BeschouwingTentoonstelling Voices of Fashion
‘Zwarte mensen zijn vaak trendsetters, maar dat zie je niet terug in de modegeschiedenis en musea’
In de westerse mode-geschiedenis zijn makers van kleur vaak onderbelicht. Daar moet verandering in komen, vinden ze bij het Centraal Museum in Utrecht. In een omvangrijke expositie staan daarom de verhalen van zwarte creatieven en modellen centraal.
‘Zwarte mensen zijn vaak trendsetters, maar dat zie je niet terug in de modegeschiedenis, de collecties van musea of in programma’s van opleidingen’, vertelt Voices of Fashion co-curator Janice Deul. Juist om die reden nam het Centraal Museum in Utrecht de taak op zich om hier verandering in te brengen. Met de tentoonstelling Voices of fashion: black couture, beauty & styles maakt het als eerste kunstmuseum in Nederland plaats voor een omvangrijke modetentoonstelling waarin de verhalen van zwarte creatievelingen en modellen worden tentoongesteld. Ruim zeventig makers, vanuit Afrika tot aan de Verenigde Staten en van Europa tot aan het Caribisch gebied, leenden hun creaties en expertise aan de expositie.
Bezoekers zullen al snel opmerken dat deze verzameling van beeldende kunst, kledingstukken, film en fotografie oneindig lijkt. Dat de westerse modecanon makers van kleur tekortdoet, is overduidelijk. Toch voelt dat besef niet als een tik op de vingers, maar eerder als een uitnodiging om eens goed naar de rol van zwarte makers in de mode-industrie te kijken. Wie de uitnodiging accepteert, ontdekt, zoals modeconservator Ninke Bloemberg het omschrijft, ‘dat bij deze makers persoonlijke verhalen vaak symbool staan voor grotere, achterliggende ontwikkelingen, die in elke creatie en elk object tot leven komen.’
Maar niet elke zwarte creatieveling of model ziet zijn of haar rol in de modewereld als een vorm van activisme. De 78-jarige Bethann Hardison – ze stond als zwart model in 1973 al op de catwalk in Parijs – vertelt in het gelijknamige boek bij de expositie, Voices of Fashion: ‘Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 ontstond een ander schoonheidsbeeld in de industrie. Oost-Europese modellen werden populairder en zwarte modellen, die decennialang deel uitmaakten van de modeindustrie, dreigden te vervagen. Het ging mij verder niet om diversiteit of inclusiviteit. Het was geen politiek statement, ik wilde alleen duidelijk maken dat de industrie het zwarte model dreigde te verliezen. Die boodschap wilde ik graag verkondigen.’
Het tekort aan zwarte modellen in de industrie werd ook in Nederland gevoeld. Succesvolle zwarte modellen uit Nederland waren toen op één hand te tellen. Waardoor er jarenlang geen zwarte modellen of acteurs te zien waren op covers van modebladen, op tv en in films. Maar met de komst van modellen als Imaan Hammam, Adama Jobe, Jessica Gyasi en Aisha Musse lijkt zwarte schoonheid hier langzamerhand een opmars te maken. Uitspraken als ‘een zwart meisje op de cover, dat verkoopt niet’, blijken nu definitief ongerijmd. Dat geeft vrouwen van kleur hoop en lef om hun schoonheid, die veelal afwijkt van het westerse schoonheidsideaal, openlijk te vieren. ‘Het is belangrijk om jezelf te herkennen, om jezelf terug te zien’, merkt voormalig Surinaams-Nederlands model Carlien de Jong-Macnack op in het boek Voices of Fashion. Na een succesvolle carrière als model in de jaren zeventig ging De Jong-Macnack als stylist aan de slag bij het weekblad Viva. Hier zette ze haar streven naar inclusiviteit voort en maakte ze ruimte voor zwarte modellen. ‘Als stylist en vormgever van producties bij Viva dacht ik altijd bewust na over mijn bijdragen. Ik keek naar internationale modellen als Naomi Sims en Grace Jones en vroeg me af waar mijn interesses lagen en wat er misschien nog ontbrak. Het vullen van die leegte en het zorgen voor representatie, is altijd mijn motivatie gebleven.’
In de vier zalen maken bezoekers verder kennis met modelabels als Daily Paper, Off-White en Pyer Moss. Streetwearmerken, die met hun eigenzinnige ontwerpen de laatste paar jaren als de trendsetters worden gezien. Het zegevieren van streetwear in de mode-industrie was niet altijd vanzelfsprekend, want datzelfde succes werd in de jaren tachtig en negentig nog niet toegekend aan de Afro-Amerikaan Dapper Dan (geboren als Daniel Day, red.). Zijn naam is onder het grote publiek wellicht onbekend, maar hij verzorgde de looks voor albumcovers van hiphoplegendes als LL Cool J, Salt-n-Pepa en bokser Mike Tyson. Het was uiteindelijk het illegale gebruik van designerlogo’s van Europese modehuizen als Fendi, Gucci en Louis Vuitton in zijn ontwerpen dat hem en zijn streetwearmerk de das om deed. In 1992 klaagde modehuis Fendi Dan aan wegens plagiaat en sloot hij noodgedwongen zijn atelier. Vijfentwintig jaar later verscheen Dan weer op het wereldtoneel, ging hij een samenwerking aan met Gucci en heropende hij zijn atelier in Harlem, New York. Oog voor waar jongeren naar hunkeren, heeft de inmiddels 76-jarige ontwerper nooit verloren. Dat is tijdens deze expositie vooral te zien aan hoe zijn ontwerpen naadloos aansluiten op die van jongere collega-ontwerpers als Kerby Jean-Raymond (Pyer Moss) en het Daily Paper-trio: Hussein Suleiman, Jefferson Osei en Abderrahmane Trabsini.
Ook haute couture krijgt een plekje in deze verzameling van zwarte kunst, met namen als Marga Weimans, Christopher John Rogers en Darwin Winklaar. Voor deze ontwerpers is storytelling een belangrijk onderdeel van het creatief proces. Maatschappelijke problemen zoals racisme, discriminatie en de onderdrukking van gemarginaliseerde groepen, maar ook particulier verdriet dienen als inspiratie. Zo ook bij Thebe Magugu, een ontwerper uit de Zuid-Afrikaanse stad Kimberley waar sinds 1994 hard wordt gewerkt om de nasleep van de apartheid ongedaan te maken. Magugu hoopt dit vooral met zijn couturecollecties te doen. Hij ziet elke collectie als een kans om anderen kennis te laten maken met het Zuid-Afrika van nu. Een Zuid-Afrika dat niet langer alleen wordt gekenmerkt door zijn wrede geschiedenis, maar ook door zijn rijkdom en schoonheid. Felle kleuren, ruches of prints zijn niet altijd onderdeel van zijn collectie. Ontwerpers van Afrikaanse komaf worden in de mode-industrie vaak meteen geassocieerd met felgekleurde klederdracht. Ten onrechte, bewijzen ontwerpers als Magugu, Hanifa en Lesiba Mabitsela met hun neutrale kleurenpalet.
In de expositie zijn ook prachtige kostuums te zien die in samenwerking met modehuizen als Moncler en Nina Ricci werden gemaakt. Op het eerste gezicht roept dat misschien wat vraagtekens op. Want wat hebben die modehuizen met zwarte ontwerpers te maken? Een van hen, Moncler, kwam in 2016 negatief in de publiciteit door een blackface-achtige figuur te verwerken in de collectie. Het was gewoon een pinguïn, beweerde Moncler, maar na een storm van kritiek op sociale media volgden excuses en verdween de ‘pinguïn’ voorgoed. Drie jaar later sloeg het merk de handen ineen met Pierpaolo Piccioli (de creative director van het Italiaanse modehuis Valentino, red.), Ethiopisch model Liya Kebede en haar merk Lemlem. De samenwerking resulteerde in een collectie van pufferbaljurken met traditionele Ethiopische patronen, een creatief staaltje waar modefans razend enthousiast over waren en dat nogmaals onderstreepte dat de modewereld zichzelf verrijkt door plaats te maken voor zwarte ontwerpers.
Voices of Fashion: Black Couture, Beauty & Styles is, zodra de musea heropenen, te bezoeken in het Centraal Museum in Utrecht.