Hoe bereidt de zorg zich voor op de toekomst?
Om aan de toenemende vraag en de veranderende behoeften te voldoen, past de zorg zich aan. De opleidingen worden vernieuwd en er ontstaan nieuwe zorgberoepen.
'We zitten met z'n allen in de goede mood', zegt Petrie Roodbol, 'We zijn wakker.' Roodbol is hoogleraar verpleegkunde in Groningen en mede-auteur van een lijvig rapport over de toekomstige beroepen in de zorg. De vraag aan haar was: hoe is het eigenlijk gesteld met de zorgopleidingen in Nederland? Worden de verpleegkundigen, verzorgers en techneuten van straks wel op de juiste manier opgeleid, nu er zulke grote tekorten dreigen en nu de technologie in de zorg zo belangrijk wordt?
Roodbol is daar optimistisch over, om twee redenen. Ten eerste: de afgelopen jaren zijn opleidingen, zorginstellingen, bedrijven en gemeenten veel nauwer gaan samenwerken. Doordat de instellingen zijn betrokken bij de opleiding, zijn stageplaatsen verzekerd en de inspanning van het bedrijfsleven moet garanderen dat jongeren niet meer worden opgeleid voor een vak dat in de praktijk niet bestaat. Dat beaamt ook Ren Hendrix, directeur van Zorgtechniek Limburg - een gezamenlijke opleiding tot zorgtechnicus van drie roc's in het zuiden van het land. 'We maken de opleidingen niet meer achter het bureau, maar moeten durven te innoveren, de grenzen opzoeken, bedrijven meenemen in onze zoektocht.'
Ten tweede: de opleidingen vinden veel meer plaats op de plek waar de student ook zal gaan werken. Die komt in sommige gevallen niet eens meer in het mbo-gebouw voor onderwijs, maar doet alle kennis op in de praktijk en biedt zo ook meteen een paar extra handen aan het bed.
Dat klinkt wellicht allemaal niet revolutionair, maar, zegt Roodbol: 'Soms zijn er dingen nieuw, waarvan je zegt: goh, dat dit nou nieuw is. Dat verbaast mij ook weleens.' Hendrix: 'Als je eenmaal een oplossing hebt gevonden, snapt achteraf iedereen plots hoe het in elkaar zit.'
'Ik laat mensen de waarde inzien van het seniorenbestaan'
Roseline van Ravestein, toegepaste gerontoloog, eigenaar van Zinnovia
Toen ik nog onderzoeker was in de moleculaire biologie, deed ik vrijwilligerswerk in een verpleeghuis. Ik hielp mensen 's avonds bij het eten. Met één vrouw maakte ik altijd een praatje, zij was daar heel blij mee, haar kinderen deden dat niet meer. Wat me opviel: andere bewoners werden jaloers op de aandacht die zij kreeg. Die mensen waren de verbinding met de samenleving kwijtgeraakt.
Ik besloot tot een carrièreswitch en ben toegepaste gerontologie gaan studeren. Een toegepast gerontoloog houdt zich bezig met ouder worden in al z'n facetten: wonen, welzijn, hoe je je tijd besteedt, zingeving. Ouder worden is niet altijd positief, er komt verlies bij kijken. Ik zoek met de ouderen naar mogelijkheden om veerkrachtig te blijven.
Nu ben ik zelfstandige, ik zie mezelf als sociaal ondernemer. Bij alle projecten wil ik mensen stimuleren te anticiperen op de toekomst. Dat zij preventief nadenken hoe ze later voor zichzelf kunnen zorgen en kunnen blijven meedoen. Waar ik tegen aanliep: de oudere is afwachtend, die is de verzorgingsstaat gewend, dus die denkt: het komt wel goed.
In mijn nieuwste project wil ik medioren - zo noem ik jonge senioren - begeleiden zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven en comfortabel en veilig ouder kunnen worden. Daarbij gaat het natuurlijk om het huis, maar ik kijk ook naar andere domeinen. Dus een speeltuin is leuk voor de kleinkinderen, maar zijn de Albert Heijn, de apotheek en de dokter ook op loopafstand?
