Zelfportret 17de-eeuwse selfie

Zo makkelijk als iedereen maar selfies maakt, zo veel moeite moet je doen voor een goed zelfportret. Toch zijn er leuke parallellen te trekken. Reden voor drie musea iets met die analogie te doen.

Stefan Kuiper
Rembrandt van Rijn, Zelfportret uit 1669. Beeld Collectie Mauritshuis
Rembrandt van Rijn, Zelfportret uit 1669.Beeld Collectie Mauritshuis

Omdat u niet alles kunt bijhouden, én om de decembermaandterugkijklijstjes voor te zijn, hier een korte greep uit het meest frappante selfienieuws van 2015.

- Een Indiase researchassistent zegde zijn baan op om fulltime te kunnen trainen voor een recordpoging selfies-binnen-één-uur-maken. Voorlopig streefgetal: 1.800 selfies.

- Reality-ster Kim Kardashian verkocht in drie maanden 125 duizend exemplaren van haar selfieboek Selfish. Teleurstellend, gezien haar 51.950.232 Instagram-volgers maar nog altijd een veelvoud van het aantal verkochte kookboeken van moeder Kris Jenner.

- Voetballer Cristiano Ronaldo slaagde er niet in het wereldrecord zo -veel-mogelijk-selfies-binnen-drie-minuten te verbreken. Titelhouder blijft worstelster Dwayne 'The Rock' Johnson (105).

- Twaalf mensen overleden dit jaar tot nu toe terwijl ze een selfie maakten. Volgens de BBC zijn dat er zeven meer dan in diezelfde periode overleden door een haaienbeet.

- Nadat eerder dit jaar de selfie-stick in verscheidene Nederlandse musea in de ban zijn gedaan, zijn er nu twee instellingen die het woord gebruiken in een tentoonstellingstitel: het Mauritshuis (Selfies uit de Gouden Eeuw) en het Rijksmuseum (Selfies op Papier). Een derde instelling, Museum Arnhem (dat een expositie maakte met moderne en contemporaine zelfportretten), gebruikt het woord niet, maar besteedt er in de catalogus wel uitgebreid aandacht aan.

Gelijkstellen

Dat laatste bericht is reden tot overpeinzing. Het zelfportret en de selfie - kun je die probleemloos gelijkstellen? Pr-technisch gezien valt het natuurlijk te billijken. Men presenteert een oud fenomeen (namelijk, 17de- en 18de-eeuwse zelfportretten - olieverf, aquarel, ets, tekening et cetera) onder een nieuwe vlag (selfies), met als doel extra aanloop. Wie graag selfies maakt (de halve wereld dus), is de gedachte, komt vast ook graag naar de vermeende voorlopers van die selfies kijken. Wij van de vereniging Pr-is-ook-een-kunstvorm applaudisseren ervoor, zij het zachtjes. Maar de vraag is: snijdt de analogie hout?

Er zijn verschillen, uiteraard. Een zelfportret met olieverf schilderen is niet hetzelfde als een kiekje maken op je iPhone. Het vereist oneindig meer talent en kunde. Oefening ook. Manuren. Minstens tienduizend, meent de Amerikaanse socioloog Richard Sennett in The Craftsman - meer mag ook. Een echt mens van vlees en bloed, fluisteren we voor een geslaagd zelfportret, maar voordat dat vlees glimt en dat bloed begint te stromen, moet een schilder heel wat miskleunen overwinnen. Dan heb ik het niet over een kop of schouderpartij die uit het doek groeit of over ogen die te dicht op op elkaar of juist te ver uiteenstaan óf die scheef in hun kassen hangen: bekende kinderziekten. Noch heb ik het over die eeuwige beginnerskwelling van het neerzetten van een overtuigende mond. Zulks heb je als schilder na een uur of vijfduizend wel onder de knie. Wel: over het uit die zaken een organisch geheel te bakken, een voorkomen dat enigszins vanzelfsprekend oogt; de beruchte slag van houten pop naar ademend wezen. Bij selfies hoef je die slag niet te maken. Die lijken altijd wel. Hooguit tonen ze je met een onderkinnetje meer of minder.

Kim Kardashian op een selfie uit juli van dit jaar. Beeld HH
Kim Kardashian op een selfie uit juli van dit jaar.Beeld HH

Innig verbonden

Een geschilderd zelfportret is ook veel persoonlijker dan een gefotografeerde weergave. Persoonlijk in de zin van: inniger verbonden met de maker. Het is een gegeven: anders dan de gefotografeerde variant toont elk zelfportret in olie de maker altíjd tot de tweede macht. Een keer in het evenbeeld en een keer in de artistieke vingerafdruk, de lijnvoering, de kwast-streek, de aanscherpingen. Kortom, in al dat maniërisme en die vertekeningen die net zo persoonlijk zijn als de plooiing van een wenkbrauw of het al dan niet uitsteken van een onderlip. Rembrandt bijvoorbeeld, is niet enkel die bolle neus en dat afhangende ooglid; hij is ook dat dof korstige impasto, en, in de etsen, die vinnige maar altijd hypertrefzekere lijn. Het is precies die tweede laag die het geschilderde zelfportret oneindig veel rijker, persoonlijker, meer empathisch en doorleefd maken dan zijn met iPhone of Hasselblad-camera geschoten evenknie.

null Beeld Collectie Museum Belvédère
Beeld Collectie Museum Belvédère

17de-eeuwse zelfportret

En toch: 'selfies' koppelen aan ouderwetse Hollandse zelfportretten: er valt iets voor te zeggen. Het heeft te maken met de aard van het fenomeen. Die aard kan worden getypeerd in bewoordingen die variëren van 'openhartig', 'eerlijk', 'aantrekkelijk' en 'Justin-Bieber-is-mijn-leven' tot 'exhibitionistisch', 'narcistisch', 'obsessief' of 'onweerstaanbare marktpropositie'. Maar waar iedereen, van geharnaste professor cultural studies tot 14-jarige bakvis het over eens zal zijn: het fluïde karakter ervan. Dat je selfies binnen de gestaalde kaders van eigen kop en lichaam kunt vormgeven hoe het je aanstaat. En vormgeven betekent hier: geschikt maken voor de beoogde digitale omgeving. Anders gezegd: je Tinder-selfie is niet je LinkedIn-selfie.

Geldt een dergelijk rollenspel ook voor het 17de-eeuwse zelfportret? Leg je oor te luister bij de populaire media en je zou denken van niet. Daar wordt het klassieke zelfportret vooral geduid in strikt freudiaanse termen. Het zelfportret zou een verkapte vorm van psychoanalyse bieden, een tegemoetkoming aan wat Museum Arnhem-conservator Mirjam Westen in de catalogus noemt 'een verlangen om in de ziel van de kunstenaar te kijken'.

Ondubbelzinnig

Dat verlangen stamt uit de Romantiek en kreeg eind 19de eeuw een stevige duw in de rug van ijverige zelfportrettisten als Van Gogh en Munch, schilders die hun temperament breed uitdroegen. Nog steeds infecteert het het dagelijkse spraakgebruik over het genre. Schuift Jasper Krabbé bijvoorbeeld aan bij De Wereld Draait Door om over de zelfportretten van de late Rembrandt te praten dan gaat het binnen de kortste keren over des schilders 'emoties'. En dat diens zelfportretten ons die emoties - me dunkt nou net het minst interessante aan een buitencategorie schilder als Rembrandt - op een ondubbelzinnige wijze zouden uitserveren. Dat je een zelfportret ook kunt uitleggen in puur formele termen, c.q. een kop, een gezicht, een probaat studiemodel voor een keur aan expressies en gelaatsuitdrukkingen (precies zoals Rembrandt of Moses ter Borch dat vaak deden): men wil er niet aan. Wat de schilder voelde, wat er in hem omging - daar draait het om.

Die zienswijze is bepaald anachronistisch en zou een 17de-eeuwse maker vreemd zijn voorgekomen. Conservator Ariane van Suchtelen doet in de Mauritshuiscatalogus fijntjes uit de doeken hoe schilders als Steen, Fabritius, Drost, Van Heemskerck en Wtewael hun zelfportretten niet maakten uit 21ste-eeuwse ambities als 'een zoektocht naar de eigen identiteit' als wel vanuit meer contemporaine categorieën als de temperamentenleer (het sanguinische, flegmatische, cholerische en melancholische temperament); portretten die overigens meestal getuigden van evidente kunstmatigheid. Want dat deden ze. Het genre vervulde een keur aan functies: van memento mori tot artistiek visitekaartje tot studiemodel tot bestendiging van de rol van vader/zoon/pater familias/leerling, maar de relatie schilder-kunstwerk was zelden één op één. Het was er een van zelfbewuste distantie. De hedendaagse selfie is dan niet ver weg.

Judith Leyster, Zelfportret achter ezel, circa 1640. Coll. Beeld Collectie Mauritshuis
Judith Leyster, Zelfportret achter ezel, circa 1640. Coll.Beeld Collectie Mauritshuis

Ontbloot borsthaar

Op de tentoonstelling in Den Haag (en ook in Amsterdam en Arnhem) - waar men spiegelwanden neerzette opdat de bezoekers op hun beurt selfies met de zelfportretten kunnen maken - is dat precies hoe de meeste zelfportretten zich laten bekijken: als constructies. Men bewonderde Rembrandt, dus men schilderde zichzelf met een baretje (Bol, Dou, Van Mieris, Musscher). Men profileerde zich als jonge wilde (of oefende op zo'n personage), dus men beeldde zich af met ontbloot borsthaar (Carel Fabritius). Men wilde iets zeggen over de onverbiddelijke tred van de tijd en het naderende levenseinde, dus men schilderde zichzelf tussen de zeepbellen of omringd door schedels. Wilde men dat extra pijnlijk maken, dan voegde men er een beeltenis van de jongere ik aan toe. Nog pijnlijker: de geest van een overleden echtgenote (David Bailey). De kunstenaar zoals-ie was: het zou wat. Hier is de wens de vader van de beeltenis.

Dat leidt tot heerlijke ambiguïteiten. Opmerkenswaardig in de Mauritshuisexpositie is bijvoorbeeld dat eeuwig frisse zelfportret van Judith Leyster. Zij was een verschijning om verliefd op te worden: zoete ogen, gulle mond. Zij was ook een Haarlemse schilder en zo portretteert ze zichzelf: als schilder, zij het eentje getooid met indrukwekkende sierkraag en boorden, een tamelijk onpraktische schildersuitdossing. Hier zijn Tinder en LinkedIn onwillekeurig door elkaar gaan lopen. Zeker, Leyster heeft niet het ordinaire van een Kardashian, noch is sprake van de ogenschijnlijk haast pathologische drang naar zelfbevestiging van het media-icoon (het is heel wel mogelijk dat Leysters zelfportret bij haar en echtgenoot Molenaer thuis aan de wand hing).

Maar ergens op de lange weg van laag uitgesneden tanktopje naar breedgerande sierkraag vinden ze elkaar in een eender streven: ik beeld me af opdat ik niet vergeten word. Ik toon mezelf, want ik mag er zijn.

Nog meer zelfportretten
Museum Belvédère in Oranjewoud, onderkomen van raszelfportrettisten als Jan Mankes en Sjoerd de Vries, wijdt nu ook een tentoonstelling aan zelfportretten: die van Jasper Krabbé. Hij liet zich inspireren door een van de mooiste stukken uit de collectie: Jan Mankes' Zelfportret uit 1910 (zie hiernaast). Tevens heeft het museum een tentoonstelling met zelfportretten van onder anderen Huug Pleysier (1944-2000).

Hollandse zelfportretten - Selfies uit de Gouden Eeuw, Mauritshuis, Den Haag, t/m 3 /1, catalogus 22,50 euro.

Selfies op papier, Prentenkabinetten van vaste opstelling, Rijksmuseum, Amsterdam, wintermaanden.

Spiegeloog: het zelfportret in de Nederlandse Kunst, 1900-2015, Museum Arnhem, t/m 24/1, catalogus: 19,95 euro.

undefined

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden