Van Kapitaal BelangDaan Ballegeer

Een van de boeiendste aspecten in de geschiedenis van de rente: de rol van Joden

Middeleeuwse miniatuur uit de 15de eeuw waarop bankactiviteiten staan afgebeeld. Links een man die een zak met goud neerlegt. Rechts neemt een bankiersvrouw een betaling aan. Beeld Bettmann Archive
Middeleeuwse miniatuur uit de 15de eeuw waarop bankactiviteiten staan afgebeeld. Links een man die een zak met goud neerlegt. Rechts neemt een bankiersvrouw een betaling aan.Beeld Bettmann Archive

De Joodse bevolking moest zich in de Middeleeuwen wel toeleggen op de handel in geld. De natuurlijke haat van de schuldenaar voor zijn schuldeiser ging daardoor eeuwenlang hand in hand met religieuze haat.

Daan Ballegeer

De afgelopen weken kon een liefhebber van de meer dan vijfduizend jaar lange geschiedenis en de toekomst van de rente zijn hart ophalen in de Volkskrant. Maar daarmee is nog lang niet alles verteld. Een van de boeiendste aspecten die onbelicht bleef, is de rol van Joden in de kredietverstrekking door de eeuwen heen.

Wie de eerdere artikelen heeft gelezen, herinnert zich vast pecunia pecuniam non parere potest, de stelling van de katholieke kerk in de Middeleeuwen dat geld geen geld kan voortbrengen. Lenen tegen een vergoeding was toen in onze contreien taboe. Rente is de tijdswaarde van geld, en omdat tijd toebehoort aan God, mochten katholieken daar geen geld mee verdienen. Anders gezegd: alle rente was woeker.

In Van Kapitaal Belang duikt verslaggever Daan Ballegeer in boeiende en opmerkelijke economische gebeurtenissen.

Voor Joden daarentegen was uitlenen tegen rente geen probleem. ‘U mag geen rente vragen als u iets aan een volksgenoot leent, of het nu gaat om geld of voedsel of wat u ook maar tegen rente te leen kunt geven’, staat in de Thora. ‘Van een buitenlander mag u wel rente vragen, maar niet van iemand van uw eigen volk.’

Joden waren in de vroege Middeleeuwen quasi verplicht om zich op handel toe te leggen. Vaak mochten ze geen land bezitten, en zelfs als dat kon, was het in de praktijk dikwijls dode letter. De gronden waren meestal in handen van gilden, of van de grote landbezitters die in de Karolingische tijd de heersende klasse uitmaakten.

Omdat de Duitse volkeren tot aan de 9de eeuw weinig verhandelden, namen de Joden destijds in Duitsland een bevoorrechte positie in de schaarse steden in, merkt Richard Ehrenberg op in Capital & Finance in the Age of the Renaissance uit 1928. Daarna kwam de handel door andere bevolkingsgroepen van de grond, vooral in het tijdperk van de kruistochten.

Omdat de Joden niet langer onmisbare handelaren waren, verloren ze hun geprivilegieerde positie en waren ze overgeleverd aan de grillen van de plaatselijke heer, die hen kon beschermen of in de steek laten.

Eerste professionele bankiers van de Middeleeuwen

Een deel van de Joden besloot zich toe te leggen op de handel in geld, wat van hen de eerste professionele bankiers van de Middeleeuwen maakt. Ze werden daarmee onmisbaar, voor zowel het gewone volk als voor koningen en prinsen. Die adel kende ook een makkelijkere en goedkopere manier om geld te krijgen van de Joden: ze confisqueerden hun eigendom.

Daarbij werden de Joden vaak vermoord, hun huizen geplunderd en verbrand. Het economisch opportunisme en religieuze haat gingen hier hand in hand met de natuurlijke haat van de schuldenaar voor zijn schuldeiser.

Antisemitisme was toen al dodelijk op grote schaal. In de veertiende eeuw bijvoorbeeld besloten de notabelen van Straatsburg dat de Zwarte Dood was veroorzaakt door de Joden, die de waterputten zouden hebben vergiftigd. Ze kregen prompt de keuze: zich bekeren of sterven. De helft koos voor het eerste. Op 14 februari 1349 werd de rest bij elkaar gedreven, naar het Joods kerkhof gebracht, en levend verbrand.

Paus Clemens VI vaardigde oorkondes uit om erop te wijzen dat ook de Joden overleden aan de pest, en dat het stom zou zijn om zichzelf te vergiftigen. Veel verschil leek dat niet te maken. Datzelfde jaar werden ook Joodse gemeenschappen in Frankfurt, Mainz en Keulen uitgeroeid.

Judas

Vreemd was die haat natuurlijk niet, juist omdat de katholieke kerk ze zelf aanwakkerde. Tot 1965 hield ze het hele Joodse volk verantwoordelijk voor het vermoorden van de zoon van God. Met het kwalijke cliché dat ze gedreven zijn door geldbelustheid, want Judas had Jezus verraden voor dertig zilverlingen, en Judas was een Jood. Maar dat waren ook alle andere apostelen...

Zoals Peter Stanford opmerkt in Judas. De verontrustende geschiedenis van de afvallige discipel (2015) is de kans reëel dat Judas zelfs nooit heeft bestaan, en dat het een verteltechnische ingreep is. De evangelisten zouden Judas opgevoerd hebben als fictief personage om de lezers een verrader voor te schotelen die de dood van Jezus in gang zet.

Naarmate de kerk haar doctrine over het lenen van geld ging aanpassen, namen katholieke handelaren de rol van de Joden in de financiële tak van de economie over. Tegen het eind van de 13de eeuw waren de Joden zowat overal in Europa uit de kredietverstrekking verdwenen, alleen in Spanje en het zuiden van Duitsland hielden ze stand tot het einde van de Middeleeuwen. Daarna hielden ze zich in Europa nog enkel bezig met verpanden en geld wisselen.

Uit die laatste activiteit zou wel de rijkste en machtigste bankendynastie aller tijden ontstaan. In de Frankfurtse Judengasse, een Joods getto, legde Mayer Amschel Rothschild in 1790 als handelaar in munten en metalen de basis van een imperium dat zijn vijf zoons zouden uitbouwen. Historicus Niall Ferguson omschreef de Rothschilds op hun hoogtepunt als een combinatie van Merrill Lynch, Morgan Stanley, JPMorgan, Goldman Sachs, en het Internationaal Monetair Fonds.

Voor de antisemieten die in de twintigste eeuw verantwoordelijk waren voor de grootste volkerenmoord uit de geschiedenis verbeeldden de Rothschilds bij uitstek de vaderlandloze Jood die op de achtergrond aan de touwtjes trekt en de wereld zonder scrupules in crisis en oorlog stort. Maar de Joden waren vooral handige zondebokken, iets waar het Duitse volk na de Eerste Wereldoorlog wanhopig naar op zoek was.

Verraad of eigen zwakte

Hitler verloste de Duitsers van de vraag of ze die oorlog hadden verloren door verraad of door hun eigen zwakte, merkte de Amerikaanse schrijver Norman Mailer op. Het was door verraad, zei Hitler hen. De schuld lag bij de Joden, de communisten én de sociaaldemocraten. Hitler negeerde daarmee dat meer dan honderdduizend Duitse en Oostenrijkse Joden hadden meegevochten in de Groote Oorlog.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden