‘Een grote stofwolk, lichtvlammen, herrie.’ Kees Platschorre (86) zegt dat je erbij moet zijn geweest om het je te kunnen voorstellen. Anders zul je nooit weten hoe het voelt als je met twaalf man in een kleine achterkamer zit terwijl het hele huis instort. In de nacht waarop het Zeeuwse dorp Driewegen bevrijd werd, raakte een Duitse granaat het dak van het huis waar ze schuilden. Hij voelde de klap, zag de vlammen, maar de twaalfjarige Kees had op dat moment nog geen idee hoe heftig de gevolgen zouden zijn.
‘Door het stof zag ik mijn moeder tegenover me zitten, met een granaatscherf in haar nek. Ze bloedde geweldig, had rode vlekken in haar kleren. Ik rende naar het raam om te ontsnappen, maar mijn zus bleef bewegingloos zitten, op de plek naast me op de bank.’
‘Ik wist nog niet dat ze dood was’, zegt Kees nu, aan tafel in zijn huis op zo’n drie kilometer van het verwoeste huis. ‘Van mijn moeder ook niet. Ik zag dat ze gewond was, maar dood? Hoe het precies ging nadat ik door een raam naar buiten gekropen ben, weet ik niet meer. Een andere zus zat vast onder het puin, mijn broer was kwijt. Mijn vader moest redden wat hij redden kon. Ik was veilig, maar daarna kreeg ik niet veel meer mee.’