Beheers het vuur van de markt

Leer van de kredietcrisis, maant Rutger Claassen. Misschien zouden financiële producten net zo moeten worden behandeld als geneesmiddelen...

Rutger Claassen

Nederland is niet langer in recessie. Het lijkt alsof we weer kunnen overgaan tot de orde van de dag. De kans is groot dat ons financiële systeem hier en daar wordt opgeknapt, maar in de kern ongewijzigd blijft. We missen zo een grote kans op een echte hervorming, die vooral moreel van aard moet zijn.

Sinds het uitbreken van de kredietcrisis is ons hele economische systeem onderwerp van debat geworden. Economische analyses stonden daarbij voorop. Als de ethiek al ter sprake kwam, was het in simplistische termen, waarin de grenzeloze hebzucht van de bankiers werd gehekeld. Toch moeten we ook onze gedachten over de morele kant van de crisis aanscherpen. Het morele kernprobleem is niet zozeer een gebrekkige persoonlijke ethiek bij enkele bankiers, maar een gebrekkige publieke ethiek voor de markt.

Die verkeerde publieke ethiek is er een van morele ontheffing van de markt: spelers in de markt zijn van morele verantwoordelijkheid vrijgesteld. Zij hoeven geen rekening te houden met morele overwegingen, zoals gewone mensen buiten de markt dat wel geacht worden te doen. Als onze concurrent op de hoek failliet dreigt te gaan, bieden we niet aan hem te helpen. Zijn faillissement is precies ons doel. Als de barman een stomdronken klant nog een biertje aanbiedt, geen probleem. De klant is zelf verantwoordelijk; en de tent moet wel draaien.

De – wellicht verrassende – reden voor deze morele vrijstelling is dat de afwezigheid van moraal een hoger moreel doel dient. Zij staat het individuele spelers toe zich volledig te concentreren op hun eigenbelang. Alleen dan schept de markt een zo groot mogelijke welvaart voor iedereen. Dat is de kern van de ‘morele ontheffing’ van de markt, vastgelegd in Adam Smith’s beeld van de onzichtbare hand.

In plaats daarvan zouden we een publieke ethiek moeten adopteren waarin marktspelers opereren onder een morele vergunning, die zij moeten verdienen en ook kwijt kunnen raken. Zo’n ‘vergunningsethiek’ verwerpt het idee dat markten zelfregulerend zijn en is een beter ethisch model dan de morele vrijstelling. We zien immers dat markten, wanneer ze aan hun morele lot worden overgelaten, niet automatisch de grootst mogelijke welvaart genereren. De onzichtbare hand is niet onfeilbaar, waardoor markten soms grote schade kunnen veroorzaken. Een vergunningsethiek gaat ervan uit dat die schade moet worden toegerekend aan hen die haar veroorzaken.

Het morele probleem met bijvoorbeeld de hypotheekproducten die aan de basis van de kredietcrisis stonden, ligt daarin dat hypotheekverstrekkers hun klanten hebben misleid over de risico’s van die producten. Die misleiding is moreel onaanvaardbaar wanneer marktpartijen onderling sterk verschillen in kennis, informatie, intelligentie en onderhandelingscapaciteiten. Bij complexe financiële producten is dat al snel het geval.

Waar menigeen in de bankwereld zelf de risico’s niet eens kon doorgronden, kan van consumenten niet worden verwacht dat zij dat wel kunnen. Dat maakt het hoogst problematisch terug te vallen op de vrijwillige toestemming van consumenten. Zij zijn de zwakkere marktpartij en behoeven bescherming tegen de streken van sterkere marktpartijen.

Een vergunningsethiek zou daarom de zaken omdraaien. Banken zouden, zoals de econoom Willem Buiter voorstelt, net als medicijnen vooraf toestemming moeten krijgen voor het op de markt brengen van nieuwe producten. Die toestemming wordt pas verleend na een langdurige testfase en alle niet geaccrediteerde producten zijn verboden. Het toezicht achteraf wordt daarmee vervangen door toezicht vooraf.

De financiële sector kenmerkt zich door een stuitend gebrek aan schuldbesef. De bonussen die dit jaar worden uitgedeeld, zijn hoger dan ooit tevoren. Wij zijn blijkbaar nog steeds in de ban van de vrijstellingsethiek. Dat maakt het beteugelen van het financiële kapitalisme tot een moeizaam proces. Wij moeten financiële markten weer leren zien als ‘gewone’ morele plaatsen, waarvoor de principes van morele toerekening, schuld en verantwoordelijkheid gelden als voor ieder ander.

De politiek zal daarbij de hoofdrol moeten spelen. Maar de verantwoordelijkheid kan nooit alleen bij staat en toezichthouders liggen, al was het maar omdat die niet almachtig zijn. Door te spreken van een ‘publieke ethiek’ wordt duidelijk dat de morele verantwoordelijkheid voor het onderhouden van die ethiek bij het hele publiek ligt, dus ook bij commerciële spelers, consumenten en publieke opinie. Regulering is het fundament onder deze gespreide verantwoordelijkheid.

De regulering van de financiële sector zou alleen al daarom dé inzet van de volgende verkiezingen moeten worden. Dat dreigt nu niet het geval te zijn, omdat de recessie – en inmiddels het herstel – de politieke aandacht afleidt van de crisis die haar veroorzaakte. Dat zou zonde zijn, want de controle over de financiële sector is een testcase waarin niet alleen de sector zelf op het spel staat. We moeten bewijzen dat we het vuur van de markt, dat ons op goede dagen warm houdt, maar ons op slechte dagen dreigt te verslinden, opnieuw effectief kunnen beheersen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden