Gulste gevers schenken 132 miljoen euro
De dertig grootste weldoeners van Nederland hebben in 2007 naar schatting 132 miljoen euro aan goede doelen geschonken. Dat blijkt uit de top-30 van gulste gevers, die het magazine Miljonair deze week publiceert.
De nummer één op de lijst, die dit jaar voor de tweede keer verschijnt, is – net als in de eerste editie – TomTom-oprichter Pieter Geelen; volgens Miljonair nog altijd het lichtend voorbeeld voor vermogend Nederland. Met zijn Turing Foundation investeerde Geelen tot nu toe naar schatting dertig miljoen euro in onder meer natuurbehoud en leprabestrijding. Andere bekende filantropen zijn Joop van den Ende (plaats 4), Sylvia Tóth (11) en Dirk Scheringa (28).
Behalve succesvolle zakenmensen vinden ook drie sporters hun naam terug op de lijst: Clarence Seedorf, Johan Cruijff en Richard Kraijcek prijken op respectievelijk plaats 10, 16 en 18.
Miljonair, dat zich richt op een vermogend lezerspubliek, heeft met de lijst van gulle gevers een duidelijke missie. ‘We willen een voorbeeld stellen, zodat meer miljonairs geld aan goede doelen gaan schenken’, zegt hoofdredacteur Onno Aerden. ‘Wij houden ondernemers een spiegel voor: geld verdienen is een kunst, maar dat geld vervolgens op verantwoorde wijze uitgeven, is een nog veel grotere kunst.’
1. Pieter Geelen, TomTom, 30 miljoen euro
2. Ruud Bakhuizen, Hooge Raedt Groep, tientallen miljoenen euro’s
3. Familie Brenninkmeijer, C&A, minstens tien miljoen euro
4. Joop van den Ende, media- en theatermagnaat, 10 miljoen euro
5. Kees de Waal: voorheen modeketen Hij en Zij, 10 miljoen euro
6. Familie Dura, bouwbedrijf Dura Vermeer Groep, 5 miljoen
7. Paul Baan, voorheen ict-bedrijf Baan, 5 miljoen euro
8. Jacques de Leeuw, uitgever, 3 miljoen euro
9. Fred Matser, projectontwikkelaar, enkele miljoenen euro’s
10. Clarence Seedorf, voetballer, 2 miljoen euro
]]>
Het samenstellen van de topdertig was een tijdrovende klus, zegt Aerden. De bedragen zijn goeddeels gebaseerd op schattingen, omdat de Nederlandse rijkaard doorgaans niet met zijn of haar gulle gedrag te koop loopt.
Aerden ergert zich aan dit ‘misplaatse calvinisme’. Wie geld heeft en dat aan een goed doel geeft, mag daar best trots op zijn, vindt hij. ‘Er zijn redenen genoeg om de zwijgplicht rond vrijgevigheid te doorbreken. Schenken aan goede doelen in Nederland is fiscaal vriendelijk en dat schept de morele verplichting tot enige openheid. Bovendien geven bekende rijken die uitkomen voor hun gulle giften het goede voorbeeld.’
Nederlandse weldoeners zouden wat hem betreft een voorbeeld kunnen nemen aan hun Amerikaanse tegenhangers, die veel meer ‘genot beleven’ aan een koperen naamplaatje op de deur van een mede-gefinancierde school. Tenslotte: om te kunnen vermenigvuldigen, moet je kunnen delen, stelt Aerden.
Maar hoe gul de weldoeners ook mogen zijn, niemand in de topdertig komt aan de 5 procentsnorm waaraan de gevierde zakenman Paul Fentener van Vlissingen zich ooit commiteerde.
Hoofdredacteur Aerden: ‘Het zou mooi zijn als uiteindelijk iedere miljonair een vast percentage van zijn vermogen aan een goed doel geeft.’