Achtergrond
Wikken en schikken
In 41 Nederlandse musea zijn 139 kunstwerken aangetroffen die mogelijk roofkunst zijn, bleek een jaar geleden uit onderzoek. Wat is er sindsdien gebeurd? Gaat straks een beroemde Matisse voor het Stedelijk verloren?
Siebe Weide, directeur van de Museumvereniging, hield in november 2013 even zijn adem in toen een Duits tijdschrift de vondst onthulde van een berg kunstwerken in München die tijdens het nazibewind was verzameld. Hij had net een paar dagen daarvoor de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar mogelijke roofkunst in de collecties van de Nederlandse musea. En nu was er opeens die Cornelius Gurlitt-affaire, die wereldwijd de aandacht trok.
'Het eerste wat ik dacht was: wat ben ik blij dat we dit onderzoek hebben gedaan', bekent Weide een jaar later. 'Het tweede dat opkwam, was: als deze Gurlitt-zaak zo veel aandacht krijgt, wat komt er dan op ons af? Die affaire leidde niet tot een hausse aan vragen. Dat was misschien het bewijs dat ons onderzoek goed is gedaan.'
Roofkunstexpert
Rudi Ekkart is kunsthistoricus en leidt al bijna twee decennia onderzoeken naar mogelijke roofkunst in Nederland. Hij heeft ook het laatste onderzoek begeleid waarbij musea hun eigen collectie naliepen. De Museumvereniging is verantwoordelijk voor de coördinatie van Museale verwervingen sinds 1933, zoals het onderzoek officieel heet. Bij deze belangenorganisatie zijn bijna alle musea aangesloten.
139 mogelijke roofkunstwerken
Tegenover hem aan tafel zit Rudi Ekkart, de expert die de speurtocht van de 162 musea in de eigen depots en archieven begeleidde. 'Er waren museummedewerkers die tijdens het onderzoek zeiden: zien jullie geen spoken? Nu zijn ze er toch van overtuigd dat dat niet het geval was.'
Woensdagmiddag presenteren Weide en Ekkart de eindpublicatie van het project, Museale verwervingen sinds 1933. Dat gebeurt in het Dordrechts Museum, geen toevallige keuze. Deze kunstinstelling heeft als eerste museum een roofkunstzaak uit dit onderzoek afgehandeld. Het door de Duitsers aan een Joodse verzamelaar ontnomen schilderij van Jacob Cuyp (zie kader) blijft in de collectie: het museum heeft het doek gekocht van diens erfgenamen.
In totaal waren in 41 musea 139 kunstwerken aangetroffen die mogelijk roofkunst zijn. Sinds oktober 2013 staan die gepresenteerd op de site musealeverwervingen.nl, in de hoop dat er nog meer informatie naar boven komt van gedupeerden of derden. Is dat gebeurd?
Mis of misschien mis
'De resultaten van het onderzoek vielen uiteen in twee categorieën', zegt Rudi Ekkart. 'De eerste is: kunstwerken waarbij vrijwel zeker iets mis is. In die gevallen was vaak door het museum al contact opgenomen met de erfgenamen. Daar zijn enkele gevallen na de presentatie van de website bijgekomen.'
Dan is er de categorie kunstwerken waarmee iets mis zou kúnnen zijn, maar waarvoor geen concrete aanwijzingen zijn gevonden. Dat zijn bijvoorbeeld werken die tijdens de oorlog op een veiling zijn gebracht door een foute kunsthandelaar, maar waarvan niet is te achterhalen of ze daarvoor deel uitmaakten van een Joodse collectie. De hoop bestond dat door publicatie op de website meer duidelijkheid over deze categorie zou ontstaan.
'Er zijn wel vragen gekomen, maar de opbrengst aan nieuwe informatie is vrijwel nihil', stelt Ekkart. 'Het kan zijn dat de eigenaren en hun families zijn omgebracht en dat eventuele verre verwanten geen weet hebben van het voormalig bezit. Het kan ook zijn dat het toch geen roofkunst is.'
Vandaag wordt een Engelse vertaling van de website gepresenteerd. De roofkunstexpert heeft twijfels of die veel nieuwe gegevens zal opleveren. Elke publicatie over roofkunst wordt meteen doorzocht door gespecialiseerde advocatenkantoren en onderzoeksbureaus, die vooral op zoek zijn naar waardevolle stukken.
