De mannen uit Kessel werden opgepakt als represaille voor een incident. ‘Eerder moesten Limburgers verdedigingswerken rondom de Maas aanleggen’, legt historicus Fred Cammaert uit. ‘Ze moesten zich daarvoor melden, maar bijna niemand deed dat. Nu zeiden de Duitsers: we pakken in één dag tweeduizend mannen op en sturen ze de grens over.’
Cammaert schreef het boek Sporen die bleven over de uiteindelijke drieduizend Limburgers die bij de kerkrazzia en in de weken erna naar Duitsland werden gestuurd. Dat waren er minder dan de 52 duizend mannen die een maand later in Rotterdam opgepakt zouden worden, maar voor de dunbevolkte omgeving van Limburgse dorpen bracht het een klap. De jongste die werd meegenomen, was volgens de historicus pas veertien jaar oud, de oudste was ver in de zestig.
Bloedhonden
In Duitsland belandden de Limburgers in erbarmelijke omstandigheden, volgens Cammaert soms vergelijkbaar met concentratiekampen. ‘In de fabrieken raakten ze ondervoed, kregen ze amper slaap, vatten ze kou en kregen ze lijfstraffen. Op plekken waar suiker werd gemaakt van bieten, begonnen de mannen suiker te eten, wat leidde tot opgezette benen en voeten.’
Van de drieduizend mannen overleden er ongeveer 120. Dat van de ongeveer tachtig mannen uit Kessel alleen Lenie’s vader stierf, was in die zin een geluk van het dorp. Kesselse mannen die loopgraven hadden aangelegd, kwamen daarna soms bij boeren terecht, waar de omstandigheden milder waren.
In een uitzending van Nieuwsuur is te zien hoe de Limburgse mannen getekend werden door hun maanden in Duitsland. Vaak praatten ze er decennialang niet over. Eén van hen huilt in de uitzending als hij vertelt over de bloedhonden in een werkkamp, en de keer dat hij zo met een knuppel werd toegetakeld dat hij niet meer kon lopen.