Volkskrant Klimaatklok

LANDBOUW VOEDSELZEKERHEID

Klimaatopwarming: meer voedsel voor rijke landen, minder voor de arme

De opwarming van het klimaat heeft gigantische gevolgen voor de landbouw en voor voedselzekerheid. Die zijn nu al voelbaar.

Er zijn inmiddels 171 wijngaarden in Nederland. Bij elkaar produceren die jaarlijks een miljoen flessen wijn. Het aantal druiventelers is de afgelopen vijf jaar met ruim 80 procent gestegen. Niet alleen de kwantiteit groeit, ook de kwaliteit. Bij de wijnkeuring der Lage Landen afgelopen september haalden Nederlandse wijnen 16 gouden medailles, 88 zilveren en 75 bronzen. Gelderland en Limburg zijn het Bordeaux en Bourgogne voor Nederlandse wijn, maar ook wijnboeren uit Friesland en Noord-Holland vielen in de prijzen.

De oorzaak is dat er steeds meer nieuwe druivenrassen worden ontwikkeld die gedijen in ons noordelijke klimaat. Maar ook de klimaatopwarming speelt een rol. Er komt tegenwoordig al wijn uit Scandinavië, Engeland is een opkomend land voor bubbelwijn.

Tot zover het goede nieuws. Want er zijn ook slechte berichten. De traditionele wijnlanden in het zuiden van Europa hebben het moeilijk. In delen van Frankrijk, Italië, Griekenland en Spanje wordt het langzaamaan te heet om nog druiven te verbouwen. In Spanje zijn de afgelopen decennia al duizenden hectares wijnbouw verdwenen. In Andalusië is driekwart van de wijngaarden weg.

De wijngrens schuift op naar het noorden. En daar blijft het niet bij. Wat met wijn gebeurt, voltrekt zich ook bij belangrijke voedselgewassen. Tarwe in Europa, maïs in de Verenigde Staten, rijst in China, alles verplaatst zich langzaam in noordelijke richting. De hele wereld van voedselgewassen is in beweging als gevolg van de klimaatverandering. Een trend die zal doorzetten als de aarde verder opwarmt.

Meer in het noorden, minder in het zuiden

Dat de klimaatopwarming en de daarbij behorende weersextremen gevolgen hebben voor de voedselvoorziening is een onweerlegbaar gegeven, geen beroepsgroep is zo afhankelijk van het weer als de boer. Te veel of te weinig regen, hitte, hagel, vroege of late vorst: oogsten staan of vallen ermee. Niet voor niets wordt gezegd dat boeren altijd klagen, meestal hebben ze daar ook een goede reden voor.

Het mondiale plaatje is volgens deskundigen redelijk helder. Landen in een brede gordel rond de evenaar worden in de komende decennia door de klimaatopwarming te heet en te droog voor voedselteelt: daar zullen oogsten afnemen. In gematigde gebieden zoals het Noordoosten van de Verenigde Staten (VS), Noordwest Europa en Canada zal de productie juist toenemen door hogere temperaturen, meer CO2 in de lucht en een langer groeiseizoen.

Het is de vraag wat het netto-effect hiervan is op de wereldvoedselproductie. Maar het ziet er niet goed uit, zegt milieugeograaf Niels Debonne van het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij schreef mee aan rapporten van het internationale klimaatpanel IPCC. ‘Er is nog veel onduidelijkheid over de cijfers. Maar de trend is negatief.’

Het IPCC schat dat als de klimaatopwarming doorgaat de wereldwijde landbouw elke tien jaar 1 procent minder calorieën produceert. Dat lijkt niet veel, beaamt Debonne. ‘Maar dat is vergelijkbaar met een jaar voedsel voor 50 miljoen mensen.’ Het gaat dwars in tegen een andere trend: door de stijging van de wereldbevolking is er juist meer voedsel nodig.

