Zonder weerzin over Madonna schrijven
Dat de Britse radio dj John Peel (geb. Ravenscroft, 1939-2004) ook aardig kon schrijven, bewees zijn postuum verschenen en door zijn echtgenote voltooide autobiografie Margrave Of The Marshes (2005)....
Een nog betere proeve van zijn kunnen achter de schrijfmachine is de door zijn familie samengestelde bundel The Olivetti Chronicles. Het zojuist verschenen boek met de ondertitel Three Decades of Life and Music bevat een selectie uit de artikelen die Peel schreef voor uiteenlopende periodieken als Radio Times, Sounds en The Observer. De meeste stukjes gaan over popmuziek, en afgezien van zijn favorieten als The Fall en Mike Oldfield (een vijfendertig jaar later nauwelijks meer voor te stellen voorkeur) komen er tal van artiesten aan bod waar Peel als radiomaker weinig tot niets mee ophad en die hij in zijn programma’s niet draaide.
De stukken waarin hij als recensent plaatsneemt in bijvoorbeeld het Wembley Stadium om voor The Observer verslag te doen van Michael Jackson, Madonna of Wham! zijn het best. De toon van de beschouwingen is er een van verwondering en verbazing, nooit van weerzin.
‘Is dit de muziek waar je van houdt, papa?’, wil zijn 8-jarige dochter in 1986 bij het afscheidsconcert van Wham! weten. De lezer kan het antwoord zelf verzinnen, na lezing van Peels enthousiaste stukken over Napalm Death, Sonic Youth en The Fall. Maar Peel weet er toch een aardige draai aan te geven.
Jammer genoeg is de bundel alfabetisch en niet chronologisch gerangschikt. Daardoor valt minder op hoe Peels smaak na de punkexplosie van 1977 veranderde. Pink Floyd werd in 1976 nog door hem bejubeld, en drie jaar eerder leek hij Mike Oldfields Tubular Bells als een nieuw wereldwonder te beschouwen.
Daar is hij later vast anders over gaan denken, maar de helden van zijn jeugd, bovenal Roy Orbison en Duane Eddy, is hij getuige deze bundel altijd trouw gebleven. Al laat hij op laatstgenoemde gitarist in 1987 een van zijn geestige ‘wetten van Peel’ los: ‘There Is Nothing To Be Gained By Listening To Musicians Who Wear Hats On Stage’.Gijsbert Kamer