Partijprogramma’s slingeren over door planbureaus uitgezet pad

De toekomstscenario’s van de planbureaus hebben veel meer invloed op wat ons te wachten staat dan de verkiezingsprogramma’s meent Sibolt Mulder....

Eind september presenteerden drie van de vier planbureaus gezamenlijk de nieuwste versie van hun toekomstscenario voor Nederland. Welvaart en Leefomgeving, scenariostudies voor Nederland in 2040 (WLO) heet het gezamenlijke rapport van het Centraal Planbureau, het Milieu en Natuurplanbureau en het Ruimtelijk Planbureau. Deze toekomstscenario’s hebben zo’n grote invloed op de besluitvorming in Den Haag dat zij minstens zo belangrijk zijn als de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen. De toekomstscenario’s vormen de beleidskaders waarbinnen kabinet en politiek speelruimte hebben en zijn dus eigenlijk bepalender voor wat ons te wachten staat dan de partijprogramma’s. Een liberaal kabinet zal wat rechtse doelstellingen binnenhalen en een socialistisch kabinet zal wat sociale punten scoren, maar het blijven slingerbewegingen op een pad dat allang is uitgezet. Het is goed dit te beseffen bij het aanhoren van alle verkiezingsverhalen.

In de bijgaande figuur zijn de vier toekomstscenario’s geschetst. Ze worden bepaald door twee beleidsdimensies: de mate waarin we ons nationaal of internationaal oriënteren (verticaal) en de mate waarin we een socialistisch of een liberaal beleid voeren (horizontaal). Zo ontstaan vier scenario’s. De eerste is de Global Economy: sterk internationaal en liberaal gericht. De tweede heet Strong Europe: sterk internationaal en socialistisch gericht. De derde is de Transatlantic Market: nationaal en liberaal gericht. En de vierde is de Regional Communities: nationaal en socialistisch gericht.

Alle scenario’s laten tot 2040 economische groei zien, tussen de 0,7 en 2,6 procent per jaar. Dit betekent dat de Nederlandse economie in 2040 tussen de 33 en 121 procent rijker zal zijn dan in 2002. Belangrijke verschillen tussen de scenario’s worden veroorzaakt door de omvang van de arbeidsimmigratie en de vraag hoeveel milieuvervuiling we accepteren.

Dit model functioneert als een politieke arena waarbinnen de politieke partijen strijd voeren over de verdeling van lusten en lasten. De maatschappelijke spanningen zijn gemakkelijk van dit model af te lezen. Het bedrijfsleven heeft belang bij een ‘Global Economy’ met veel mondiale vrijhandel en niet teveel nadruk op het milieu. Daarbij hoort ook een vrije instroom van circa 2 miljoen immigranten. Dit scenario heeft ernstige gevolgen voor het milieu. Het scenario Strong Europe heeft een sterke combinatie van welvaartsgroei en gunstige milieueffecten, en zal daarom voor politiek en bestuur aantrekkelijk zijn. Het brengt wel 1,5 miljoen immigranten mee. De maatschappelijke groepen en politieke partijen die zich onveilig voelen door immigranten en globalisering zullen rechtsonder kiezen voor Transatlantic Market met een flinke groei van de welvaart en weinig immigranten. Linksonder is Regional Communities het scenario met de minste groei en de minste immigratie en met redelijke milieueffecten. Dit is aantrekkelijk voor mensen die moeite met veranderingen hebben en dat is de grootste groep in Nederland.

Bij draagvlakmetingen van een eerdere variant van dit model bleek dat slechts 6 procent van de bevolking het scenario rechtsboven steunt, 22 procent steunt linksboven, 27 procent rechtsonder en 45 procent linksonder. Maar liefst 72 procent van de bevolking kiest dus voor een nationale boven een internationale politiek! Geen wonder dat de Europese Grondwet en de euro niet in goede aarde zijn gevallen. De politiek is er blijkbaar niet in geslaagd draagvlak te creëren voor internationalisering. Een groot deel van de bevolking deelt niet de opvatting van de beleidsmakers dat de nadelen van internationalisering, bijvoorbeeld de bedreiging van de sociale en economische zekerheid, slechts tijdelijke overgangshobbels zijn op weg naar een rijke toekomst.

De invloed van de planbureaus doet zich ook gelden bij het doorrekenen van de kosten en baten van grote (vooral infrastructurele) projecten. De uitkomsten daarvan zijn zeer bepalend voor Nederland. Gaan we alle dijken verhogen of is af en toe een goed beheerste overstroming in een dunbevolkte regio een efficiëntere oplossing? Die doorrekenmethode is gericht op de economische kosten en baten voor Nederland als geheel. Als de economische baten in bijvoorbeeld de Randstad hoger zijn dan de kosten in een provincie, dan is het totaal gunstig voor onze economie en valt het oordeel positief uit. Ter nuancering van dit economisch perspectief wordt sinds kort ook gekeken naar de ecologische kosten en baten.

Opinieonderzoekers vragen zich dan af wat het draagvlak is voor zo’n project? En dan blijkt dat een kosten-batenanalyse alleen serieus wordt genomen als ze geen ‘zachte’ opiniepeilingen bevat. Opinies van burgers tellen alleen mee in de analyse als ze in financiële daden worden omgezet. Zo spelen maatschappelijke protestacties pas een rol in de analyse als ze leiden tot grote kosten (bijvoorbeeld door vertragingen). Ze heten dan ‘indirecte economische effecten’.

Als opiniepeiler weet je dat er inderdaad een kloof bestaat tussen wat mensen in peilingen als politieke prioriteiten noemen en waarvoor ze met hun gedrag kiezen. Zo blijkt dat het niveau van consumptie – en dus van vervuiling – alles te maken heeft met het inkomen van mensen en niets met hun rechtse of linkse opinies.

Uit het draagvlak voor de verschillende scenario’s blijkt dat mensen niet vooral streven naar maximale groei van hun rijkdom, maar ook naar sociale veiligheid, gezelligheid en een goede gezondheid voor zichzelf en hun gezin, liefst tot op hoge leeftijd. Het globalistische toekomstscenario dat het gunstigst is voor economische groei kan daarom op weinig enthousiasme rekenen bij de bevolking. De ruime meerderheid vindt zekerheid en veiligheid in nationale of zelfs lokale kring belangrijker. ‘Kortzichtig en egoïstisch tegenover armere landen’, zullen macro-economen zeggen. Maar er valt ook wat voor te zeggen dat in de maatschappelijke mars voorwaarts het economische been en het sociale been niet te ver uit elkaar gaan lopen.

Voor het combineren van economische groei met sociale en ecologische veiligheid, is een dialoog nodig, waarbij het macro-economisch perspectief niet allesoverheersend is. Zo’n dialoog kan ‘indirecte economische effecten’ voorkomen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden