EU erkent China niet als markteconomie: is dat verstandig?

De EU vreest de dump van Chinese producten niet meer tegen te kunnen houden, als China zichzelf straks een markteconomie mag noemen.

Fokke Obbema
Medewerkers van een Chinees staalbedrijf demonteren een luchtkoker. Beeld reuters
Medewerkers van een Chinees staalbedrijf demonteren een luchtkoker.Beeld reuters

Uit angst voor het verlies van honderdduizenden banen in de Europese industrie heeft het Europees Parlement gisteren met een overgrote meerderheid (546 tegen 28 stemmen) een resolutie over China aangenomen. Dat land moet aan vijf vergaande Europese eisen voor een markteconomie voldoen, wil het vrije toegang tot de Europese markt krijgen.

Zo lang China niet aan de eisen voldoet, moet de Chinese export naar de EU op een 'niet-standaard manier' worden beoordeeld. Met die term wil het Europees Parlement de bestaande vrijheid behouden om tegen kunstmatig goedkope Chinese producten strafmaatregelen te kunnen nemen. Vooral de Europese staalindustrie lijdt daaronder, nu China, goed voor ongeveer de helft van de wereldproductie, zijn overtollig staal hier afzet. Met straftarieven kan de EU daartegen optreden. Maar de ruimte daarvoor dreigt te worden beperkt, wanneer er in december vijftien jaar zijn verstreken sinds China toetrad tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Dan krijgt het land automatisch de status van markteconomie, zo is althans de Chinese lezing van het WTO-toetredingsprotocol.

De Europese Unie was het tot voor kort met die lezing eens, maar is onder invloed van de economische conjunctuur gaan terugkrabbelen. De inzakkende wereldvraag vergroot overal de aandrang voor eigen industrieën in het geweer te komen. Waar voormalig Europees Commissaris De Gucht nog ronduit de Chinese interpretatie onderschreef, doet de huidige Commissie dat niet meer. In plaats daarvan is zowel de Europese Commissie als de Europese Raad vooral bezig deze hete aardappel voor zich uit te schuiven. Voor het Europees Parlement was dat reden deze week een debat te organiseren.

Daarin toonden sociaal-democraten en extreem-rechts onder aanvoering van Marine Le Pen (europarlementariër voor het Front National) zich het meest kritisch in hun afkeer van een gunstiger status voor China. 'Dat wordt een volgende catastrofe met groot sociaal lijden tot gevolg', waarschuwde Le Pen. 'China is geen markteconomie en er staan veel Europese banen op het spel', stelde de leider van de sociaal-democraten, de Italiaan Giovanni Pittella. Wordt de status van markteconomie eenmaal aan China toegekend dan 'is er geen weg meer terug', zo vreest hij.

Dumpingpraktijken

De Europese Commissie en de Europese Raad, vertegenwoordigd door de Nederlandse minister Hennis-Plasschaert, toonden zich veel minder uitgesproken. De verantwoordelijke Commissaris, de Litouwer Vytenis Andriukaitis, gaf wel toe dat 'China geen markteconomie is', maar benadrukte verder vooral meer tijd nodig te hebben om tot een standpunt te komen. Hennis zei dat de door lidstaten gevormde Raad 'nog geen positie' heeft bepaald en verwees voor initiatieven door naar de Commissie. Dat kwam haar te staan op een emotionele uitbrander van de Duitse christendemocraat Daniel Caspary. Die partijgenoot van bondskanselier Merkel verweet de Europese Raad dat het probleem al jarenlang wordt genegeerd, terwijl telkens andere bedrijfstakken met Chinese dumpingpraktijken te maken krijgen. 'Eerst de schoenenindustrie, toen de zonnepanelenindustrie, nu de staalindustrie. Maar de Raad neemt geen enkel initiatief en blokkeert noodzakelijke hervormingen. Los het op!'

Om druk op de ketel te zetten is het Europees Parlement nu gekomen met Europese eisen waar China aan moet voldoen. Dat zullen de Chinese autoriteiten zeker niet gaan doen, zo weet iedereen, maar ze zijn vooral bedoeld om de Europese Commissie tot stellingname te bewegen.

Die bevindt zich in een lastig parket, want tegenover de noodzaak op te komen voor Europese banen en industrieën staat het te vriend moeten houden van de 'strategische partner' China, vorig jaar goed voor 520 miljard euro aan handel. De export naar China is gunstig voor de Europese werkgelegenheid, de goedkope import levert een bijdrage aan het op peil houden van de koopkracht van Europese burgers.

Chinese klacht bij de WTO

Gaat de EU uiteindelijk niet akkoord met de marktstatus voor China, dan wacht vrijwel zeker een Chinese klacht bij de WTO. De EU hoort zich aan haar afspraken te houden, zo zal China betogen, en heeft zelf eerder al aangegeven dat China in 2016 de markteconomie-status verdient. Dat laatste valt moeilijk te ontkennen.

De Chinese hoogleraar internationale betrekkingen, Shi Zhiqin, verbonden aan de voorname Tsinghua Universiteit, hoopt dat het niet tot een juridisch gevecht hoeft te komen. In een bijdrage aan het onlinetijdschrift The Diplomat suggereert hij dat China en de EU een aparte overgangsperiode voor de staalsector kunnen afspreken. Dat kan 'het dumpen van staal in Europa en het failliet van Europese producenten' helpen voorkomen. Maar de EU moet dan verder natuurlijk wel gewoon China als markteconomie erkennen, zo betoogt Zhiqin.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden