‘Het zal een lege wereld zijn waarin de kudden verdwijnen ten faveure van vlees uit een laboratorium’, aldus The New York Times-commentator, die pleit voor een vleesindustrie waarin dieren met respect worden behandeld en het milieu wordt ontzien.
Een wereld zonder kippen, koeien en varkens, dat is ook waar de Amerikaanse filosoof Ben Levinstein en de Zweedse futurist Anders Sandberg bang voor zijn. Moreel gezien is kweekvlees te verkiezen boven de intensieve veehouderij, schrijven zij in hun artikel The Moral Limitations of In Vitro Meat uit 2015. ‘Maar het zou zonde zijn als het virtuele uitsterven van deze diersoorten onze beste morele optie is.’ Sandberg pleit voor een ‘humane’ veehouderij die het milieu zo min mogelijk schade berokkent. ‘Het lijkt me dat een gelukkig dier te laten opgroeien en na enige jaren te doden te prefereren is boven helemaal geen dieren hebben.’
Maar het een hoeft het ander niet uit te sluiten, schrijft de Amerikaanse auteur Paul Shapiro in zijn boek Clean Meat (2018). Waarom zou het niet én én kunnen? Als kweekvlees de bulk van onze vleesconsumptie overneemt, betekent dat het einde van de industriële veehouderij. Dan ontstaat er ruimte voor een andere vorm van veehouderij die zich richt op het leveren van een kwaliteitsproduct: vlees van dieren die diervriendelijk worden gehouden en een goed leven hebben gehad voor ze naar het slachthuis gaan. Een nicheproduct voor wie niet zonder kan. ‘Net zoals er nog mensen zijn die het leuk vinden om met paard en wagen te gaan.’