‘Vrouwen die werden kaalgeschoren, met opengescheurde shirts en oranje hakenkruizen op hun borsten. NSB’ers die op straat werden bespuugd, geschopt en bekogeld met eieren. Een jongen van een jaar of 10 kreeg een halsband om zijn nek en moest als een hondje tegen een boom plassen. Ik zie hem nog staan: met zijn been omhoog getild en zijn piemeltje in zijn hand.’
Voor de Fries Jack Kooistra (toen 15) was de bevrijding geen vreugdevolle dag. ‘Ik was in mijn eentje met de trein naar Leeuwarden gereisd om daar de voertuigen en de wapens van de Canadezen te bekijken. Maar ik kwam dit tegen. Iedereen had zijn fatsoen verloren. Op een andere manier ook de geallieerden. In oorlogstijd heb ik nooit zulke beesten gezien als de Canadezen, dacht ik verward.
‘Niet dat ik nazi-gezind was of ben, mijn vader hielp het verzet. Maar ik had een andere verwachting van de geallieerden. De Duitsers leken altijd heel gedisciplineerd. Nu reden de Canadezen ons dorp binnen. Achteraan liepen militairen met een fles drank aan hun mond. Stomdronken. Later zag ik een Canadees in de berm liggen, aan het neuken met een 16-jarig meisje uit mijn klas. ‘Zijn dit onze bevrijders?’, vroeg ik me af.