Loflied op de stofzuiger
Een eeuw geleden deed de elektriciteit haar intrede in het Nederlandse huishouden en een stroom aan apparaten was het gevolg....
ROND 1950 dacht fabrikant Jozef Blik het ei van Columbus uitgevonden te hebben. Een elektronische huishoudrobot, redelijk compact van formaat, die de huisvrouw uit die tijd voor uiteenlopende karweitjes kon inschakelen. Een overzichtelijke gebruiksaanwijzing werd bij dit poetswonder geleverd, en dat was wel nodig ook want dankzij het gegoochel met opzetstukken en slangen kon de Ruton Robot beurtelings stofzuigen, het haar föhnen of een mayonaise klutsen. Moesten eerst wel de haren uit de mengkom worden geveegd.
Multifunctionaliteit avant la lettre.
De Robot mislukte. Want soms kan een apparaat ook te veel willen. Met een speciale aanpassing zou het apparaat blijkens een folder ook geschikt zijn 'als ideale vee- en dierenreiniger'. Daarin moet de kern van het echec hebben gelegen: zoals schoenmakers zich bij hun leest horen te houden, dienen ook huishoudelijke- en persoonlijke verzorgingsapparaten gescheiden te blijven. Er is een muur tussen badkamer en keuken. Ruton was zich bewust van de moeizame introductie. Toen er gefilosofeerd werd over export naar de Verenigde Staten, plaatste de fabrikant een kanttekening: 'Het enige nadeel zou het bezwaar van de huisvrouw kunnen zijn, om in de keuken of op tafel een apparaat te gebruiken dat zojuist op de vloer heeft gestaan en dat met normaal gebruik een vuile stofzak bevat'.
In de geschiedenis van de elektriciteit speelt de robot een marginale rol, hoewel hij onmiskenbaar heeft bijgedragen aan het idee van multifunctionaliteit. De keukenmachine of de foodprocessor, ze zijn geboren uit eenvoudige apparaten als mixers, slagroomkloppers of blenders. Maar klutsen en boenen, nee die twee werkzaamheden gaan niet samen.
Zijn monumentale onderzoek naar de invloed van stroom op de ontwikkeling van huishoudelijke apparaten, bracht kunsthistoricus Timo de Rijk op een onontgonnen terrein met veel alledaagse hulpmiddelen. Daaronder was het aantal experimenten te verwaarlozen. Nederland is huishoudelijk gezien geen uitvindersland. Onder de rariteiten viel de elektrisch verwarmde botervloot op, die begin deze eeuw een kort leven was beschoren terwijl andere apparaten, zoals de messenslijper, niet in een wezenlijke behoefte bleken te voorzien. Maar voor het gros geldt: we zouden niet meer zonder kunnen. Ooit werd in de Volkskrant-rubriek Rangen en standen als belangrijkste uitvinding van deze eeuw genoemd: de afwasmachine. En ook al heeft die machine veel bijgedragen aan de echtelijke harmonie, je zou haar niet direct rekenen tot de meest revolutionaire. Daaronder rangschikt De Rijk de stofzuiger voor de eerste en de wasmachine voor de tweede helft van de eeuw.
Want, zegt hij, met een blik op de parade van huishoudelijke apparaten in de Rotterdamse Kunsthal, beide hebben bijgedragen aan de echte emancipatie van de huisvrouw. De stofzuiger hielp de vrouw af van het gezwoeg op de knieën, de wasmachine verkortte en vergemakkelijkte de arbeidstijd. Stroom, en alles wat daarvan afhangt, is de sleutel tot welvaart en welzijn. 'Moet je maar eens opletten bij de berichtgeving over een ramp', zegt De Rijk. 'Als toppunt van ellende wordt dan altijd gemeld dat de mensen van water en stroom zijn afgesneden.'
Hij beperkte zijn onderzoek naar het doodgewone huishoudelijke apparaat in Nederland, onder de titel Het elektrische huis, tot het jaar 1975. Vanaf dat moment was het vrijwel uitsluitend Philips dat de klok sloeg. Het Eindhovens concern had alle kleine fabrieken ingelijfd. Voordien zag het Nederlands landschap er als volgt uit: naaimachines van Fridor, boilers van Daalderop, elektrische dekens van Inventum, stofzuigers van Erres (waarachter de firma Van der Heem/Stokvis schuil ging) en strijkijzers van Ruton. De Rijk breekt een lans voor Erres. 'Daar zaten goede ontwerpers bij, zoals Piet van der Scheer. Ik werd de afgelopen dagen nog gebeld door een meneer Schouten, nu negentig jaar. Hij was als jong broekie bij Erres begonnen en had ik-weet-niet-hoeveel stofzuigers ontworpen. Bij Philips zaten de jonkies, Erres dat waren de ware mijnheren. Technisch toonaangevend. Innovatief.'
Toch doet De Rijk Philips niet af als een onderneming met wansmakelijke producten. 'Braun, in Duitsland, fabriceerde voor de elite. Philips mikte met een breed assortiment op de massa. In de jaren zestig was het een commercieel dynamisch bedrijf: daar moet je niet laatdunkend over doen. Philips richtte zich eerst op Europa en daarna op de wereld. Het bijzondere is dat het een wereldnaam is gebleven. Braun kan zich tegenwoordig moeizaam handhaven. Van het eerste Philips-koffiezetapparaatje uit 1966 zijn er honderdduizenden verkocht.' Het 'druppelaartje' staat, in al zijn aandoenlijke eenvoud, op het schap in de Kunsthal, naast een andere Nederlandse klassieker, die van de concurrent Douwe Egberts.
