'Gemiddelde leeftijd bij ambtenaren stijgt snel'

De verschillen tussen overheid en bedrijfsleven worden groter, concluderen de onderzoekers EDWIN SINGERLING en KEES KOUWENHOVEN. Er is sprake van vergrijzing onder de ambtenaren....

GIJS HERDERSCHEE

TUSSEN overheid en bedrijfsleven ontstaat een nieuwe kloof. Na de salarisachterstand uit de jaren tachtig, roest de ambtenaar nu vast. De gemiddelde leeftijd van de ambtenaren stijgt snel. Ook blijven ze lang steken op dezelfde werkplek. In het bedrijfsleven daalt juist de gemiddelde leeftijd en wisselen werknemers vaak van baan.

De verklaring: jongeren kiezen massaal voor het bedrijfsleven. Bovendien groeien bedrijven terwijl de overheid krimpt.

Dit concluderen de onderzoekers Edwin Singerling en Kees Kouwenhoven. Zij hebben voor de adviesbureaus Berenschot en PricewaterhouseCoopers het vierde tweejaarlijkse rapport Ken- en stuurgetallen personeelsmanagement opgesteld dat volgende week verschijnt.

'De verschillen tussen overheid en bedrijfsleven worden op een aantal punten groter', zegt Kouwenhoven. Hij wijst op de vergrijzing van de ambtenaren en op de gemiddelde diensttijd. De ambtenaren zijn gemiddeld 42 jaar, hun collega's in het bedrijfsleven zijn gemiddeld nog geen 38 jaar. 'Sterker nog, bij de overheid stijgt de gemiddelde leeftijd, in het bedrijfsleven daalt deze', zegt Kouwenhoven.

De ambtenaar is ook honkvast, 60 procent van de ambtenaren werkt minimaal tien jaar voor dezelfde instelling. In het bedrijfsleven is de gemiddelde diensttijd nog geen tien jaar. 'Daar zien we nu een kentering. Tot ons vorige onderzoek, in 1996, liep de diensttijd overal op. Nu daalt die in het bedrijfsleven maar stijgt door bij de overheid', zegt Kouwenhoven.

De verklaring voor beide verschijnselen is simpel: jongeren kiezen massaal voor het bedrijfsleven. Daardoor daalt de gemiddelde leeftijd van werknemers. De gemiddelde diensttijd daalt door het hoge aantal baanwisselingen.

Kouwenhoven relativeert deze conclusie. 'We zie nog een trendbreuk in het bedrijfsleven die niet bij de overheid plaatsvindt. In het bedrijfsleven daalt het aantal werknemers dat het topsalaris verdient dat bij hun functie hoort. Bij de overheid stabiliseert zich dat aandeel. Het gaat hier meestal om ervaren, wat oudere werknemers. In het bedrijfsleven stappen die dus ook over naar een andere baas. Bij de overheid blijven ze zitten.'

Hij heeft nog een verklaring. 'Bedrijven zijn gericht op groei. Bij de overheid krijgen kwaliteit, efficiency en stabilisatie voorrang'. Twee jaar geleden hadden efficiency en kwaliteit overigens ook in het bedrijfsleven nog prioriteit boven groei. Dat was het gevolg van de economische dip in de voorafgaande jaren.

'Het bedrijfsleven profiteert volop van de hoogconjunctuur en groeit. Personeelsbeleid volgt de conjunctuur. Bij de overheid is vrijwel geen sprake van groei waardoor de mobiliteit en de promotiekansen sterk achterblijven bij het bedrijfsleven', zegt Kouwenhoven.

Niet alleen scoort de overheid slecht bij het werven van nieuw personeel en bij het overstappen van ambtenaren naar andere organisaties, ook stappen ambtenaren veel minder vaak over naar een andere functie dan hun collega's in het bedrijfsleven. De promotiekansen van ambtenaren zijn ook maar de helft van die van werknemers in het bedrijfsleven.

Nu goede werknemers door de groei van het bedrijfsleven schaars worden, stijgt hun prijs. Werkgevers geven steeds meer uit om personeel te vinden. 'Goed opgeleide mensen in het algemeen worden schaars. Dat geldt voor alle functies', zegt Singerling. Het opleidingsniveau van werknemers stijgt gestaag door de jaren heen. Het aantal werknemers met alleen een middelbare beroepsopleding of lager, daalt jaar op jaar.

Desondanks stijgen de lonen slechts matig, zo concluderen Singerling en Kouwenhoven. 'Je zou verwachten dat door de schaarste de lonen stijgen. Maar dat gebeurt niet echt. Een mogelijke verklaring is dat werkgevers liever investeren in hun eigen mensen dan dure nieuwe mensen aan te nemen. Een andere verklaring kan zijn dat de mensen zelf andere prioriteiten hebben. Ze willen vooral leuk werk, een goede werkgever die zich wat gelegen laat liggen aan carrièrewensen én omstandigheden thuis. Vaak is er een tweede inkomen in het huishouden waardoor de nadruk niet op geld hoeft te liggen', zegt Singerling.

Het wordt voor werkgevers dus zaak werknemers aan zich te binden met goede bedrijfsregelingen. 'Niet alleen employee benefits, de extraatjes van het bedrijf. Nee, werkgevers raken ervan doordrongen dat goede werknemers een schaars goed worden. Die moeten gerecycled worden met bijvoorbeeld scholing om ervoor te zorgen dat ze inzetbaar blijven in veranderdende functies', zegt Singerling.

Werkgevers zien de noodzaak al, zo blijkt uit het onderzoek. De uitgaven aan scholing van werknemers zijn in twee jaar tijd met 30 procent gestegen. Ook het aantal scholingsdagen stijgt weer, van gemiddeld 2,1 dagen in 1995 naar 2,8 dagen in 1997. Dat is meer dan ooit. Bij het vorige onderzoek daalde de scholingstijd juist door de voorafgaande economische dip.

Nu het goed gaat, is er meer tijd en geld voor scholing, beaamt Singerling. 'Personeelsbeleid is conjunctuurbepaald. Maar toch zie ik een trendbreuk. Ik ben ervan overtuigd dat schaarste op de arbeidsmarkt aan jongeren blijvend leidt tot meer aandacht van de werkgever voor zijn werknemers. De werknemers worden zelfbewuster en maken eigen keuzes. De arbeidsverhouding wordt evenwichtiger. Volwassener.'

Gijs Herderscheê

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden