Nederland schiet tekort in aanpak dierenhandel
Wereldwijd gaat er jaarlijks zo’n 250 miljard euro om in de handel in planten en dieren. Deze sector is daarmee aanzienlijk omvangrijker dan de handel in bijvoorbeeld koffie en thee....
Bijna eenderde van de handel in exotische planten en dieren en de producten die daarvan worden gemaakt, loopt via de Europese Unie en in de EU is Nederland een van de grootste importeurs. Het betekent dat op Nederland een extra grote verantwoordelijkheid rust op te treden tegen de illegale handel in bedreigde soorten.
Het is de vraag of Nederland bereid is die verantwoordelijkheid te nemen, zo blijkt uit een rapport van het Wereld Natuur Fonds (WNF) dat vorige week werd gepubliceerd, aan de vooravond van de driejaarlijkse CITES-conferentie, die ditmaal in Den Haag wordt gehouden.
CITES is de VN-conventie inzake de internationale handel in bedreigde uitheemse dieren en planten. De overeenkomst, van kracht geworden in 1975, is door 171 landen ondertekend en kan daarmee bogen op een breed draagvlak. Dat wil niet zeggen dat het verdrag ook wordt nageleefd. Ontwikkelingslanden hebben vaak amper de middelen toezicht te houden op de export. Ook als een vergunning is afgegeven, zegt dat lang niet altijd dat de herkomst van de betreffende planten en dieren is gecontroleerd. Tegelijk zijn het juist de ontwikkelingslanden die ernstig worden gedupeerd door de illegale handel. Zij lopen daardoor niet alleen veel inkomsten mis, maar ook worden hun bestaansmiddelen op langere termijn ondermijnd.
Dat ontwikkelingslanden vaak in gebreke blijven inzake de bescherming van natuur en milieu, doet weinig af aan de verantwoordelijkheid van de rijke landen. Zij zijn immers de afnemers van de zeldzame vogels en schildpadden. De afstemming van het beleid tussen de EU-lidstaten veel te wensen over. Het biedt de goed georganiseerde illegale handelaren de mogelijkheid op zoek te gaan naar die zee- of luchthaven waar de controle het soepelst is. Is een partij bedreigde dieren eenmaal de EU binnen, dan is er weinig meer aan te doen.
In Nederland is de situatie na een veelbelovende start niet veel beter, zo stelt het WNF. Van de oorspronkelijke elf gespecialiseerde controleurs van de Algemene Inspectie Dienst (AID) van het ministerie van Landbouw, zijn er nog slechts twee in functie. De anderen zijn overgeplaatst, officieel in het kader van het roulatiebeleid. Waardevolle, in vele jaren opgebouwde kennis, dreigt zo verloren te gaan. Waar het ministerie van Landbouw het heeft over de spreiding van kennis over verschillende opsporingsinstanties, spreken organisaties die zich bezighouden met de bescherming en opvang van dieren liever over versnippering. Mede als gevolg hiervan heeft de ondernemingsraad van de AID het vertrouwen in de directie vorige week opgezegd.
Het onderscheppen van schildpadden mag niet erg tot de verbeelding spreken, de belangen die ermee zijn gemoeid, rechtvaardigen een serieuze aanpak.