De WRR speelt haasje over met een roller coaster en een kleiduif
De media-aandacht voor het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) was deze week scheef verdeeld. Het meest interessante deel van Tweedeling in perspectief, over de recente geschiedenis van de maatschappelijke tweedeling, werd praktisch geen woord waardig geacht....
Het 160 pagina's tellende rapport over 'kansen en bedreigingen voor de sociale samenhang in Nederland gedurende de komende twintig jaar' werd vervolgens gereduceerd tot een A4-tje over het verschijnsel Melkert-baan. De naamgever hiervan liet weten het rapport te beschouwen als een ondersteuning van zijn banenplannen; GroenLinks-fractieleider Paul Rosenmöller typeerde deze reactie van de minister van Sociale Zaken vervolgens als een 'kwalijke vorm van zelfgenoegzaamheid'. En zo werd in een paar dagen tijd een rapport met in totaal 325 voetnoten teruggebracht tot Haagse - of zijn het journalistieke? - proporties.
Naast lof en kritiek verdient de opsteller van het rapport, de socioloog Hans Adriaansens, dus ook medelijden.
Om dan met de lof te beginnen. Het historische deel van het rapport is zo aardig omdat hierin inderdaad, wat de titel van het rapport belooft, de tweedeling in de Nederlandse samenleving in perspectief wordt geplaatst. De beoordeling van sociaal-culturele veranderingen, zo heet het daar, 'heeft iets van kleiduivenschieten vanuit een roller coaster: over de baan van de kleiduif valt iets verstandigs te zeggen, de bewegingen van de roller coaster zijn al een stuk moeilijker te voorzien, en over hun onderlinge relatie bestaat helemaal weinig houvast'. De kleiduif is de feitelijke maatschappelijke ontwikkeling; de roller coaster is onze opvatting over de maatschappelijke ontwikkeling. Wie in de toekomst of in het verleden wil kijken, ontbeert vastigheid; en zonder ijkpunt kan verandering niet worden vastgesteld.
Over tweedeling, stelt Adriaansens terecht, ontwikkelden de feiten en de meningen in de maatschappij zich in de afgelopen tien jaar tegenovergesteld aan elkaar.
Eerst de opvattingen. In 1975 werd de toenmalige vice-premier Dries van Agt na zijn oproep tot een 'ethisch reveil' nog met kritiek overladen. Maar sindsdien is Nederland opgevoed tot de huidige consensus: de maatschappelijke tweedeling is een feit en zal in de toekomst alleen maar erger worden. De weg naar deze consensus voerde langs de toenmalige PvdA-fractieleider Joop den Uyl ('Steeds diepere kloven tekenen zich af, tussen werkenden en hen die van het arbeidsproces zijn uitgesloten', zei hij in 1984) en langs premier Ruud Lubbers: Nederland is ziek. Wim Kok sloot in 1995 de rij: 'Economische en sociale ongelijkheid leiden tot tweedelingen, tot tegenstellingen die steeds schrijnender worden.'
Anno 1996 is het ons ernst met de bestrijding van de tweedeling. Ad Melkert voert een heus armoedebeleid; armoede-onderzoekers verdienen een leuke boterham aan de opdrachten van het ministerie ('De subsidiestroom voor onderzoek op dit gebied is aanzienlijk', schrijft de WRR en passant in het rapport).
De feitelijke ontwikkeling in de recente Nederlandse geschiedenis staat haaks op de zorg over het toenemen van de tweedeling. De WRR onderscheidt drie verdelingsdimensies. Zij kijkt naar de ontwikkeling van de verdeling van werk, van opleiding en van inkomen en concludeert: 'Uit de analyse komt naar voren dat op al deze drie verdelingsdimensies de participatie in de loop der tijd is toegenomen. Ook de ontwikkeling van de scheefheid van de verdeling op deze dimensies hoeft niet negatief geduid te worden. En er bestaat op elk van deze dimensies een behoorlijke mate van mobiliteit.'
Kortom, in de periode waarin de zorg over maatschappelijke tweedeling langzaam naar een politiek hoogtepunt groeide, nam feitelijk de tweedeling in de maatschappij af.
Kijk, dat is nu een aardige conclusie.
De verklaring voor deze paradox is dat de veranderingen ons blijkbaar niet snel genoeg gaan: de roller coaster en de kleiduif spelen haasje over.
Na de lof komt de kritiek. De WRR kijkt niet alleen naar de geschiedenis; het verkennen van de toekomst tot 2015 was eigenlijk haar belangrijkste doel. Deze toekomstverkenning nu is beneden de maat. Dat is extra goed zichtbaar in vergelijking met de toekomstverkenning die het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek deze week toevallig ook publiceerden, Bevolking en arbeidsaanbod, drie scenario's tot 2020.
De WRR gaat de toekomst te lijf met het rekentuig van de gemiddelde basisschoolleerling: optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. Daarbij worden de meest boude veronderstellingen als verdwaalde kleiduiven uit de lucht geplukt. Lees hoe Adriaansens komt tot zijn voorspelling van de werkgelegenheid voor de komende twintig jaar: 'Gegeven de recente ervaringen met werkgelegenheidsgroei, met het sociaal-economisch beleid en met de toegenomen dynamiek en flexibiliteit in Nederland, lijkt het niet te gewaagd uit te gaan van een groei van 1,25 procent.'
Lekker makkelijk zo. Het staat er echt.
Van het Planbureau leerde de WRR nog net dat het, gezien de onzekerheid waarmee we de toekomst bezien, aanbeveling verdient diverse varianten op te stellen. Maar dit zijn, anders dan de samenhangende scenario's van CBS en CPB, pure
rekenexcercities. Hoe gerekend wordt, blijft daarbij oncontroleerbaar. Waarom de ene grootheid in waarde stijgt en de ander daalt, evenzeer.
Achteruitkijken valt een socioloog blijkbaar lichter dan vooruitzien. Zou het, bij een volgende gelegenheid, niet handiger zijn als al die Haagse wetenschappers hun krachten bundelen?