Tot nu stegen de opbrengsten van de landbouw jaar na jaar door technologische innovaties: veredeling, kunstmest, irrigatie, betere gewasbescherming. ‘Maar de klimaatopwarming heeft de technologie ingehaald’, zegt Debonne. Technologie alleen is niet meer in staat de groeiende vraag naar voedsel en de negatieve effecten van de klimaatopwarming bij te benen.

De ironie wil dat de landbouw in zijn eigen voet schiet: met een aandeel van 23 procent in de wereldwijde door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen draagt het wereldvoedselsysteem in belangrijke mate bij aan de klimaatopwarming

Waar dat toe leidt, zegt Debonne, laten de cijfers zien van het World Food Programme (WFP), de organisatie voor voedselhulp van de Verenigde Naties (VN). ‘De afgelopen decennia is het aantal mensen dat honger lijdt gedaald. Maar sinds kort is deze ontwikkeling gekenterd.’ Volgens het WFP lijden nu ruim achthonderd miljoen wereldbewoners honger en is het aantal mensen dat ondervoed is de afgelopen twee jaar met 161 miljoen gestegen. Niet alleen door klimaatopwarming: ook de coronapandemie en conflicten spelen daarin een rol.

Regio’s die het ernstigst worden bedreigd zijn gebieden die nu al op het randje staan, zegt Martin van Ittersum, hoogleraar Plantaardige productiesystemen van Wageningen University & Research (WUR). Zoals Australië, West-Afrika, delen van de VS, Centraal-Amerika en Zuid-Azië (India, Bangladesh). ‘Die krijgen het zwaar.’

Hoe redden we het klimaat voor 2030?

Broodmandregio’s

De gevolgen van de klimaatopwarming doen zich nu al gelden: bosbranden in Australië, overstromingen in Duitsland, hittegolven in de VS en Canada, recordtemperaturen van 38 graden in Siberië. Soms hebben weersextremen direct gevolgen voor de voedselproductie.

Door droogte in 2016 en 2017 stortten de maïsoogsten in Kenia en Somalië in. De prijzen van maïs stegen met een derde, twee miljoen mensen werden afhankelijk van voedselhulp. In Madagaskar worden volgens het WFP momenteel 400 duizend tot een miljoen mensen door hongersnood bedreigd als gevolg van de ernstigste droogte in vier decennia. Om toch nog wat binnen te krijgen eten mensen cactussen, wilde planten en sprinkhanen.

Maar met alle respect, zegt Debonne: dat zijn lokale rampen. ‘Voor de plaatselijke bevolking zijn die rampzalig. Maar ze vormen geen bedreiging voor de wereldvoedselvoorziening.’ Anders wordt het als zogenaamde ‘broodmandregio’s’, belangrijke productieregio’s van basisgewassen als maïs, soja en tarwe, door misoogsten wordt getroffen. En nog erger als dat in meer dan een regio tegelijk gebeurt. Dan is er sprake van een wereldwijde voedselcrisis.

Volgens een studie van Britse en Australische wetenschappers uit 2019 neemt de kans dat in vijf broodmandregio’s voor tarwe, maïs en soja tegelijk een crisis uitbreekt aanzienlijk toe door klimaatopwarming. Voor graan ligt die kans nu op eens in de 43 jaar. Bij opwarming tot 1,5 graad, de doelstelling van het Klimaatakkoord van Parijs, wordt dat een keer per 21 jaar, bij 2 graden opwarming zelfs eens in de 15 jaar: drie keer vaker dan nu.

Bij de andere gewassen zijn de vooruitzichten nog somberder. Voor soja neemt de kans op een wereldwijde productiecrisis toe van eens in de twintig jaar nu tot eens in de zeven jaar bij 2 graden opwarming. Voor maïs groeit die kans naar eens in de twee jaar tegen een keer per zestien jaar nu.

