Handelsverdrag is geen multinationalwalhalla
TTIP, het transatlantische verdrag in wording, wordt gehekeld vanwege de procedure om geschillen bij te leggen. Die zou multinationals in de kaart spelen. Dit blijkt hooguit ten dele waar.
ISDS, de omstreden private rechtsgang waarmee multinationals democratische overheden hun wil zouden kunnen opleggen, is aanzienlijk minder wurgend dan tegenstanders stellen. Weliswaar zijn de eisen van bedrijven vaak gigantisch, maar de toegewezen schadevergoedingen zijn zelden indrukwekkend. Gemiddeld houdt een eisend bedrijf er 6 miljoen dollar aan over.
ISDS (Investor State Dispute Settlement) is pas bekend geworden dankzij een andere rare afkorting: TTIP (Transatlantic Trade & Investment Partnership ). Dat is het investeringsverdrag in wording tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie, het grootste handels- en investeringsverdrag ooit. Als het er ooit komt, natuurlijk.
TTIP heeft veel tegenstanders en die tegenstanders stuitten in hun zoektocht naar argumenten op de ISDS-clausule. Sindsdien heeft ISDS zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste argumenten tegen TTIP. Sindsdien is ISDS beroemd/berucht.
Conflictbeslechtingsmechanisme
ISDS is een conflictbeslechtingsmechanisme dat niet via de gewone rechtbanken werkt. In een ISDS-procedure wordt de zaak voorgelegd aan arbiters, meestal gespecialiseerde advocaten. De claimende ondernemer benoemt er één, de belaagde staat ook, en samen kiezen die een derde. De meeste zaken dienen voor gespecialiseerde hoven van arbitrage, zoals het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag en het ICSID (Internationaal Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen), een instituut verbonden aan de Wereldbank. Bijna alle drieduizend handels- en investeringsverdragen in de wereld hebben zo'n clausule, en nooit had iemand het erover. Tot TTIP aan de horizon verscheen.
Tegenstanders van TTIP schermen met de enorme claims waarmee multinationals de weerloze regeringen op de knieën trachten te krijgen. Voorbeelden zat. Het Amerikaanse bedrijf Lone Pine eist 230 miljoen dollar van de Canadese regering, omdat het bedrijf niet mag fracken om schaliegas te winnen. Het Zweedse Vattenfall eist van de Duitse regering 4,7 miljard dollar omdat Duitsland wil stoppen met kernenergie. Philip Morris eist 2 miljard van Uruguay omdat dat land antirookbeleid heeft ingevoerd. En onlangs nog gemeld in de Volkskrant: Gabriel Resources eist miljarden omdat het geen goud mag delven in Roemenië.
Verliezende ondernemingen
Veel minder aandacht dan voor die huizenhoge eisen is er voor de broodmagere resultaten ervan. Het was al wel bekend dat ondernemingen meestal hun zaak verliezen. VN-organisatie Unctad doet geregeld onderzoek naar uitspraken (voor zover gepubliceerd). Van de 356 afgesloten ISDS-zaken werd in 38 procent van de gevallen een schikking getroffen die nooit werd gepubliceerd. Van de zaken waarin uitspraak werd gedaan, wonnen de belaagde staten 60 procent, de klagende ondernemingen 40 procent. Maar gezien de miljardenclaims kunnen die overwinningen van de multinationals natuurlijk nog behoorlijk aankomen.
De Amerikaanse denktank CSIS (Center for Strategic & International Studies) deed onderzoek naar alle zaken die dienden voor het arbitragehof ICSID van de Wereldbank. Het ICSID verstrekt de meeste informatie over zijn zaken, vandaar. Het onderzoek bevestigt volledig de angst van de tegenstanders van ISDS: de claims zijn gigantisch. Gemiddeld gaat het om niet minder dan 343 miljoen dollar per claim.
Maar het gaat natuurlijk om de uitspraken. En die geven een heel ander beeld: gemiddeld krijgen de claimende ondernemingen een vergoeding toebedeeld van 10,4 miljoen dollar. Dat is nog geen 3 cent per geclaimde dollar.
Onderzoekster Susan Franck rekende ook het gemiddelde resultaat uit van de gewonnen claims. De winnaars bleken gemiddeld veel bescheidener te claimen: 171 miljoen dollar. En hun schadevergoeding bedroeg gemiddeld een kwart daarvan: 45 miljoen. Niks miljarden.
Permanent Hof
De discussie over ISDS heeft wel duidelijk gemaakt dat de gelegenheidstribunalen waarmee nu nog overal wordt gewerkt, niet veel legitimiteit hebben. Daarom wordt hard gewerkt aan een alternatieve constructie. De Europese Commissie wil een Permanent Hof voor Investeringen, waar rechters een zaak beoordelen, niet arbiters. En waar landen gewoon in hoger beroep kunnen als ze verloren hebben. En waar zaken in de openbaarheid worden afgehandeld.
Vak- en milieubeweging hebben zich al tegen deze oplossing uitgesproken.
Middelgrote bedrijven
Franck keek ook wie nu eigenlijk de eisers zijn. Zijn dat inderdaad de multinationals die democratisch tot stand gekomen beleid aanvechten met behulp van hun rijk gevulde kassen? Twee keer nee, blijkt uit Francks analyse. Het zijn niet zozeer de grote multinationals die eisen. De meerderheid van de Amerikaanse bedrijven die claimen, heeft minder dan vijfhonderd man in dienst.
En het zijn ook niet zozeer de democratische regeringen die worden aangeklaagd (al gebeurt dat zeker ook: neem de Vattenfall-zaak in Duitsland). Het zijn vooral de minder democratische regeringen die worden belaagd. Argentinië en Venezuela zijn de landen die de meeste claims te verduren hebben, en die staan laag op de indexen voor onafhankelijke rechtspraak. Datzelfde geldt voor andere grote claimverzamelaars: Egypte, Ecuador, Mexico, India, Kazachstan, Oekraïne. In die landen is een gang naar de rechtbank in een conflict met de staat vaak nutteloos: de rechter is niet onafhankelijk.
Zo kwam de grootste schadevergoeding tot stand in een zaak tegen het niet als heel democratisch bekend staande Rusland: 51 miljard dollar werd toegewezen aan de voormalige eigenaren van het onteigende gasbedrijf Joekos. Hierover lopen overigens nog rechtszaken.
Franck ontdekt nog een reden waarom claimen via ISDS minder interessant is dan het lijkt: het is hartstikke duur. De gemiddelde ISDS-zaak kost een bedrijf bijna 5 miljoen dollar. De helft van hun potentiële resultaat.