Ziel die maat noch grens kent
In het begin van Gorbatsjovs perestrojka vertrok de Nederlandse slavist Hans Boland (1951) met 40 jumbo-Verkaderepen in zijn bagage voor een half jaar naar Rusland om Nederlands te doceren op de universiteit van Vologda....
Die repen kwamen van pas als gewild ruilmiddel. Met zijn maandsalarisvan 20 dollar kon Boland soms ook een flesje wodka bemachtigen, hetvervolgens ruilen voor grutten of olie, en daarmee zijn hospita schadeloosstellen voor de aardappels die ze hem voorzette. 'Zo verwierf ik dieperinzicht in de sovjeteconomie dan de gezamenlijke westerse Ruslandkundigenme hadden kunnen verschaffen', noteert Boland in Mijn Russische ziel.
In 1992 vestigt hij zich als docent Nederlands in Petersburg; deleefomstandigheden zijn er beter dan in Vologda, maar al snel beseft hijdat de Russische samenleving weinig ruimte toelaat voor vrolijkheid enlichtzinnigheid. Een verbouwing van zijn appartement doet hem belanden ineen hel vol dronken bouwvakkers en tegenwerkende bureaucratischeinstanties. Het zijn leerzame verschrikkingen, die hem wapenen voor wat hemte wachten staat: de rigide verhoudingen op de universiteit, het slechteeten, de abominabele service, de hufterigheid om hem heen.
Na vijf jaar keert Boland terug naar Nederland.
Toch blijft het door hem verafschuwde land hem aantrekken. Waarom?'Massa en macht maken me angstig en stoten me af. Misschien wil ik dedrijfveren ervan kennen om mezelf tegen het kwaad te beschermen.'
Een mogelijke verklaring voor alle misère ziet Boland in de angst, dearmoede en de onwetendheid waarin de Russen onder allerhande schrikbewindenhebben geleefd; hun mentaliteit zou in de eerste plaats een product zijnvan nurture en niet van nature. Voorts zou de wet van de remmendevoorsprong verklaren waarom de bewoners van een land dat over zulkeonmetelijke natuurlijke rijkdommen beschikt nooit iets uit hun handen latenkomen.
Het heeft iets masochistisch als hij in 2005 een reis door Ruslandonderneemt die hem van Petersburg in noordoostelijke richting tot aan deOeral voert, langs oorden die nog duidelijke sporen dragen van hetsovjetverleden; vervolgens reist hij naar het uiterste zuidoosten vanEuropees Rusland, en via Kiev weer terug. Het zijn prachtige observatiesvan dit geschonden land, gekoppeld aan de treurige geschiedenis van desteden en hun bewoners.
'Hoe is het toch mogelijk dat een land vol van zulke inschikkelijke enhoningzoete mensen per conto zo'n rotvolk oplevert?' Je hoort het hemzeggen na een vijftien uur durende treinreis van Belomorsk naar Archangelin een coupé met een dom, onwelriekend, smakkend, slurpend, kijvend envechtend echtpaar dat geen notie heeft van geschiedenis of politiek terwijl Boland stoïcijns Komrijs bloemlezing uit de Nederlandse poëzieleest.
In het laatste hoofdstuk gaat Boland er eens goed voor zitten om dievoor westerlingen zo onbevattelijke 'Russische ziel' die maat noch grenskent, te fileren. De feilen van de volksaard beslaan een hele lijst: eenaan minderwaardigheidscomplexen ontsproten chauvinisme, slavenmentaliteit,antisemitisme, xenofobie, homofobie, racisme, megalomanie, achterdocht,drankzucht, onbeschoftheid, wreedheid, bekrompenheid, lafheid, verraad,afgunst, broedermoord; zelfs het cyrillische alfabet krijgt ervan langsomdat het door het ontbreken van smalle en een teveel aan bredelettertekens én door het geringe aantal staarten en stokken moeilijkleesbaar is.
Boland zal op menige Russische ziel trappen (waarvan hij het bestaanoverigens in twijfel trekt) en hij maakt het wel een beetje bont, maar hetaardige is dat hier iemand aan het woord is die diep in zíjn ziel zograag van Rusland had gehouden.
Aai Prins