‘Mama, mama’, riep Finy midden in de nacht. ‘Wakker worden, ik hoor Piet praten.’ Ze wist het zeker, ook al kon het natuurlijk niet. Want haar broer zat nog in Roermond, en zij in Friesland. ‘Ga nou maar slapen’, zei haar moeder half wakker terug. ‘Je droomt.’
Maar even later in die meinacht stond Finy van Helvoort toch echt oog in oog met haar broers Piet en Theo. 11 jaar was ze. Eind januari was ze met haar gezin vertrokken uit Roermond. Gedwongen, want de Duitsers hadden besloten de bevolking van de Limburgse stad, die toen in de frontlinie lag, te evacueren. Zo belandde met het gezin in Friesland. Alleen haar drie broers waren ondergedoken.
‘Mijn broers Piet, Theo en Arie zaten al jaren in het verzet en waren daarom ondergedoken’, zegt Finy in haar huis in Haelen, in de buurt van Roermond. ‘En toen stonden Piet en Theo dus opeens bij die Friese boerderij. Piet had zich aangesloten bij de Binnenlandse Strijdkrachten (hij was commandant van de sector ten zuiden van de Roer, red.) en had een auto gecharterd. Een grote wagen. ‘‘Ga eerst maar slapen’, zei hij. ‘Morgen gaan we terug naar Roermond.’’
Finy Elfrink-Van Helvoort is nu 86, maar dat zou je haar niet geven als je haar ziet. En ze is nog kraakhelder. Niet dat ze alles nog weet uit de oorlogstijd, sommige feiten en beelden zijn in de loop der decennia uit haar geheugen verdwenen. ‘Waar zaten we nou ook al weer in Friesland?’, vraagt ze. ‘Ergens tussen Heerenveen en Wolvega, maar ik weet het echt niet meer precies.’
Maar de beelden die er nog wel zijn, de herinneringen die niet zijn vervaagd, vertellen het verhaal van ongeveer dertigduizend Roermondse evacués. Onder barre omstandigheden moesten zij hun stad verlaten en de laatste oorlogsmaanden in Groningen, Drenthe en vooral Friesland doorbrengen.