Analyseoliecrisis Shell
De drie plagen van Shell: corona is het minst grote probleem
Shell leed in het tweede kwartaal van dit jaar een verlies van 18 miljard dollar. De vergroening, de lage olieprijs en nu ook de coronacrisis zijn klap op klap voor het concern.
Corona legt de wereld plat
Vrijwel de hele wereldvloot aan vliegtuigen stond maandenlang aan de grond, autoforenzen zaten plotseling thuis en gaven geen geld meer uit aan de pomp: de uitbraak van corona was (ook) voor oliebedrijven een ramp. Alle olieconcerns hebben hier in min of meer gelijke mate mee te maken. Ook de prijs van hun producten stortte in door de daling van de vraag. Eind vorig jaar was de prijs van een vat olie nog tegen de 70 dollar, dit voorjaar daalde hij tot onder de 20 dollar per vat. Vorig jaar in het tweede kwartaal had Shell nog een omzet van 90 miljard dollar. Dit jaar 32,5 miljard.
Shell leed het grootste verlies in één kwartaal ooit: 18,1 miljard dollar. Het concern moest op ongekende schaal zijn voorraden en bezittingen afwaarderen, met 21 miljard dollar. Shell boekte miljarden af op projecten in onder meer Australië, Noord-Amerika en Brazilië. Daarnaast kwam er een grote afschrijving vanwege de verwachting van Shell dat de olie- en gasprijzen op de middellange en langere termijn lager zullen uitvallen dan eerder geraamd.
Lage olieprijs is een blijvertje
Niets wijst erop dat de olieprijs binnen afzienbare tijd weer zal aantrekken, en dat is te danken aan de Amerikaanse schaliebedrijven. Tientallen jaren stegen de olieprijzen, tot in 2008 de piek werd bereikt: 144 dollar. Die prijs bleek een geweldig lanceerplatform voor een compleet nieuwe bedrijfstak: de schaliebedrijven, die de olie ‘fracken’ uit betrekkelijk kleine en ondiepe putten. Sindsdien zijn die schaliebedrijven niet meer weg te denken; zij hebben van Amerika ‘s werelds grootste olieproducent gemaakt.
Met alle gevolgen voor de prijs. ‘Die komt niet meer boven de 50 dollar’, zegt analist Jos Versteeg van InsingerGilissen. ‘Zodra de prijs hoger wordt, gaan die Amerikaanse producenten weer boren, dan komt er meer olie en daalt de prijs weer.’
De lage olieprijs lijkt dus voor de komende decennia verzekerd. Zelfs nu het machtige oliekartel Opec zijn productie met 30 procent heeft verlaagd, komt de olieprijs nauwelijks boven de 40 dollar per vat.
Door de druk van de Amerikaanse producenten op de olieprijs, is er ook een constante druk op de beurskoers van Shell. Die bereikte kort na de eeuwwisseling zijn piek op 35 euro, schommelde daarna jarenlang rond de 23 dollar en zakte sinds corona naar 13 euro. Dus, zegt Versteeg: ‘Voor het rendement hoef je het niet te doen. De beurskoers doet niets, en gaat dat ook niet doen. Tot nu toe betaalde Shell wel altijd een goed dividend, maar dat hebben ze het vorige kwartaal fors verlaagd, voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog.’
Vergroening ondermijnt verdienmodel
De coronacrisis en de lage olieprijs staan in de schaduw van een ontwikkeling die al veel langer bezig is, en de komende decennia pas echt de bijl is aan de wortels van Shell: vergroening. De hele wereld is daarmee druk bezig, althans bezig daarover te praten. Het doel is: we moeten af van de olie. Dat is pijnlijk voor een olieconcern, maar misschien moet je wel zeggen dat Shell dat als een van de eerste heeft gezien. Het concern heeft fors geïnvesteerd in gas waardoor het nu meer verdient aan gas dan aan olie.
Activisten vinden dat de productie van olie onmiddellijk moet stoppen, maar Shell (en andere oliemaatschappijen) wijzen erop dat nog tot ver na 2050 olie nodig zal zijn. Lang niet alle auto’s zullen dan elektrisch zijn, lang niet alle chemicaliën komen dan uit plantenresten.
Een bedrijf dat nu nog wil investeren in de ontwikkeling van een nieuw olieveld, moet zich wel afvragen of over twintig jaar die olie nog wel is te verkopen. De uitkomst van de rekensom zal steeds vaker negatief zijn. Daarbij komt dat beleggers steeds minder trek hebben in olie. Institutionele beleggers stellen steeds hogere eisen, en ook kleinere investeerders willen niet meer. ‘Ik merk het aan mijn klanten’, zegt Versteeg van InsingerGilissen, wiens bank vooral werkt voor rijke particulieren. ‘Sommige klanten worden boos als ik praat over Shell.’
Shells perspectief op lange termijn is moeilijk te schatten. Er lijken ruwweg twee routes. De eerste is de elektriciteitsproductie. De vraag naar stroom zal enorm groeien. Maar Shell heeft meer verstand van moleculen dan van elektronen. Eerst probeerde het die kennis binnen te halen door energiebedrijf Eneco over te nemen: mislukt. Nu gaat het een windpark in de Noordzee bouwen, maar kan dat niet alleen: het doet dat samen met Eneco.
De andere route is waterstof. Shell zet er groot op in, want waterstof, dat zijn moleculen. Die kunnen door dezelfde buizen als het aardgas en de lng die het bedrijf verkoopt. Maar aan de waterstof-optie zit één mankement: het duurt nog wel twee, drie decennia voordat de waterstofeconomie op stoom is gekomen.
Tot het zover is, is Shell afhankelijk van olie en gas. Voor de korte termijn voorziet Shell grote onzekerheid over de economische omstandigheden in de wereld vanwege de coronacrisis. En van de beurs kreeg het ook geen steun: de beurskoers daalde weer, 3,5 procent.
Gasoorlog tussen Europa en de VS lijkt bijna onafwendbaar
Een gasoorlog tussen Europa en de Verenigde Staten komt dichterbij. De Amerikaanse regering dreigt met sancties voor de bouw van twee gasleidingen die belangrijk zijn voor Europa. ‘Stap eruit nu het nog kan, of accepteer de gevolgen’, waarschuwt Minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo.
Shell overweegt ‘optie’ om hoofdkantoor uit Nederland te verhuizen
Het hoogopgelopen debat over de dividendbelasting kan nog een venijnig staartje krijgen. Nadat de Brits-Nederlandse multinational Unilever vorige maand bekendmaakte naar Londen te vertrekken, overweegt nu ook Shell het hoofdkantoor uit Nederland te verhuizen.
Is economische duurzaamheid nu prioriteit Shell?
Bij Shell is er maar een duurzaamheid die telt: de economische duurzaamheid, stelt Peter de Waard. ‘Daarbij is het beter toeven in de Angelsaksische leunstoel dan op de Rijnlandse evenwichtsbalk.’