Wat de gevolgen daarvan zijn hebben we gezien in 2008, zegt Van Ittersum. Door droogte in Australië, tegenvallende oogsten in Oekraïne en een toenemende vraag naar biobrandstoffen schoten de graanprijzen wereldwijd omhoog. In reactie daarop legden andere grote productielanden hun export aan banden om de eigen bevolking eerst te voeden. ‘Als landen afhankelijk zijn van andere landen voor hun primaire behoeften heeft dat ook geopolitieke consequenties.’

In het rijke Westen hebben wij daarvan weinig gemerkt, zegt Debonne, omdat wij maar een gering deel van ons inkomen aan voedsel uitgeven (in Nederland gemiddeld 8 procent volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek). Als de graanprijzen stijgen, wordt het brood hooguit wat duurder. Maar voor arme wereldbewoners die soms wel de helft van hun inkomen aan eten kwijt zijn, heeft zo’n prijsstijging grote gevolgen. Voedselrellen vanwege de hoge graanprijzen worden gezien als een van de oorzaken van de Arabische Lente.

Modellen zijn onzeker

Bij dat alles is wel een belangrijke kanttekening bij te maken, benadrukt Jan Verhagen, onderzoeker landbouw en klimaatverandering aan de WUR: dit soort berekeningen zijn gebaseerd op modellen. ‘En die zijn hoogst onzeker.’ Het is razend ingewikkeld om alle variabelen over opwarming, weersextremen, plaagdruk en oogstramingen in één rekenmodel te gieten. ‘Modellen kunnen slecht omgaan met uitschieters en innovatie.’

Er zijn ook studies die in plaats van een afname van de voedselproductie juist een toename voorspellen. Drie Britse onderzoekers rekenden onlangs voor dat de oogsten in tropische landen weliswaar fors dalen, maar dat dit verlies ruimschoots wordt gecompenseerd door stijgende opbrengsten in de VS, Canada en Noord-Europa.

Het nettoresultaat daarvan zou zelfs positief zijn voor gewassen als rijst, soja en tarwe. Een uitkomst die door anti-klimaatalarmisten juichend werd onthaald als bewijs dat het met de gevolgen van de klimaatopwarming voor de voedselproductie best meevalt.

In hun model hebben ze zoveel mogelijk variabelen gestopt en die met behulp van wiskundigen en supercomputers doorgerekend, vertelt Sarah Gurr, als bioloog verbonden aan de universiteiten van Exeter en Utrecht en een van de auteurs van de studie. Het goede nieuws is: ‘Door klimaatopwarming kunnen we meer produceren’.

Maar wie alleen die conclusie uit hun onderzoek trekt is ‘naïef’, zegt Gurr. ‘Want dat is maar de helft van de boodschap.’ De toename is volgens haar namelijk slechts tijdelijk. Met het verschuiven van productiegebieden naar het noorden is het een kwestie van tijd voordat de bijbehorende ziekten en plagen ook meeverhuizen.

‘Wij hebben een systeem van monoculturen: dezelfde gewassen op honderdduizenden hectares. Voor ziekten en plagen is dat een feest. Het zal niet lang duren voordat de meeropbrengsten worden teruggebracht tot waar we voorheen waren. Dan zijn we dus niets opgeschoten.’

Van de andere kant: boeren hoeven natuurlijk ook niet met de handen over elkaar toe te kijken hoe hun oogsten teruglopen, benadrukt Van Ittersum. ‘Je kunt rassen selecteren die beter tegen hitte of droogte kunnen. Andere gewassen telen, het groeiseizoen naar voren halen of juist naar achteren schuiven.’

Climate smart agriculture is het toverbegrip voor de toekomst, beaamt Gurr. Daar hoort slimmere gewasbestrijding bij en het ontwikkelen van ziekteresistente gewassen met bijvoorbeeld Crispr-Cas, veredeling met behulp van aanpassingen in het dna. Gurr is daar optimistisch over: ‘We hebben genoeg tijd om ons aan te passen. Dan moet er wel veel meer geld gaan naar landbouwkundig onderzoek.’

Voedselzekerheid

Maar aanpassen is een ingewikkeld en langdurig proces, waarschuwt WUR-onderzoeker Verhagen. Ons voedselsysteem is geënt op de huidige klimatologische omstandigheden, die al eeuwenlang redelijk stabiel zijn. ‘Rond de teelt van gewassen is een infrastructuur gevormd van opslag, verwerking en transport. Dat verhuis je niet zomaar naar Siberië.’

Daar komt bij, vult zijn Wageningse collega Van Ittersum aan, dat door verschuiving naar het noorden de voedselsoevereiniteit van gebieden als Afrika, Zuid-Azië en Centraal-Amerika onder druk komt te staan. Veel regio’s zijn in grote mate zelfvoorzienend voor hun basisvoedsel. ‘Dat wil je niet minder zien worden.’

Tegelijkertijd neemt in veel Europese landen de druk toe om landbouwgrond te gebruiken voor andere doelen, zoals woningbouw, duurzame energie en natuur. ‘Terwijl Europa misschien wel juist een grotere rol moet spelen in de wereldvoedselproductie. Het is de vraag of wij ons daar rekenschap van geven.’

En, benadrukt Debonne: ook noordelijke landen zullen te maken krijgen met ‘global weirding’, de grilligheid van weersextremen. ‘Voor boeren is het moeilijk om onder die omstandigheden te werken.’ En zelfs als de rekensommen een netto neutraal of zelfs positief resultaat opleveren, dan nog zit de wereld volgens hem met een levensgroot probleem.

Om de wereld te voeden is voedselproductie maar één kant van de medaille. Voedselzekerheid en de toegang tot betaalbaar voedsel is de andere. Noordelijke landen profiteren van de klimaatopwarming door hogere opbrengsten, maar in zuidelijke landen neemt de productie af.

Terwijl juist dáár de behoefte aan voedsel nu al groot is en nog groter wordt door een groeiende bevolking, zegt Debonne. ‘Wij plukken de vruchten. In Nederland kunnen we wijn verbouwen, de maïsoogsten stijgen. De mensen in het zuiden krijgen de ellende. Terwijl die nauwelijks een bijdrage hebben geleverd aan de klimaatopwarming. Arme mensen in grote steden krijgen straks de meeste klappen. Daar zit een flagrante oneerlijkheid in.’

Natuurlijk kun je zeggen: de mens past zich wel aan, zegt Debonne. ‘Maar dat vind ik misplaatst optimisme. Overdekte kassen, verticale landbouw, irrigatiesystemen, ontziltingsinstallaties: dat zijn allemaal dure oplossingen. Wij in het noorden kunnen ons dat wel permitteren. Maar een groot deel van de wereld niet. De rijke landen zullen de arme moeten helpen.’

Wat dat betreft spreken de waarschuwingen van het WFP boekdelen: in het zwartste scenario krijgen in 2050 20 procent meer wereldbewoners dan nu te maken met honger en ondervoeding. Een toename die vooral zal plaatsvinden in landen van Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Zuid-Azië.

Voedsel is veel meer dan een productie- ook een verdelingsvraagstuk, zegt Verhagen. Het probleem is mondiaal, maar de gevolgen pakken regionaal totaal verschillend uit. ‘De landen die het minst aan het probleem hebben bijgedragen, krijgen te maken met de grootste schade. Degenen die er het meest aan hebben bijgedragen profiteren. Het is een cynisch verhaal.’

Ook vis zwemt naar het noorden

Net als op land is op zee alles in beweging door de klimaatopwarming. De richting waarin dat gaat is grosso modo hetzelfde: ook vissen trekken naar het noorden. Naarmate de oceanen opwarmen en de temperatuurgrens van het water opschuift, verhuizen vissen mee.

Dat heeft niet alleen grote gevolgen voor het ecosysteem, ook voor de visserij. Onderzoek van de VN-landbouworganisatie FAO voorspelt dat door de klimaatverandering de visvangst in tropische zeeën, maar ook in Europese wateren, halverwege deze eeuw met 30 tot 40 procent zal afnemen.