Liever baanloos dan loze baan
‘Werken is niet leuk, dat is een prachtig boek’, zegt Gertjan van Beijnum (51) terwijl hij enthousiast zijn kast afstruint naar boeken over het arbeidsethos....
De ex-student van de kunstacademie staat midden in zijn kamer van een voormalig kraakpand, een oud ziekenhuis in het centrum van Den Bosch. Sinds hij voortijdig stopte met zijn studie in 1979 is hij werkloos. Al 28 jaar ontvangt hij een uitkering van 800 euro per maand. ‘Het is niet dat ik niet kán werken, ik wil het niet. Ik ben tegen loonarbeid’, benadrukt hij.
Van Beijnum is een van de laatste ‘bewust betaald baanlozen’. Onder het motto: liever een baanloos bestaan, dan een loze baan, koos hij begin jaren tachtig, net als veel anderen, voor de bijstand.
Inmiddels lijkt ook Van Beijnum niet meer te kunnen ontkomen aan de ‘repressie’ van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Deze wet werd in 2004 ingevoerd. Doel: iedereen die kan werken, moet terug naar de arbeidsmarkt. Vorige week daalde het aantal mensen met een bijstandsuitkering tot 300 duizend. Het laagste niveau in ruim 25 jaar. Van Beijnum: ‘We zijn een uitstervende soort.’
Dat dit eraan zat te komen, beseft ook Jan Müter (48) uit IJmuiden. Als student sociologie had hij in 1982 een jaar een ‘betaalde baan’ bij het Indonesië-comité. ‘Daarna had ik recht op een ww-uitkering.’
Begin jaren tachtig sloot hij zich aan bij de Nederlandse Bond Tegen het Arbeidsethos (NBTA) en werd actief voor het blad De luie donder. Recht op luiheid en zelfontplooiing, was het devies. ‘Niemand was tégen werk als zodanig. We werkten ons het rambam voor de actiegroepen. We vonden dat je niet gedwongen kon worden om te werken. Het moest een instrument zijn om jezelf te ontplooien.’ Voor het eerst werd de arbeidsmoraal ter discussie gesteld in Nederland.
Met succes.
De NBTA werd de eerste jaren – in een tijd dat Nederland zo’n miljoen werklozen telde – serieus genomen door politici, vakbondsbestuurders, wetenschappers en journalisten. ‘In de grond van mijn hart denk ik er nog steeds zo over. Waarom zou ik werken voor de winst van anderen’, verklaart Müter die afgelopen zomer 2006 zijn eerste sollicitatiebrief moest versturen. Voor het eerst in 25 jaar voelt hij een duidelijke dwang.
Maar zal het de gemeenten en uitkeringsinstantie UWV lukken Van Beijnum en Müter hun eigen geld te laten verdienen?
‘Het zal lastig worden’, denkt Müter. ‘Mijn cv is nogal atypisch.’
‘Misschien moet ik er ditmaal echt aan geloven’, antwoordt Van Beijnum weifelend. ‘Of nee, eigenlijk ook niet’, zegt hij even later gedecideerd. ‘Ik ben ervan overtuigd dat ik tot mijn pensioen een betaalde baanloze kan blijven.’