Economen laten zich leiden door politieke voorkeur
Ideologische voorkeuren spelen bij economen een grote rol. Hun politieke visie - links of rechts - bepaalt voor een groot deel de uitspraken die ze doen over economische vraagstukken of de adviezen die ze geven. Dat blijkt uit een enquête die de economenwebsite Me Judice heeft gedaan onder Nederlandse economen bij Nederlandse universiteiten en leden van de Koninklijke Vereniging van Staatshuishoudkunde.
Linkse economen vinden dat inkomensongelijkheid sterk verminderd moet worden. Rechtse economen beweren het tegendeel. Linkse economen zien meer baten dan kosten van migratie voor een gastland terwijl rechtse economen sterk verdeeld zijn.
'Dat laatste is wellicht nog wel het meest verbazingwekkende omdat rechtse economen toch over het algemeen voor open markten zijn en blijkbaar gelden voor dit onderwerp toch net andere regels', zegt hoogleraar Harry van Dalen, zelf econoom, die samen met collega's Kees Koedijk en Arjo Klamer het onderzoek uitvoerde.
Volgens de onderzoekers wordt vaak gezegd dat deze meningsverschillen de waarde van de economische wetenschap voor het grote publiek ondermijnen. Zo riep The Economist economen op harder te werken aan wat het blad een resolutiemechanisme noemt; simpel gesteld: een manier om de onenigheid onder economen op te lossen.
'Economen die wisselend advies geven op basis van hun politieke kleur lijkt een vreemde gang van zaken. Het is bijna net zo vreemd als dat je bij je tandarts die PvdA stemt het advies krijgt een nieuwe brug aan te laten meten, terwijl als je naar de andere tandarts van dienst stapt, die VVD stemt, het advies krijgt alles maar te laten zoals het is', zegt Van Dalen.
De drie onderzoekers hebben de Nederlandse economen veertien stellingen voorgelegd en gevraagd of zij het daar al dan niet mee eens waren. Die hebben ze vergeleken met hun politieke kleur. Over een aantal bestaat consensus, zoals het feit dat handelsbarrières welvaart kosten (71 procent), de marktsamenleving beter is dan de socialistische samenleving (74 procent) en overheidsstimulering effectief kan zijn in recessies (78 procent).
Maar over een aantal is er nauwelijks eensgezindheid. Zo vindt maar een minderheid van de economen (45 procent) dat monetair beleid een effectief middel is bij recessies. Hiermee keren zij zich in meerderheid tegen het beleid van de ECB, die via renteverlagingen en het bijdrukken van geld de economie weer aan de praat probeert te krijgen. Ook vindt maar 41 procent van de economen dat een minimum-jeugdloon de werkloosheid onder jongeren vergroot. En slechts 19 procent - nog maar één op de vijf - is het eens met de stelling van de econoom Milton Friedman dat inflatie vooral een monetair fenomeen is. De politieke voorkeur speelt in tien van de veertien stellingen een rol.
Toch vinden de onderzoekers het niet per se een probleem. Dat economie zoveel stromingen en benaderingen kent, is een logisch gevolg van de onvoorspelbaarheid van economisch gedrag.
'Alleen met een rijke schakering aan benaderingen kun je iets van economie begrijpen en blijkbaar zitten economen zo in elkaar dat linkse economen op een andere wijze naar de economie kijken dan rechtse economen', aldus Van Dalen.
'Objectiviteit is onhaalbaar'
Patrick van Schie (directeur Telders Stichting, wetenschappelijk bureau liberalisme en VVD)
'Ik ben absoluut niet verbaasd door de conclusies. Natuurlijk speelt politieke kleur een rol. Dat is geen verwijt aan economen, het is onvermijdelijk. Zelfs in de natuurwetenschappen is volkomen objectiviteit onhaalbaar. Voor mens- en maatschappijwetenschappen als economie geldt dat nog meer. De feiten spreken nooit voor zich. Welke vraag stel je, welke feiten selecteer je, hoe interpreteer je de feiten. De vraag of inkomensverdeling in ontwikkelde landen gelijkmatiger moet zijn, is geen neutrale vraag. Wie het rechtvaardig vindt dat inkomensverschillen klein zijn, zal er ja op zeggen. Wie daarentegen vooral hecht aan individuele vrijheid en het eerlijk vindt dat wie rechtmatig aan zijn inkomen komt daar niet onevenredig van hoeft in te leveren, zegt nee. De eerste vindt herverdeling eerlijk, de tweede hoogst oneerlijk.
'Wel zou het economen sieren als zij duidelijker zijn over hun ideologische voorkeur en niet net doen alsof zij neutraal de waarheid in pacht hebben. Een bekend gezegde is dat de geschiedenis een debat zonder einde is. Burgers moeten geen valse verwachtingen van de wetenschap hebben. Die levert niet de waarheid op, maar draagt suggesties aan die voor weerlegging vatbaar moeten zijn. Alleen extremisten beweren dat er maar één waarheid is.'
'Bedrijfseconomen hoor je niet'
Hans Schenk (hoogleraar universiteit van Utrecht en kroonlid SER)
'Een enquête is 'maar' een enquête. Een iets andere formulering van de stellingen kan tot andere standpunten leiden. Als wordt gevraagd of 'de marktsamenleving meer groei en welvaart genereert dan een socialistische' is de vraag wat precies met zo'n marktsamenleving wordt bedoeld. Onlangs is opnieuw gebleken dat de Amerikaanse overheid een doorslaggevende factor is geweest in het succes van Silicon Valley. Hebben we het dan over een marktsamenleving?
'Daarnaast speelt de timing een rol. In 2014 zullen mogelijk meer mensen roepen dat de baten van immigratie groter zijn dan de lasten dan in 2016.
'Ook andere factoren spelen een rol in het uitblijven van consensus. Veel empirische economen gebruiken grote databanken waarop zij zeer geavanceerde econometrische methoden loslaten. Vele databestanden zijn echter verschrikkelijk krakkemikkig. Dan geeft het geen pas deze data met alsmaar verder ontwikkelde methoden te analyseren. Het is zoals een Amerikaanse collega ooit zei 'like driving a Merc down a cow track'. Daarnaast wordt het economische debat vooral gevoerd door 'algemene' economen. Bedrijfseconomen doen nauwelijks mee, terwijl zij toch in aanraking komen met de dragers van economische groei, onze bedrijven.'