Argumenten voor gaswinning Waddenzee overtuigen niet
De rechter heeft onlangs een aantal proefboringen naar gas in de Waddenzee verboden. Volgens Tanja Verbeeten probeert de overheid hier vergeefs milieu en economie met elkaar te verzoenen....
DE Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) vermoedt dat zich onder de Waddenzee een aanzienlijke hoeveelheid aardgas bevindt (men denkt aan 200 miljard kubieke meter gas). Winning levert niet alleen de NAM, maar ook de rijksoverheid (vanwege haar aandeel in de Gasunie) veel geld op.
Daarnaast beschikt de NAM over eeuwigdurende concessies. Dit betekent dat de rijksoverheid, zelfs al zou zij dit willen, gasboringen niet zonder meer kan verbieden. Het afkopen van de concessies zou zeer hoge kosten met zich meebrengen.
De concessies zijn echter verleend in een tijd dat de Waddenzee nog niet werd erkend als een ecologische waardevol gebied. Inmiddels heeft de rijksoverheid in haar beleid neergelegd dat de Waddenzee in de eerste plaats een natuurgebied is. Daarbij worden menselijke activiteiten, zoals recreatie, visserij en gasboringen, slechts mogelijk geacht voor zover zij natuur en milieu geen blijvende schade toebrengen.
Gezien de inkomsten van gaswinning, de verleende concessies en het geldende natuur- en milieubeleid heeft de overheid dus alle reden om te trachten een balans te vinden tussen de economische voordelen en de negatieve effecte van gasboringen in de Waddenzee.
De poging om economische belangen met natuur- en milieubelangen te verzoenen heeft ertoe geleid dat regering en parlement in 1993 hebben besloten dat in de Waddenzee een zestal proefboringen mag plaatsvinden. Daarbij werden strenge eisen gesteld uit het oogpunt van natuur- en milieubehoud.
In de eerste plaats moest gebruik worden gemaakt van de best beschikbare informatie omtrent de te verwachten gevolgen voor met name het natuurlijk milieu. Daarbij moest rekening worden gehouden met het cumulatief effect van activiteiten.
In de tweede plaats moest de maatschappelijke noodzaak van gasboringen worden aangetoond. De boringen moeten een groot maatschappelijk belang vertegenwoordigen en bovendien niet elders kunnen plaatsvinden. Indien twijfel bestaat over de milieu-effecten mogen de boringen niet plaatsvinden. De kritiek van de tegenstanders betreft vooral deze criteria.
Gaswinning zal ongetwijfeld leiden tot bodemdaling. Deze is in principe te voorspellen, maar in een dynamisch gebied als de Waddenzee is niets met zekerheid vast te stellen. Bovendien krijgt de Waddenzee naar verwachting ook te maken met een zeespiegelstijging. In een gebied waarvan het bestaan afhangt van een wankel evenwicht tussen hoog en laag water, kunnen daling van de bodem en stijging van de zeespiegel desastreuze gevolgen hebben.
Tot dusverre wil de rijksoverheid niet praten over de effecten van winning. Men zegt dat alvorens een besluit daarover te nemen, opnieuw zal worden gekeken naar de effecten op het milieu. Het is echter naïef om te denken dat wanneer de vermoedens van de NAM inzake de hoeveelheid gas worden bevestigd, het gas niet gewonnen zal worden. Op dat moment heeft de NAM immers al grote investeringen gedaan. Bovendien heeft de rijksoverheid bepaalde verwachtingen gewekt.
Volgens het ministerie van Economische Zaken zijn gasboringen noodzakelijk vanwege het veilig stellen van de energievoorziening en vanwege de aardgasinkomsten. Wat betreft het veilig stellen van de energievoorziening kan worden aangevoerd dat de afgelopen jaren voortdurende nieuwe reserves zijn gevonden en dat het niet noodzakelijk is om het Waddengas op korte termijn te winnen. Bovendien is en blijft aardgas een eindige energiebron. Als de overheid de energievoorziening wil veilig stellen, kan zij beter investeren in alternatieven.
Wat betreft de aardgasinkomsten is het geld dat wordt verdiend met de winning (de overheid kijkt blijkbaar toch wel verder dan alleen proefboringen) bestemd voor het financieren van grote infrastructurele projecten, zoals de Betuwelijn en de hoge-snelheidslijn. Het gaat hier zeker om zwaarwegende maatschappelijke belangen, maar toch is daarmee de maatschappelijke noodzaak van de gaswinning nog niet aangetoond.
Hoofddoel van het beleid is de duurzame bescherming van de Waddenzee. Er kan dan ook pas sprake zijn van een maatschappelijke noodzaak om het Waddengas te winnen indien we in Nederland te maken hebben met een acuut tekort aan gas. Gezien de toegenomen reserves is dit geenszins het geval.
Geconcludeerd moet worden dat in het geval van gasboringen in de Waddenzee economie en milieu niet zijn te verzoenen. In de eerste plaats kunnen belangrijke negatieve gevolgen voor het natuurlijk milieu in de Waddenzee niet worden uitgesloten. Dat geldt niet zozeer voor de proefboringen, maar wel voor de uiteindelijk winning.
De proefboringen brengen weliswaar verstoring en zichthinder met zich mee, maar deze zullen tijdelijk zijn. Bij winning zal hoe dan ook bodemdaling optreden. Over de effecten daarvan bestaat onduidelijkheid. Op grond van het geldende beleid (bij twijfel over negatieve gevolgen niet doen) zouden gasboringen dan ook niet moeten worden toegestaan.
In de tweede plaats is de maatschappelijke noodzaak niet aangetoond. Er wordt slechts gekeken naar financieel-economische belangen van de rijksoverheid en het algemeen maatschappelijk belang omvat meer dan dat.
Tanja Verbeeten is werkzaam als onderzoeker bij de vakgroep Milieukunde van de Universiteit Utrecht.