Servische oppositie verlegen met sancties van het Westen
Met het opschorten van de luchtvaartboycot heeft Brussel aangekondigd de andere sancties tegen Servië te zullen aanscherpen. Rolf Hartzuiker meent dat hierdoor de bevolking in de armen van het regime wordt gedreven en de oppositie verder wordt geïsoleerd....
DE EU heeft de luchtvaartboycot van Joegoslavië een half jaar opgeschort. Het besluit is bedoeld als opsteker voor de Servische oppositie, maar het is de vraag hoe terecht de blijdschap van de oppositieleiders is. Zij hebben het afgelopen half jaar de wereld afgereisd om de opheffing van alle sancties te bepleiten. Die sancties, is hun argument, treffen de bevolking en niet het regime.
Het opschorten van het vliegverbod op Belgrado is dan een wel erg mager resultaat. Want wat schiet de bevolking van Servië er mee op? De helft van de mensen heeft geen werk, het gemiddelde maandinkomen ligt rond de honderd gulden. Een weekje Amsterdam of Londen, zoals vroeger, is dan nog maar voor weinigen weggelegd.
In de propagandastrijd met het regime, dat vaster dan ooit in het zadel lijkt te zitten, is de opheffing van de sancties de enige echte troef die de oppositie zou kunnen uitspelen. Het beste moment daarvoor is overigens al weer voorbij. Dat was afgelopen najaar, toen het er naar uitzag dat de winter in Servië een humanitaire ramp zou veroorzaken. Als toen de sancties waren opgeheven had de oppositie op het succes van haar parallelle diplomatie kunnen wijzen en het uitblijven van die humanitaire ramp op haar conto kunnen schrijven. Nu is die ramp, mét sancties, ook uitgebleven en de eer gaat volledig naar het regime.
Want de tijdens de NAVO-campagne zwaar beschadigde verwarmings- en elektriciteitscentrales zijn tijdig gerepareerd en bleven, op enkele haperingen na, tijdens de koudeperiodes in december en januari ook onder topbelasting in bedrijf. En dat niet alleen: ook de meeste gebombardeerde bruggen, wegen en woningen zijn hersteld. De raffinaderij van Pancevo levert al sinds augustus weer brandstof. Die slag om de gunst van het publiek heeft het regime overtuigend gewonnen. Een tijdige opheffing van de sancties had de afgang van de oppositie kunnen voorkomen.
Van de arrogantie waarmee de oppositie tot voor kort onmiddellijke verkiezingen op alle niveaus eiste, is intussen weinig meer over. Nu gaat de discussie vooral over de vraag of men zal meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen die waarschijnlijk nog voor de zomer worden uitgeschreven. Het regime wil zijn publicitaire voorsprong verzilveren en een aantal grote steden, in de eerste plaats Belgrado, op de oppositie terugwinnen. En alleen als die oppositie er in slaagt om de sinds een maand bestaande eenheid te bewaren en overal met één lijst uitkomt, zal zij haar positie in die steden mogelijk met succes kunnen verdedigen. Maar het zal niet meevallen.
Uit opiniepeilingen blijkt dat in de steden, waar de afkeer van het regime het grootst is, de meerderheid van de bevolking nog absoluut niet weet aan wie men zijn stem zou moeten geven. In veel van die steden is de oppositie al drie jaar aan de macht en demonstreerden de mensen in de winter van 1996-'97 met honderdduizenden tegen het regime. Maar juist zij werden vorig jaar, tijdens de tegen datzelfde regime gerichte NAVO-campagne, het zwaarst gebombardeerd.
De verwarring daarover is nog altijd groot. Dat degenen die tot de bombardementen opdracht gaven nu de oppositie in haar hemd laat staan door de sancties te handhaven, maakt die verwarring alleen maar groter. Daar komt nog bij de volstrekt uitzichtloze economische situatie die de steden veel harder treft dan het platteland.
Bovendien functioneren veel openbare diensten niet of slecht. Dat is soms het gevolg van slecht beheer, besturen moet je leren, maar meestal heeft het te maken met het algehele geldgebrek en financiele chicanes van het regime. Maar hoe dan ook, elke stadsbus die niet uitrijdt, is in de propagandastrijd een punt voor het regime. En de staatsmedia zorgen er wel voor dat elk punt wordt verzilverd. Met name het gemeentebestuur van Belgrado, waar het openbaar vervoer nauwelijks nog functioneert, ligt regelmatig onder vuur. En als het regime daarentegen dagelijks successen kan melden bij de wederopbouw van het land, dan is de strijd wel erg ongelijk.
Daar komt nog bij dat Brussel, gelijk met het opschorten van de luchtvaartboycot, aankondigde de andere sancties, met name die op financieel gebied, juist te zullen aanscherpen. Het doel is de Servische economie 'die in handen is van aanhangers van Milosevic' nog verder lam te leggen. Maar de meeste nog min of meer functionerende ondernemingen zijn staatsbedrijven. Die worden weliswaar geleid door Milosevic-getrouwen, maar zijn niet hun eigendom. De meeste mensen die nog werk hebben verdienen juist daar hun karige boterham. Europa voert in dit opzicht een klassieke politiek van Verelendung. Het nu al bestaande lompenproletariaat van mensen die in containers naar iets eetbaars zoeken, zal dramatisch in omvang toenemen.
De staatsmedia zullen de veroorzakers van alle ellende feilloos weten te indentificeren als 'de vrienden van de oppositie' waarmee Draskovic, Djindjic en anderen de laatste tijd zo graag op de foto gaan. En sommige van die vrienden, zoals Madeleine Allbright wiens hand Vuk Draskovic onlangs nog opzichtig kuste, zijn ook bij veel verklaarde tegenstanders van het regime bijna even impopulair als Milosevic.
Als Europa met steun van de VS zijn Verelendungspolitiek doorzet, dan wordt de Servische oppositie haast gedwongen om een kritischer houding ten opzichte van de buitenwacht aan te nemen. Haar leiders zijn echter overwegend nette mensen, die het regime onmogelijk in zijn anti-westerse retoriek kunnen overtreffen. Dus als Milosevic slim is laat hij onmiddellijk verkiezingen op alle niveaus uitschrijven. Dankzij het Westen hebben hij en de zijnen voorlopig weinig te vrezen.