Willem van Otterloo
Toen onze mop een mopje was
Op 8 oktober 1949 presenteerde het Residentie Orkest een nieuwe chef-dirigent. Er klonk Bruckner, de Zevende symfonie, en een recensent van De Tijd verslikte zich bijna in zijn pen. De komende man bleek het Haagse orkest te hebben omgetoverd van een troep slordige routiniers in een ensemble dat 'gespannen, vief en accuraat' musiceerde. De groezelige toonbrij van voorheen had plaatsgemaakt voor een 'helle, doorzichtige en altijd levendige klank'.
Naam van de wonderdoener: Willem van Otterloo (1907-1978). Zijn eerste abonnementsconcert vormde de opmaat tot een gouden decennium. Voor Philips Phonografische Industrie, opgericht in 1950, maakten Van Otterloo en zijn orkest lp's bij de vleet. Zelfs het Concertgebouworkest voelde even de hete adem uit Den Haag.
Wie het tegenwoordig heeft over Van Otterloo en de muziek, hoort vooral de tune van Soldaat van Oranje of een andere melodie van Willems vlotte zoon Rogier. Maar er daagt eerherstel. In 2005 verscheen een 13cd-box die Willem van Otterloo's platenwerk documenteert. En nu ligt er een stevige biografie, geschreven door de Arnhemse historicus en muziekkenner Niek Nelissen.
Voor Willem van Otterloo - Een dirigentenloopbaan sprak Nelissen tegen de zeventig ooggetuigen en inspecteerde hij vele meters archief. Imposant is de lijst met honderden Nederlandse composities die Van Otterloo op z'n repertoire had. Met dertig pagina's discografie komen veeleisende liefhebbers aan hun trekken. Zelfs zien we de maestro dirigeren, op een dvd met optredens in Haarlem en Den Haag.
Toch ontbreekt één stuk aan de oeuvrelijst van Van Otterloo, de dirigent die soms ook componeerde: de Variaties over Toen onze Mop een Mopje was. Met dit nepstuk verzwaarde Van Otterloo in 1943, als chef van het Utrechtsch Stedelijk Orchest (USO), een lijst met Nederlandse muziek die hij in het voorgaande seizoen zou hebben uitgevoerd. De controleurs van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, opgericht door de bezetter, lieten het passeren.
Maar kort daarop werd het serieus: het USO moest zijn Arbeitseinsatz vervullen in Hilversum. Als radio-orkest kwam het te spelen in propaganda-uitzendingen waarmee Engeland werd bestookt. Van Otterloo deed mee, naar Nelissen vermoedt vanwege zijn grote 'professionele en emotionele betrokkenheid' bij het USO. Het kwam hem na de oorlog te staan op een jaar dirigeerverbod.
De kwestie speelde op de achtergrond nog een rol in 1959, toen het Concertgebouworkest een opvolger zocht voor Eduard van Beinum. Marius Flothuis, de artistiek leider, bekende achteraf dat zijn kijk op Van Otterloo emotioneel was gekleurd. Die was immers aan zijn stoel blijven kleven, terwijl Flothuis zijn weigering om lid te worden van de Kultuurkamer moest bekopen met het kamp.
De baan ging naar de jonge Bernard Haitink, vooral omdat de Amsterdammers in Van Otterloo eerder een bekwame orkesttrainer zagen dan een bevlogen interpreet. Niek Nelissen onderschrijft dat oordeel: 'Wat charisma betreft, bleef hij achter bij de grootsten in zijn vak.'
De afwijzing gaf Van Otterloo een dreun. Bovendien bleken de profijtelijke platenjaren voorbij en waaide door het Residentie Orkest een wind van democratisering. Steeds vaker week de dirigent uit naar het buitenland. Daar, in Australië, overleed hij na een botsing met een veewagen. Van Otterloo, de snelheidsmaniak die graag Porsche en Mercedes reed, zat niet zelf achter het stuur.
Nelissens boek kent één los eind: de vrouwen. Van Otterloo trouwde vijf keer en hield er een stoet minnaressen op na. Het lukte de biograaf om een aantal dames te identificeren. Sommigen bleken nog in leven. Eén amante, inmiddels hoogbejaard, vertolkte resoluut het groepsgevoel: 'Mijn naam mag niet in dat boek!'