
Volkskrant Klimaatklok
Reportage Gabon
Gabon vraagt rijke landen geld om niet te kappen in zijn immense regenwoud
Bijna 90 procent van Gabon bestaat uit regenwoud, belangrijk in de strijd tegen klimaatverandering. Het Afrikaanse land laat de bossen graag ongemoeid. Maar om dat economisch op te brengen, moet de wereld wel gaan betalen voor de ‘longen van Afrika’.
8 november 2021, 12:04
Gehuld in een camouflagepak stapt Vincent Medjibe (46) om een verse berg olifantenpoep heen, waarna hij een meetlint tevoorschijn tovert en een joekel van een boom omhelst. ‘Het meten van de omtrek levert waardevolle informatie op’, piept Medjibe, met zijn borst tegen de stam gedrukt.
Medjibe, ecoloog, heeft als taak om vast te stellen hoeveel CO2 het regenwoud in Gabon aan de atmosfeer onttrekt. Samen met 28 collega’s berekent hij op steeds dezelfde plekken in Gabon ook de hoogte van bomen en het aantal boomsoorten per hectare, informatie die in wiskundige computermodellen verdwijnt. Ook een agentschap dat satellietbeelden bestudeert, het ‘Nasa van Gabon’, levert een bijdrage aan die modellen.
De cijfers, onderschreven door de VN, schetsen een duidelijk beeld: het Gabonese regenwoud neemt jaarlijks netto ongeveer 100 miljoen ton CO2 op, dat staat gelijk aan tweederde van de CO2-uitstoot van Nederland in 2020. Tot het selecte clubje landen dat netto CO2 opneemt, behoren onder meer ook Tonga, Kiribati en Bhutan. ‘Ons woud is belangrijk voor de hele mensheid en dat maakt het tot een mondiale verantwoordelijkheid’, zo betoogt Medjibe.
Aan deze boodschap koppelt Gabon op de klimaattop COP26 in Glasgow een apart voorstel: rijke industrielanden moeten gaan betalen voor Gabonese bomen, zodat de wereld van de ‘longen van Afrika’ kan blijven profiteren.
Vanuit de lucht lijkt Gabon – qua oppervlak meer dan zes keer Nederland – op een behoorlijk uit de kluiten gewassen stronk broccoli. Van de twee miljoen inwoners leeft haast de helft in Libreville, de aan zee gelegen hoofdstad waarvan de boulevard eindigt bij het Bos der Giganten, een natuurgebied vol woudreuzen.
Vooralsnog heeft Gabon een regenwoud dat bijna 90 procent van het land bedekt. Maar wat gebeurt er als Gabon geen inkomsten meer krijgt uit zijn olie-industrie, vraagt Lee White (56) zich af. ‘We doen ons best om onze bomen niet om te hakken, maar daartoe hebben we een economisch model voor bosbehoud nodig en ik wil dat de rest van de wereld ons daarbij helpt.’
White, geboren in Manchester, heeft een uitgebreid visitekaartje: hij is in Gabon minister van Wateren, Bossen, de Zee en het Milieu, en Klimaatverandering, Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen en Ruimtelijke Ordening. Zo’n beetje alles dat groeit en bloeit dus, inclusief meer dan 30 duizend laaglandgorilla’s en ruim 50 duizend bosolifanten. Om het flora-en faunafeest compleet te maken, is de gevel van zijn ministerie beschilderd met zeepaardjes.
Vanuit zijn werkkamer kijkt White, die meer dan dertig jaar geleden naar Gabon kwam en er als natuurbeschermer bleef plakken, uit op het ministerie van Olie. Daar komt gestaag minder geld binnen: Gabons olieproductie, bijna 200 duizend vaten per dag, ligt de helft lager dan in het piekjaar 1997. In het huidige tempo zullen de, vooral in zee gelegen, olievelden over tien tot vijftien jaar leeg zijn. ‘We moeten 60 procent van onze overheidsinkomsten zien te vervangen’, aldus White.
Zijn impliciete boodschap: zonder betaling voor de bomen komt Gabon misschien wel onder druk te staan om geld te genereren via grootschalige houtkap en massale aanleg van sojavelden en palmolieplantages, zoals die in andere regenwoudlanden reeds bestaan. Maar helaas voor de Gabonese regering bestaat er nog geen eenduidig, wereldwijd systeem om landen te betalen voor het laten staan van bossen.
Er bestaat wel een systeem om landen te belonen als zij ontbossing ‘repareren’ door bijvoorbeeld op te treden tegen illegale houtkap, zodat een bos kan herstellen. Deze aanpak, meer dan tien jaar geleden opgezet onder auspiciën van de VN, was een reactie op de verwoesting van regenwouden in landen als Brazilië, Congo en Indonesië.
Over de effectiviteit ervan bestaan twijfels: volgens de Amerikaanse Global Forest Watch neemt ontbossing wereldwijd louter toe, van 2,9 miljoen hectare in 2007 tot 4,2 miljoen hectare – een gebied zo groot als Nederland – in 2020. Het Amazonegebied is, mede door de afgevangen CO2 die via verwoest woud weer in de lucht komt, zelfs een netto-CO2-producent.
‘Elke keer dat de Amazone in brand staat, wil de wereld er geld tegenaan gooien, maar over Gabon, waar het regenwoud vooralsnog overeind staat, hoor je niemand’, zo klaagt Tanguy Gahouma-Bekale (38), lid van Gabons nationale klimaatraad, door de telefoon. Dat Gahouma-Bekale op de klimaattop in Glasgow de gehele Afrikaanse delegatie aanvoert, komt mede doordat Gabon in 2015, rond de top van Parijs, als eerste in Afrika een nationaal actieplan presenteerde, inclusief voorstellen voor de reductie van de eigen CO2-uitstoot.
Hoe redden we het klimaat voor 2030?
Vanuit zijn rolstoel – als kind raakte hij gedeeltelijk verlamd door polio – spreekt Ona zich keer op keer uit tegen de regering, ook al is hij talloze malen gearresteerd. ‘Het natuurbeleid van Gabon helpt de bomen, niet de mensen’, zo vervolgt hij. ‘Mensen kunnen minder makkelijk het regenwoud in om vruchten te plukken of rituelen te organiseren. En wanneer olifanten gewassen plattrappen, dan krijgen mensen geen compensatie. Maar doden dorpelingen een olifant, dan krijgen ze straf.’
Ook betwijfelt Ona dat Gabon met inkomsten uit het regenwoud de bevolking op weg zal helpen: de lokale oliegelden verdwijnen toch zeker ook al voor een deel in de zakken van de presidentiële familie? Legendarisch zijn de verhalen over de elite die voor de eeuwwisseling zo veel champagne dronk dat Gabon de reputatie kreeg van grootste consument van bubbels per hoofd van de bevolking na Frankrijk, de voormalige koloniale mogendheid waar de Bongo’s door de jaren heen ook tientallen auto’s, appartementen en villa’s kochten. ‘Er gaapt een kloof tussen het verhaal dat Gabon verkoopt en wat er werkelijk gebeurt’, zegt Ona.
Adèle Nkagha (58) is het hiermee eens. In haar huis aan de rand van Libreville laat ze foto’s en filmpjes zien van haar door bosolifanten verwoeste plantage met ananassen en cassave in haar geboortedorp, in de binnenlanden van Gabon. Samen met elf andere akkerbouwers eist ze 130 duizend euro genoegdoening van de overheid. ‘De regering komt wel op voor de natuur, maar niet voor de mensen’, klaagt Nkagha.
White houdt vol dat de regering de beste bedoelingen heeft, door onder meer in te zetten op duurzame houtkap als bron van werkgelegenheid. Hij klopt op de dikke schijf die in zijn kantoor dienstdoet als tafel: ‘Lokaal vervaardigd, van Gabonees hardhout.’
Houtkapbedrijven mogen in concessiegebieden een beperkt aantal bomen omzagen, en het regenwoud moet daarbij kans krijgen om zich te herstellen via een rotatiesysteem, waarbij er per stuk bos slechts eens in de 25 jaar wordt gekapt. Omgezaagde bomen moeten in Gabon worden bewerkt tot planken of meubels, zodat er banen ontstaan. De export van onbewerkte stammen werd al in 2010 bij wet verboden, volgens White een bewijs dat het president Ali Bongo – zoon van de in 2009 overleden Omar – ernst is met de duurzame houtkapindustrie.
