Worm en donder
In de 18de eeuw was literatuur helemaal niet saai. Inger Leemans en Gert-Jan Johannes geven tal van sprekende voorbeelden
De 18de-eeuwse literatuur heeft lange tijd gekampt met het imago van saaie burgerlijkheid, maar dankzij de nieuwe cultuurhistorische wind die door de letteren waait, heeft ook dit tijdvak een nieuw elan gekregen. Schrijvers sloten zich niet op in een ivoren toren, maar stonden midden in de maatschappij. En die was volop in beweging: de Verlichting zorgde ervoor dat steeds meer mondige burgers zich in het openbare debat mengden en dat aloude opvattingen ter discussie werden gesteld. Openlijke twijfel aan God, kritiek op de slavenhandel en democratische revoluties waren het gevolg. De patriot Bernardus Bosch zweepte zijn landgenoten in 1785 bijvoorbeeld als volgt op: 'De Sabel in de vuist, heldhaftige Bataven!/ Verkiest een vrijen dood voor 't leeven van de slaaven'.
In Worm en donder, het jongste deel in de reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur van de Nederlandse Taalunie, laten Inger Leemans en Gert-Jan Johannes overtuigend zien dat de 18de-eeuwse literatuur allerlei revolutionaire ontwikkelingen doormaakte, die tot op de dag van vandaag sporen hebben nagelaten. Nieuwe genres kwamen tot bloei, zoals de roman, het tijdschrift en de literaire kritiek, evenals fenomenen als broodschrijverij, jeugdliteratuur en de opkomst van de vrouwelijke auteur.
De titel oogt in eerste instantie curieus, maar geeft een treffende karakterisering van de twee polen waartussen schrijvers zich in de 18de eeuw bewogen: behoudzucht en veranderdrift. De worm vertegenwoordigt de fascinatie van de 18de-eeuwse auteur voor de natuur en het dierlijke. Een nederige worm of rups kon een dichter in totale extase brengen. Zo bejubelde Nicolaas Simon van Winter in De jaargetyden (1769) behalve rupsen en wormen ook visjes en zoetwaterpoliepen. Dit soort levende organismen vormden volgens hem het ultieme bewijs voor Gods almacht: 'Het is alleen Gods arm, die alles heeft gewrocht.'
Natuurverschijnselen konden ook geloofstwijfel zaaien: duizenden mensen verloren het leven door aardbevingen en overstromingen, zonder dat duidelijk werd waarom. Wanneer het donderde en bliksemde in de literatuur was dat meestal ook een teken van naderend onheil of vinnige polemiek. Het wemelde van de stookschriften, zoals De politieke blixem (1797-1803) en Politique donder (1798).
Vooral het deel over religieuze letterkunde, waarin conservatieve en vernieuwende tendenzen op evenwichtige wijze aan bod komen, springt eruit. Zo is er ruime aandacht voor het meest vooraanstaande genre in die eeuw: het bijbelse epos. Als beroemdste voorbeeld gold destijds Abraham de aartsvader (1728) van Arnold Hoogvliet. God liet daarin zijn almacht zien door bliksemschichten te sturen en donders te laten rollen. Datzelfde genre werd echter ook gebruikt om een meer gezagsondermijnende boodschap te verpakken. Arnold Houbraken en Jan van Hoogstraten bestreden in De kruisheld (1712) het bestaan van wonderen en zochten aansluiting bij de vernieuwende inzichten van filosofen.
Voor veel schrijvers stond het kweken van goede burgers en een betere maatschappij voorop. In hun werk verpakten zij opvoedkundige boodschappen. Leemans en Johannes weten op een sprankelende en originele wijze deze opvoedkundige literatuur tot leven te wekken. Dat is een prestatie, want doorgaans wordt juist dit soort literatuur als saai en onaantrekkelijk afgedaan. Treffend is hun typering van het hoofdpersonage in de zesdelige briefroman Cornelia Wildschut (1793-1796) van Betje Wolff en Aagje Deken. Cornelia is een verveelde en stuurloze tiener met depressieve neigingen. Ze zit zichzelf nogal in de weg. Allemaal de schuld van haar ouders, die haar nooit tegenspraken en al haar wensen direct vervulden. Menige hedendaagse ouder kan de lessen uit deze briefroman nog ter harte nemen.
Slechts een enkele keer vliegen Leemans en Johannes uit de bocht. Naar aanleiding van een recente editie voor middelbare sc
holieren van Sara Burgerhart, getiteld Sara B. Een rebelse vrouw uit de Verlichting, merken zij op dat Betje Wolff en haar hoofdpersonage 'in het associatieve gezelschap komen te verkeren van de popster Ali B. en de moordenaar van Theo van Gogh, Mohammed B.' Ik heb lang over deze combinatie nagedacht, maar ik heb het bezielende verband tussen Sara B., Ali B. en Mohammed B. nog altijd niet kunnen ontdekken (behalve dan de overeenkomst van een initiaal).
Van de delen die tot dusver in de reeks Geschiedenis van de literatuur uitkwamen, leent dit deel zich het beste voor het onderwijs. Het is helder van opzet en toegankelijk geschreven. Die geschiktheid voor didactische doeleinden heeft ook een nadeel: de vele aankondigingen ('in het volgende hoofdstukgedeelte gaan we na hoe', 'hierna behandelen we', etc.), tussenbalansen en conclusies geven het geheel een schools karakter. Zo gaan maar liefst honderd pagina's op aan inleidende vragen als 'wat is literatuur in de 18de eeuw?' en 'hoe rekkelijk is de 18de eeuw?'.
Maar wie die eerste hobbel heeft genomen, wordt rijkelijk beloond. Leemans en Johannes hebben een prachtig en belangwekkend handboek geschreven, waarvan generaties docenten en studenten Nederlands profijt zullen hebben.