Reportage
Elke 68 seconden een nieuwe Mini
De Britse auto-industrie was eind jaren zeventig op sterven na dood. Dankzij buitenlandse investeringen kent ze nu een ongekende bloei. Zelfs de vakbonden zijn tevreden.
The Ashmolean Museum, the Bridge of Sighs en the White Hart Pub waar Inspector Morse zijn pints dronk. De meeste toeristen komen naar Oxford voor deze bezienswaardigheden, maar aan de rand van de universiteitsstad bevindt zich een heel ander soort attractie: de Minifabriek van BMW, die is uitgegroeid tot het symbool van de herboren auto-industrie in Groot-Brittannië.
In de fabrieksloods lopen meer bezoekers rond dan werknemers. Meer dan duizend robots zetten de koetsen van de iconische auto's in elkaar, waarna mensenhanden de stoelen, bedrading en sturen toevoegen. Om de 68 seconden rolt er eentje van de band, die 22 uur per etmaal draait. Peperwit is de lievelingskleur, gevolgd door zwart. 'Er zijn hier tienduizenden Mini's gemaakt, maar geen exemplaar is hetzelfde', beweert de gids trots, 'elke wagen wordt tot in detail volgens de wens van de klant gebouwd.' Acht van de tien auto's zijn voor de export. Made in Britain betekent weer iets.
Het succes van de 112 jaar oude Minifabriek staat niet op zichzelf. Uit cijfers van de Society of Motor Manufacturers and Traders blijkt dat er nu honderdduizend auto's per maand worden gemaakt op het eiland, een stijging van bijna 3 procent in vergelijking met vorig jaar. De Duitsers maken meer auto's, maar volgens de Automotive Council is de Britse auto-industrie de productiefste van Europa, met de hoogste winstmarge. Dat cijfer is wel beïnvloed door het feit dat in Engeland veel dure auto's worden gemaakt, zoals Jaguars, McLarens, Bentleys, Aston Martins en Rolls-Royces.
De situatie is onvergelijkbaar met die van eind jaren zeventig, toen de deels genationaliseerde auto-industrie ten onder leek te gaan aan stakingen en gebrek aan investeringen. Bij kopers van Britse auto's leefde immer de vrees dat ze toevallig een 'vrijdagmiddagauto' kregen, een gammel exemplaar dat in het aangezicht van het weekeinde in elkaar was gezet. Fabrieken, zoals die van British Leyland, krompen of sloten hun deuren. De wet van de remmende voorsprong leek fataal te zijn geweest, met name in de West-Midlands, de 'autoregio' rondom Birmingham.
Volgens professor Peter Wells, die als deskundige van de auto-industrie verbonden is aan de Business School van Cardiff, kwam de omslag onder minister-president Margaret Thatcher. 'In 1984 zorgde ze er middels belastingvoordeeltjes voor dat Nissan ging investeren in Sunderland. Het was de eerste Japanse automaker die naar het Verenigd Koninkrijk trok.'
En met succes. Tegenwoordig werken er 6.700 man en onlangs pompte Nissan 250 miljoen pond (343 miljoen euro) in de fabriek om de Infiniti Q30 te maken, het topmerk van het bedrijf. Britse managers en ingenieurs bekleden topfuncties op het hoofdkantoor in Japan.
Dertig jaar na Thatchers revolutie is de Britse auto-industrie vrijwel volledig in handen van buitenlandse bedrijven, waaronder BMW, dat de Mini beschouwt als een visitekaartje. Een voordeel voor investeerders uit landen als Japan en India is het Britse lidmaatschap van de Europese Unie. Het eiland is een bruggenhoofd naar de Europese markt. Daarom wordt vooral binnen deze sector, waar nu 770 duizend mensen werken, een Brexit gevreesd. 'Als er iets verandert, zouden we onze strategie en investeringen meteen heroverwegen', zei de Nissantopman desgevraagd over het EU-referendum.
De voornaamste aantrekkingskracht voor buitenlandse bedrijven is de flexibele arbeidsmarkt en de aanwezigheid van expertise.
Zo werkt BMW/Mini sinds afgelopen zomer nauw samen met de Brookes School of Technology in de universiteitsstad. Deze school biedt vier jaar durende studies aan die geheel zijn gericht op het werken bij de Duitse autofabrikant, als ingenieur, ontwerper of manager. Eerder al was Brookes betrokken bij het ontwerpen van Formule 1-wagens. De florerende Formule 1 - liefst acht van de elf racestallen zijn Brits - speelt mee bij het succes van de auto-industrie.
In dat verband wijst Wells op de Britse liefde voor auto's, die zich bijvoorbeeld uit in het succes van televisieprogramma Top Gear. 'Nog meer dan andere Europeanen zijn Britten dol op auto's. Kijk alleen al naar al die autoclubjes. Er is daarom veel potentieel voor de auto-industrie, zeker als je weet dat we nog altijd meer auto's exporteren dan importeren.'
Een ander voordeel van de komst van bedrijven uit landen als Japan en Duitsland is een verbetering van de relaties tussen werkgevers en werknemers, van oudsher een achilleshiel van de Britse auto-industrie.
Aanvankelijk keken de vakbonden met huiver naar buitenlandse investeerders, maar die zorgen zijn grotendeels verdwenen. De werkomstandigheden zijn verbeterd en BMW laat graag weten dat de geschoolde arbeiders bij Mini ook bonussen krijgen. Als filantroop zou William Morris, grondlegger van de fabriek in Oxford, dat waarschijnlijk wel hebben gewaardeerd.
De tijd is echter voorbij dat een auto ter plekke geheel werd gemaakt, zoals het geval was bij de beroemde Fordfabriek langs de Theems in het Oost-Londense Dagenham, waar geen auto's meer worden gemaakt. Daar werd het ijzer gesmeed, de verf aangemaakt en de bekleding genaaid.
Nu worden de auto's in de Britse fabrieken in elkaar gezet met onderdelen die voor het merendeel uit het buitenland arriveren. 'Wanneer ik over dit onderwerp spreek', zegt Wells lachend, 'heb ik het liever niet over 'de Britse auto-industrie' maar over de 'auto-industrie in Groot-Brittannië'.'
Nieuw! Ontvang elke dag de Volkskrant Avond Nieuwsbrief in uw mailbox, met het nieuws van vandaag, tv-tips voor vanavond, en alvast zes artikelen uit de krant van morgen. Schrijf u hier in.