Op haar banjo spelen doet Miep Polman-Tummers (95) al lang niet meer. Ze stopte 21 jaar geleden, toen ze naar de ouderenflat aan de bosrijke rand van Nijmegen verhuisde, vertelt ze. ‘Het is hier zo gehorig, de buren zouden gek worden van mijn getokkel.’
Ze is er inmiddels ook te oud voor. Kijkend naar haar gerimpelde, eeltloze handen, vermoedt ze dat ‘die E-snaar nu zo door mijn vingers snijdt’. Toch zal Miep de banjo nooit wegdoen. Het is een van de weinige bezittingen die niet in vlammen opgingen toen haar ouderlijk huis in Nijmegen kort na de bevrijding in brand vloog. Het was het laatste grote cadeau dat ze van haar vader kreeg, op haar 18de verjaardag in 1942.
‘Hij was mijn held, leerde me spelen. We gingen samen naar concerten, naar de film. Hij speelde liedjes van George Formby op de banjo.’ Miep laat een korte stilte vallen. Haar vader werkte in Groningen tijdens de oorlog, maar kwam elk weekend thuis. Tot Nijmegen op 20 september bevrijd werd en voor haar juist een heel angstige, onzekere periode begon. ‘Ik heb maanden gewacht, denkend dat hij thuis zou komen, maar dat is nooit gebeurd.’