Iedereen wil oud worden, maar het niet zijn en het er ook liever niet over hebben. Ik laat mensen de waarde inzien van die levensfase en help ze erin te investeren.
'In het nieuwe onderwijs is de kloof tussen theorie en praktijk zo klein mogelijk'
Gitta van den Berg, wijkdocent
Als wijkdocent voor verpleegkundigen in de gehandicaptenzorg leid ik studenten op in de praktijk. Ik coach hen en breng ze kennis, vaardigheden en houding bij.
Dat gebeurt niet op school, maar in een wijkleercentrum. Dat is uit nood geboren: we kwamen stageplekken tekort. Als opleiders moeten we creatief nadenken hoe we de zorg tegemoet kunnen komen, want de zorgaanbieders hebben het te druk om stagiairs te begeleiden. Wij ondersteunen nu die begeleiding.
Ik ben meer coach dan docent. In het nieuwe onderwijs is de kloof tussen theorie en praktijk zo klein mogelijk. Studenten moeten ondernemers zijn die op onderzoek uitgaan en minder afhankelijk zijn van de 'juf' die ze vertelt wat te doen. Dat is wennen, maar nu ze het doorhebben zijn ze enthousiast.
De student moet bedenken: wat vraagt deze situatie van mij als verpleegkundige? En vooral: wie is deze persoon die ik ga verplegen, wat heeft hij nodig, wat is zijn gedrag en hoe ga ik met hem en zijn familieleden om? De student verzamelt deze gegevens en presenteert die aan zijn medestudenten en mij op het wijkleercentrum. Door vragen uit de groep krijgt-ie nog meer een beeld van de patiënt, en ook de andere studenten leren ervan.
Zo moeten ze allemaal in actie komen, ze moeten nieuwsgierig en leergierig willen zijn. Ik kijk welke leerling welke ondersteuning nodig heeft, wie aan een klein duwtje genoeg heeft en wie gebaat is bij een draai om de oren.
Dit is absoluut een verandering ten goede: heel lang was er de scheiding tussen onderwijs en praktijk waarvan ik dacht: wanneer komt het nou eens bij elkaar? Eindelijk zijn we het samen aan het doen en dat is een prettig verschil.
'Wij leren niet alleen hoe de apparaten werken, maar ook oog te hebben voor de patiënt'
Bart Verberne, student zorgtechnologie
Ik ben 22 jaar en heb al verschillende opleidingen gedaan, maar deze opleiding biedt precies de combinatie die bij me past. Ik wil graag mensen helpen - in mijn vrije tijd ben ik basketbaltrainer om kinderen iets te kunnen leren - en ik ben graag met techniek bezig: zowel met elektrotechniek als met games.
Op de opleiding leren we over rolstoelen, domotica, bloeddrukmeters, valsystemen, van alles. Maar ook hoe je aandachtig naar mensen luistert, hoe je met hen communiceert, en over de anatomie en fysiologie: van zithoudingen tot de bloedsomloop.
We krijgen les over aandoeningen waarmee we veel te maken krijgen, zoals dementie, spierziekten en cardiovasculaire aandoeningen. Wat een verpleger leert, leren wij ook, zodat we er de techniek op kunnen aanpassen.
In mijn vorige stage in een zorgtehuis leerde ik over valsystemen en zag ik hoe bewegingssensoren werken, en wat er misgaat als die niet goed functioneren. Dan weet ik hoe ik het valsysteem weer aan de praat krijg, maar ook hoe ik een gevallen oudere weer overeind moet helpen.
Als ik straks klaar ben, kan ik op de technische dienst van een ziekenhuis terecht. Of ik ga aan de slag bij een leverancier van technische zorgsystemen bij mensen thuis. Wij zijn opgeleid om niet alleen aan het apparaat te denken, maar ook oog te hebben voor de patiënten en naar hun wensen te luisteren.
Ook prettig van deze toch technische opleiding: zes van de zestien klasgenoten zijn meisjes. Dat is tegenwoordig wel een aandachtspuntje.