Piet Heemskerk (87) heeft de kogel nog, zegt hij nuchter. De kogel? ‘De kogel waarmee ze mijn vader hebben neergeschoten’, voegt hij toe. ‘Volg mij maar.’
We lopen met de gepensioneerde autoverkoper naar een klein werkkamertje vol met kasten. Piets vrouw houdt zich niet graag met het verleden bezig, zegt ze, maar Piet praat graag over de oorlog en de bevrijding die hij als jongetje meemaakte.
Nu haalt hij uit een klein plastic zakje een koperkleurig stuk metaal met een scherpe punt tevoorschijn. ‘Mijn broer heeft deze jaren na die ene nacht uit de muur gepeuterd’, zegt hij in zijn seniorenappartement in het Zuid-Hollandse Lisse. ‘Ik ben een van de laatsten van het gezin die nog leeft, dus ik bewaar hem.’
Piet was die nacht wakker geschrokken van het geblaf van de hond. Het geweerschot heeft hij nooit gehoord. Het was drie dagen voor de bevrijding van bloembollendorp Lisse en de rest van Nederland. Door de kier van zijn deur zag de 12-jarige Piet twee militairen bij hen binnen, ze praatten in een onverstaanbare taal en maakten gebaren naar zijn moeder. Zij riep dat er hulp gehaald moest worden, weet Piet nog, de vreemdelingen probeerden haar te sussen. ‘Het was geen Duits dat ze spraken.’
Twee uur later zaten Piet, zijn moeder en de zeven andere kinderen om het bed van zijn gewonde vader. ‘Niemand begreep wat er die nacht gebeurd was. Dat ontdekten we later pas.’