Teruggave van roofkunst
Museum en erfgenamen kunnen samen afspraken maken over teruggave van de roofkunst. Maar dat is wel riskant. Niet alleen moest vast komen te staan dat restitutie geboden is volgens de internationale verklaringen die Nederland heeft onderschreven, ook moet worden bepaald wie de rechthebbenden zijn. Dat kan knap ingewikkeld zijn: de overlevenden van de Holocaust wonen verspreid over de hele wereld. Veel speurwerk en kennis is dan vereist om tot een juridisch houdbare teruggave te komen.
Partijen kunnen in Nederland ook samen naar de Restitutiecommissie stappen en een bindende uitspraak vragen. Dit onafhankelijke orgaan heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap sinds 2002 advies gegeven over claims ten aanzien van rijksbezit. De gang naar dit instituut heeft als voordeel dat grondig onderzoek wordt gedaan, al neemt dat veel tijd in beslag. Nog een pluspunt: doordat een orgaan de uitspraken doet, groeit de rechtsgelijkheid toe. Bij sommige gemeenten die eigenaar zijn van museumcollecties, zoals Amsterdam, is het vast beleid dat elke claim aan de commissie wordt voorgelegd.
Evelien Campfens van de Restitutiecommissie telde in november vorig jaar zes ingediende claims die afkomstig zijn uit het museumonderzoek. Nog eens zeven claims waren toen bij de Restitutiecommissie aangekondigd. In die cijfers is sindsdien geen verandering meer gekomen, meldt ze. De eerste uitspraak wordt in de komende maanden verwacht.
Restitutiecommissie
De commissie maakt niet bekend welke kunstwerken en erfgenamen in het spel zijn. Naar schatting gaat het om enige tientallen objecten, waaronder enkele waardevolle (zie kaders over Matisse en de zoutvaten van Lutma).
Tenminste één erfgenaam was al eerder klant bij de Restitutiecommissie geweest: Marei von Saher, die na de oorlog met de zoon van Jacques Goudstikker was getrouwd. Deze Amsterdamse kunsthandelaar stierf in mei 1940 door een val in het ruim van het schip waarop hij de nazi's trachtte te ontvluchten. Von Saher, een Duitse die al 35 jaar in de VS woont, kreeg in 2006 van de Nederlandse Staat 202 kunstwerken terug - niet zelden gemaakt door beroemde meesters.
Zij heeft sindsdien menig ander stuk met succes opgeëist. Uit het museumonderzoek blijkt dat zij mogelijk recht heeft op nog eens zeventien kunstwerken, waaronder een schilderij van George Hendrik Breitner, een doek van Jan Sluijters en twaalf werken op papier van Jan Toorop.
Erfgenamen die niet willen claimen
'Er zijn ook een paar gevallen waarin erfgenamen niet willen claimen', zegt Ekkart. 'Zo is er iemand in de VS die recht heeft op bepaalde stukken. Maar die heeft uiterst lauw gereageerd. Het museum heeft de taak hier achteraan te gaan, anders blijft de zaak hangen. Dan loop je het risico dat bijvoorbeeld zo iemand overlijdt en de nieuwe erfgenamen opeens wel claimen. Dus er moet een vrijwaringbrief komen, waarin afstand wordt gedaan van de werken.'
Tijdens het onderzoek hebben de musea veel kennis opgedaan, al was er af en toe een extra zet nodig om zaken uitgezocht te krijgen. De weerstand bij sommige museumdirecteuren ('Die zagen al lege zalen voor zich') is geweken.
Rijksmuseum en Boijmans nog niet klaar met onderzoek
Zeventig jaar geleden werd op ministeries in interne memo's gesteld dat claims moesten worden afgewezen omdat een kunstwerk als 'onmisbaar' werd beschouwd. Nu is het besef doordrongen dat restitutie geboden is, ook al zou die in veel gevallen kunnen worden geweigerd met de wet in de hand. Geen museum heeft dat gedaan, stelt Ekkart.
Niet alle deelnemers zijn klaar met het onderzoek. Twaalf musea, waaronder het Rijksmuseum en Museum Boijmans Van Beuningen, moeten hun finale rapport nog inleveren. En er kunnen nog steeds nieuwe aanspraken op kunstwerken binnenkomen, benadrukt de kunstroofexpert. 'We hebben onlangs een claim uit Polen gekregen via Poolse herkomstonderzoekers. Dat ging om een onderzoek dat negen jaar geleden is gepresenteerd. Dat lijkt een sterke claim te worden. Dit kost jaren.'
