AchtergrondData
'Betaal mensen voor hun gratis arbeid voor Google en Facebook’
Zonder het te weten, doen we vaak onbetaald werk voor techbedrijven als Google en Facebook. Het wordt tijd dat mensen daar een vergoeding voor krijgen, vindt econoom Maarten Goos. ‘U mag verdienen aan uw data.’
U weet het misschien niet, maar u maakt deel uit van het grootste leger vrijwilligers dat de mensheid vermoedelijk ooit heeft gekend. Nee, niet voor Het Rode Kruis, Zeehondencentrum Pieterburen of een ander goed doel, maar voor Silicon Valley. Elke dag spekken we de beurs van Google, Facebook en andere techreuzen door gratis en voor niets kostbare (privé)data weg te geven, dikwijls zonder dat we het in de gaten hebben.
Neem reCAPTCHA, bekend van de bloedirritante puzzels vol zebrapaden, brandkranen en stoplichten waarmee websites testen of u een mens bent en geen spam uitbrakende robot. Wie bijvoorbeeld weleens een vliegticket bestelt via klm.nl, een reisadvies mailt van 9292 of een concertkaartje koopt bij Ticketmaster, weet hoe de hel eruit ziet: eindeloos naar wazige plaatjes van etalages, palmbomen of hangbruggen moeten staren omdat je blijkbaar telkens een stukje kokosnoot of winkelpui van een Koreaans assurantiekantoor over het hoofd ziet.
Wilt u dit artikel liever beluisteren? Hieronder staat de door Blendle voorgelezen versie
Gratis arbeid
Niet iedereen weet dat deze captcha’s – kort voor Completely Automated Public Turingtest to tell Computers and Humans Apart – niet alleen dienen om sites tegen spam te beschermen, maar Google, de eigenaar van reCAPTCHA, ook gratis arbeid opleveren. Elke keer dat we zo’n puzzel oplossen, helpen we zelfrijdende auto’s en andere ‘lerende machines’ om verkeerssituaties onder de knie te krijgen. Kunstmatige intelligentie heeft namelijk data nodig, héél veel data, om daadwerkelijk intelligent te worden, en die data leveren wij.
Hetzelfde gebeurt bij een andere bekende reCAPTCHA-variant, die ons vraagt woorden over te typen. Daarmee laat Google ons als een soort 21ste-eeuwse monniken boeken en kranten overschrijven, waarmee we en passant Googles optical character recognition (ocr) verbeteren, de techniek waardoor computers handgeschreven of gedrukte teksten kunnen lezen. Alleen al in 2008, het eerste volledige jaar van reCAPTCHA, hielp de mensheid zo 440 miljoen woorden uit boeken en kranten ontcijferen. Dat is het equivalent van meer dan 3.700 keer de roman Madame Bovary. Naar schatting lossen we dagelijks 200 miljoen van deze en andere captcha’s op, en verkwisten we daarmee een half miljoen arbeidsuren per dag – en economen zich maar afvragen waarom onze productiviteit de laatste jaren zo moeizaam vooruit gaat.
Kunstmatige intelligentie
En dan zijn captcha’s slechts een van de vele voorbeelden van onbetaalde arbeid. Met de foto’s en tags die we gratis op sociale media zetten, helpen we bedrijven als Amazon, Facebook en IBM betere kunstmatige intelligentie te ontwikkelen, zoals gezichtsherkenningssoftware die ze aan de politie of veiligheidsdiensten kunnen verkopen. De privédata die we op internet achterlaten en de locatiegegevens van onze telefoons helpen bedrijven om ons te bestoken met soms angstaanjagend op maat gesneden advertenties: anti-abortusreclames voor vrouwen die blijkens de gps op hun telefoons in de wachtruimte van een abortuskliniek zitten bijvoorbeeld. Of advertenties voor desinfecterende doekjes omdat de ‘slimme thermometer’ waarmee je zojuist je koortsige kind hebt getemperatuurd je data verpatst aan een fabrikant van schoonmaakartikelen.
Waarom krijgen mensen geen vergoeding voor de privédata waarop techbedrijven hun fortuinen bouwen? ‘De waarde van digitaal eigendom herverdelen’, zo heet het in een advies dat de Europese Commissie onlangs kreeg van een tienkoppige commissie der wijzen, door Brussel benoemd om onorthodoxe oplossingen te bedenken voor de problemen van de arbeidsmarkt in het tijdperk van internet, robots en big data. ‘U mag verdienen aan uw data’, vat de voorzitter van de commissie, de Vlaamse econoom Maarten Goos (Universiteit Utrecht), het pleidooi samen.
Met het videowerk The New Organs verbeelden kunstenaars Tega Brain en Sam Lavigne het griezelige gevoel dat advertentiemakers tegenwoordig bijkans gedachten lijken te kunnen lezen, dankzij de telefoons en sociale mediaprofielen van consumenten. Ze baseerden zich op honderden persoonlijke verhalen over ‘surveillance-kapitalisme’. Zoals een vrouw die dankzij de menstruatie-app op haar telefoon werd bestookt met kindergerelateerde Instagram-advertenties, zelfs nadat ze inmiddels een miskraam had gehad. Bron: The New Organs, Tega Brain en Sam Lavigne, in opdracht van Mozilla.
Goudmijn
Ruilhandel is tot nu toe het onuitgesproken sociale contract achter grote delen van de interneteconomie: gratis diensten in ruil voor gratis data. Een Facebook- of Instagram-profiel kost bijvoorbeeld niets, maar dankzij de foto’s en berichtjes die we daar achterlaten konden Mark Zuckerberg & co in 2018 voor 49 miljard euro aan advertenties verkopen. ‘De data die jij creëert zijn nu bijna per definitie bezit van het bedrijf’, zegt Goos.
Neem auto’s: terwijl je rondrijdt creëer je data voor de fabrikant, zoals hoe hard je gaat, welke routes je kiest en wat voor rijstijl je erop nahoudt. ‘Of hoe vaak je claxonneert, wat weer iets kan zeggen over hoe agressief je als weggebruiker bent’, vertelt Goos. Als onze data resulteren in betere auto’s en een veiliger verkeer, alla. Maar onze rijgegevens zijn ook een potentiële goudmijn voor derden, zoals verzekeraars en adverteerders. ‘En dat is iets wat we vanuit maatschappelijk oogpunt veel moeilijker aanvaardbaar vinden.’
Intellectueel eigendom
De vraag rijst dan: hoe compenseren we consumenten voor hun data? Goos pleit ervoor om data te zien als intellectueel eigendom; als bedrijven onze privégegevens commercieel willen gebruiken, zouden ze daarvoor bij ons een licentie moeten kopen, vergelijkbaar met hoe filmmakers nu een licentie kopen bij een artiest als ze zijn muziek in hun nieuwste thriller of roadmovie willen gebruiken.
Maar voor datalicenties aan de orde kunnen zijn, moet eerst nog een andere belangrijke vraag worden beantwoord, nuanceert Goos: hoeveel zijn onze data precies waard, en wat zou daarvoor een eerlijke vergoeding zijn? ‘Ik ben wat voorzichtiger dan te schreeuwen dat Google’s business model niet deugt en dat Google wat het nu aan data bezit moet teruggeven aan de mensen. Daarmee zou je ook veel vooruitgang tegenhouden. Dit is echt pas de allereerste stap in een debat dat we met elkaar moeten hebben over de waarde van onze data.’
Goedkoop wonen? Dan wel sensoren in je slaapkamer
Het klinkt als een faustiaans pact, maar dan met een 21ste-eeuwse twist: je privacy verkopen in ruil voor huurverlaging. In de nog te bouwen ‘slimme wijk’ Brandevoort II in Helmond kunnen bewoners straks zelfs gratis wonen als ze al hun data delen met het bedrijfsleven, berichtte het Financieele Dagblad in maart. Dat betekent wonen in een huis vol sensoren, van de slaapkamer tot de rioolbuis: om te meten hoe je slaapt, wat je online doet, hoeveel je beweegt en of je wel gezond eet. Dit laatste noemt de gemeente Helmond in een interne nota ‘Big Brown Data’, geïnspireerd door ‘het oeroude principe dat de drol de gezondheid van de mens weerspiegelt’. Wie niet gezond genoeg eet, kan ‘interventies’ verwachten. Het experiment kreeg eerder deze maand steun van minister Ollongren (Binnenlandse Zaken). Zij noemt het een ‘positieve ontwikkeling dat er geëxperimenteerd wordt met de mogelijkheden die data bieden om te werken aan maatschappelijke opgaven en aan de kwaliteit van leven'. Wel acht ze het cruciaal dat bewoners zelf de ‘regie houden over het gebruik van hun data'.
Worden we rijk van een datalicentie?
Het heeft iets pervers, beschrijven Glen Weyl en Eric Posner in hun vorig jaar verschenen boek Radical Markets: waar in de rest van het Amerikaanse bedrijfsleven van elke verdiende dollar een kleine 60 cent naar werknemers gaat, eindigt bij techbedrijven als Facebook en Google naar schatting slechts 5 tot 15 cent op de salarisstrookjes van het personeel. Dit is voor een groot deel te wijten aan de gratis arbeid die we dagelijks leveren aan Silicon Valley, schrijven Weyl en Posner. ‘De grootmachten van de digitale economie, bedrijven zoals Facebook, Google en Microsoft, buiten het gebrek aan publieke kennis over kunstmatige intelligentie en lerende machines uit om gratis de gegevens te verzamelen die we online achterlaten. Dit is de bron van de recordwinsten waardoor ze de meest waardevolle bedrijven ter wereld zijn.’
Op de achterkant van een bierviltje rekenen Weyl en Posner in hun boek voor wat voor vergoeding we ongeveer – met heel veel slagen om de arm – zouden moeten krijgen voor het gebruik van onze data. Ze schatten dat het uitbetalen van een eerlijke vergoeding de economie met 3 procent zou doen groeien, en dat het aandeel in de inkomens van de rijkste 1 procent van Amerika – veelal de kapitaalbezitters – met 3 procentpunt zou slinken ten faveure van de minderbedeelden. Dit klinkt misschien weinig, maar voor bijvoorbeeld een gezin van vier zou dit het modale inkomen een oppepper van 20 duizend dollar geven, ‘net zoveel als in de dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog’.