In vergelijking met de omringende landen verliep de elektrifiatie in Nederland trager, zoals ook de industriële revolutie hoegenaamd uitbleef. Dat betekende dat een generatie apparaten uit het eind van de vorige eeuw ontbreekt, komfoortjes en kachels in nep-rococo stijl bijvoorbeeld. De vroegste theelichtjes, kachels en ketels zien eruit als Amsterdamse School-pronkstukken, met een mantel van 'brons', zwart of verchroomd staal.
Daarna haalde Nederland de achterstand snel in. Nauwelijks was de streamline moderne-stijl doorgebroken in Amerika of Nederland nam deze mode over. In 1937 kwam de Ruton Torpedo op de markt, een stofzuiger als een raket. Want beweging of de illusie van beweging was de basis van de 'streamline-stijl'. De Torpedo werd goed verkocht, net zoals andere Nederlandse apparaten die goedkoper waren dan de Amerikaanse.
Het gebruik van stroom werd enorm aangemoedigd door de energiebedrijven in het begin van de eeuw. Maar toen de gasbel onder Groningen werd gevonden, in de jaren zestig, moesten de huisvrouwen weer omschakelen. Er werden cursussen georganiseerd om op gas te koken. Nauwelijks was die introductie voorbij, of de energiebedrijven lanceerden een nieuwe boodschap: zo zuinig mogelijk omspringen met energie. Uit de vormgeving van de apparaten blijken die snelle veranderingen niet, op de wasmachine is er hooguit een E-knop bijgekomen.
S TRAALKACHELTJES van bakeliet, stofzuigers met een imitatie-marmer en perculators van verchroomd staal, zo zagen de apparaten eruit tot pakweg 30 jaar geleden, vaak vervaardigd door naamloze ontwerpers. Als er al een keer een ontwerper van naam aan te pas komt, is er meteen sprake van een karaktervol product, zoals de ventilatorkachel van Wim Rietveld uit 1959: een plaat met afgeronde hoeken op pootjes.
Kunststof mag er dan al eeuwen lijken te zijn, pas in de jaren zeventig werd het gemeengoed. De Rijk geeft als verklaring dat Philips tien jaar daarvoor nog geïnvesteerd had in een fabriek voor metalen onderdelen en zijn stofzuigers wel van metaal móest maken om uit de kosten te komen. En dat terwijl het hoofd van de ontwerpafdeling K. Yran een pleidooi had gehouden voor plastic, omdat je daarmee 'menselijker vormen' zou kunnen maken. De Rijk: 'Hij wilde af van de dogmatiek, van het rationalisme zoals dat op de Hochschule in Ulm werd gepredikt en dat overal in West-Europa werd nagevolgd.'
Dat abstract rationalisme spreekt uit een ventilatorkacheltje dat je nu zielig zou kunnen noemen met zijn huid van hout-imitatie. Ronduit lomp zijn de stofzuigers, rechthoekige dozen op wieltjes. Ze stammen uit de tijd dat kleur ineens mocht. En wat voor een kleuren: vlammend rood, oranjebruin of olijfgroen. Kunststof zal het ventilatorkacheltje niet baten omdat de centrale verwarming het overbodig maakt, voor andere apparaten betekent het een tweede leven. De waterkoker bijvoorbeeld is dankzij de gezamenlijke inspanning van Alessi en Philips terug op tafel. Een geslaagde vorm van retro-look. 'Het werd een bejaardenkoker genoemd, omdat hij vooral in bejaardentehuizen voorkwam waar de bejaarden niet op hun kamers mochten koken. Konden ze toch nog voor zichzelf een pot thee zetten.'
Maar de wederopstanding van de waterkoker komt in het promotie-onderzoek van De Rijk niet voor. Hij had zijn handen al vol aan het verzamelen van die doodgewone machines die de Nederlander in het huishouden hebben vergezeld en vervolgens afgedankt bij het vuilnis of werkeloos achter in een keukenkastje werden verbannen. Gelukkig bleek er een verzamelaar in Amsterdam met 1100 stofzuigers in een kelder. Strijkijzers zijn er ook volop. Maar de eerste afwasmachine, rond 1960 door Philips op de markt gebracht, is spoorloos. 'Ik zeg wel eens: het is makkelijker een vroege Mondriaan op te sporen dan een stofzuiger uit 1965.'
Een opgewekt melodietje begeleidt de Philips-reclamefilm die in 1967 het elektrische huis promootte, en natuurlijk het liefst vol met Philips-producten. Een echtpaar ontwaakt uit een elektrisch verwarmd bed, meneer krijgt met slaapdronken hoofd zijn scheerapparaat aangereikt, mevrouw pakt de föhn en schakelt in de keuken achtereenvolgens de eierkoker, de broodrooster en de citruspers in. Terwijl die allemaal hun kokende of roosterende werk doen, schiet zij nog even met stofzuiger over het tapijt. Het besluit is een kusje van de echtelieden.
Dat is dan het geluk volgens Philips. Een huis als een grote elektrische deken. Je moet er niet aan denken dat de stroom uitvalt.
Het elektrische huis, design van huishoudelijke apparaten in Nederland. Kunsthal Rotterdam.
Tot en met 6 december.