Meer dan 400 kilometer ten zuiden van Libreville valt de praktijk te zien: met een knetterende kettingzaag velt Rodrigue Mboumba (40) een tientallen meters hoge boom. De woudreus stort met een daverende klap ter aarde. Mboumba werkt in een concessiegebied, groter dan Noord-Brabant, van de African Conservation Development Group (ACDG), een door onder meer Britten en Zuid-Afrikanen gerund, fiscaal in Mauritius geparkeerd miljoenenbedrijf dat zegt duurzame economische ontwikkeling te brengen. Een deel van de concessie blijft ongemoeid, omdat de bomen ook geld moeten opleveren via ‘carbon credits’, kredieten waarmee bijvoorbeeld Europese bedrijven hun CO2-uitstoot kunnen ‘compenseren’.
Maar het valt te betwijfelen of de duurzame houtkap Gabon genoeg banen zal opleveren. Volgens de Afrikaanse Ontwikkelingsbank werken er in de sector zo’n 20 duizend mensen, terwijl een paar honderdduizend Gabonese schoolkinderen zich afvragen waar zij straks aan de slag kunnen.
In het dorpje Mayumba, bij het concessiegebied van ACDG, heeft Guy Mavoungou (35) de zoektocht naar werk allang opgegeven. Naast een stalletje met tomaten en uien, gelegen aan een stofweg, drinkt hij om 11 uur ’s ochtends een halve liter bier. ‘Verder is hier bijna niks te doen.’
Dat was tot tien jaar geleden wel anders: in Mayumba werden vers gekapte boomstammen op schuiten geladen en over zee naar Gabons grootste havenstad, Port-Gentil, gestuurd, voor de export. Het verbod op de uitvoer van onbewerkte stammen beroofde Mayumba nadien van werk. Wat de witte, duurzame investeerders hier nu komen doen, weet Mavoungou niet. Van achter zijn fles bier heeft hij zicht op een een vale verkiezingsposter van de lachende president Bongo. Zelf kan Mavoungou niet lachen: ‘De regering noemt bomen belangrijk, belangrijk, belangrijk, maar wij zien hier geen enkel voordeel van Gabons hele bomenbeleid.’
Akkoord over ontbossing maakt betaling in theorie mogelijk
Akkoord over ontbossing maakt betaling in theorie mogelijk
Leiders van meer dan 125 landen presenteerden vorige week op de klimaatconferentie in Glasgow een plan dat tegen 2030 een einde moet maken aan de ontbossing wereldwijd. Bossen zijn nuttig tegen klimaatverandering omdat ze CO2 aan de atmosfeer onttrekken. Om beschadigde bossen te herstellen en bestaande bossen beter te beschermen, zou in Glasgow meer dan 19 miljard dollar aan publiek en privaat geld zijn toegezegd.
Hiermee kan een land als Gabon, in theorie, worden betaald voor het laten staan van zijn regenwoud. Het klimaatakkoord van Parijs (2015) biedt hiertoe een raamwerk in de vorm van een nog op te tuigen systeem voor internationale CO2-markten. Het is nog niet gelukt om daarvoor wereldwijde bindende afspraken te maken. De hoop is dat dit in Glasgow alsnog gebeurt. Tot dan kunnen landen wel bilaterale bosafspraken maken, ook over de manier om een ‘prijs’ voor bestaande bossen te berekenen.
Voor ‘Parijs’ was er overigens al het Kyoto-protocol (1997), dat eveneens voorzag in een bossenplan waarbij landen of bedrijven CO2-uitstoot konden ‘compenseren’ door ‘carbon credits’ te kopen van een arm land met veel bos, of door daar de aanleg van geheel nieuw bos te financieren. Die projecten waren meer op de compensatie van CO2-uitstoot gericht dan op zaken als natuurbescherming en biodiversiteit of de belangen van de inheemse bevolking. Sommige van deze projecten lopen nog steeds.
Nadeel van al deze bossenplannen is dat CO2-compenserende landen of bedrijven intussen kunnen doorgaan met het uitstoten van CO2, terwijl volgens VN-klimaatpanel IPCC de wereld reeds tegen 2050 ‘CO2-neutraal’ moet zijn om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graden Celsius vergeleken met pre-industrieel niveau.
Wie zijn de winnaars en verliezers van de handelsoorlog, en wat betekent dat voor mij? Volkskrant-project Track & Trace gaat op onderzoek uit.