frankrijk loopt een onderzoek tegen cementbedrijf Lafarge, dat ruim vijf jaar geleden in Syrië gewapende groepen betaalde om een fabriek met rust te laten waarna een deel van het geld bij de terroristen van IS zou zijn beland. In Nederland beval de rechter in mei Shell om zijn CO2-uitstoot te beperken, in een zaak die weliswaar niet via het strafrecht verliep, maar waarin wel gewag werd gemaakt van het belang van mensenrechten.
Egbert Wesselink, van het Nederlandse Pax, heeft goede hoop dat Lundin wordt vervolgd. Volgens hem kon Lundin ‘drommels goed’ weten dat strijders die in het concessiegebied rondliepen om de olieindustrie te beschermen, in werkelijkheid het gebied ontvolkten om zo de industrie de ruimte te geven. ‘Als bedrijf moet je dan zeggen: hier doen we niet aan mee. Zeg je dat niet, dan geef je in feite je goedkeuring en word je medeplichtig.’