Herderin met kind in een landschap, Jacob Cuyp, 1627
Het Dordrechts Museum dreigde dit schilderij terug te moeten geven. Dat is voorkomen.
Dit doek van de vader van de beroemdere Aelbert Cuyp werd in 2002 gekocht voor 76 duizend euro van een Duitse particulier. 'Jacob Cuyp is de nestor van de Dordtse schilderkunst', zegt directeur Peter Schoon van het Dordrechts Museum. 'En dit type pastoraal portret hadden we nog niet.'
Bij de restauratie is een etiket weggehaald waarop een nummer stond. Het stond wel vermeld in het restauratierapport dat tijdens het museumonderzoek werd opgedoken. Wat bleek: het is een nummer van de zogeheten Liro-bank in Amsterdam, waar Joden hun tegoeden en waardevolle spullen moesten inleveren - en daardoor kwijtraakten. Dankzij het nummer stond vast dat het om roofkunst ging. 'Dat hebben we gewoon gemist', zegt Schoon.
Het schilderij is afkomstig van de Almelose textielfabrikant Jacques Hedeman, die naar Zwitserland wist te ontkomen en na de oorlog terugkeerde naar Nederland. Hedeman had aan het begin van de oorlog zijn verzameling van 126 werken ondergebracht in een kluis van een Amsterdamse bank. Deze werd op last van de Liro geopend, geplunderd en verkocht.
Zeven schilderijen werden na de oorlog in Duitsland teruggevonden en geretourneerd. Hedeman en zijn vrouw konden die terugkrijgen, maar tegen betaling. Dat weigerden ze. De textielfabrikant overleed in 1948, het stel had geen kinderen. Vijf schilderijen werden geveild door de Nederlandse staat, twee kwamen in rijksbezit. Die zijn in 2002 en 2003 met succes opgeëist door verwanten van Hedeman via de Restitutiecommissie.
Omdat door die procedures al veel duidelijk was, besloot het museum zelf met de erven te onderhandelen, met hulp van roofkunstexpert Rudi Ekkart. Schoon: 'De erven wilden graag dat het doek behouden bleef voor het museum. Het is getaxeerd en daarna heb ik ze een voorstel gedaan waarop ze zijn ingegaan.' Het verkoopbedrag wordt niet bekend gemaakt. 'De erven hebben het gevoel dat er recht is gedaan aan Jacques Hedeman. Wij hebben een schilderij dat niet meer besmet is.'
Odalisque, Henri Matisse, 1920
Het Stedelijk Museum Amsterdam loopt de kans twee prachtdoeken te verliezen.
Over twee maanden opent een grote Matisse-tentoonstelling in het Stedelijk. Maar misschien gaat het museum een van de getoonde werken kwijtraken. Het schilderij Odalisque behoorde tot de collectie van Albert Stern, die mede-eigenaar was van een confectiebedrijf in Berlijn. In 1937 vluchtte hij met zijn gezin naar Nederland, maar de familie ontkwam niet aan het concentratiekamp. Stern kwam om, evenals zijn zoon en dochter. Zijn vrouw overleefde de oorlog. Dat gold ook voor twee kleinkinderen, die waren ondergebracht bij de Nederlandse filiaalhouder van Sterns bedrijf.
Onder diens naam is de Matisse in de oorlog verkocht aan het Stedelijk, mogelijk om het in veiligheid te brengen; het Stedelijk had een bunker. De naam van de werkelijke eigenaar werd vaak verzwegen om geen argwaan bij de Duitse bezetter te wekken. De Restitutiecommissie zal bepalen of de erven recht hebben op dit doek.
Dat geldt ook voor Schilderij met huizen van Wassily Kandinsky uit 1909, dat sinds de heropening van het museum in de vaste collectie wordt getoond. Het is geclaimd door een familie, van wie de naam niet bekend is gemaakt.
Beide werken zijn over een maand in de tentoonstelling Het Stedelijk in de oorlog te zien. Eind maart verhuist de Matisse naar de grote tentoonstelling over de Franse kunstenaar.
Zilveren zoutvaten, Johannes Lutma, 1639 en 1643
Deze waardevolle zoutvaten zijn 'hoogstwaarschijnlijk' roofkunst.
Twee musea in Amsterdam hebben een stel zoutvaten van een kunstenaar die zowel door Rembrandt als diens tijdgenoot Backer is geportretteerd: de zilversmid Johannes Lutma de Oudere (1584-1669). In beide musea, het Rijksmuseum en het Amsterdam Museum, maken de pronkstukken - waarde mogelijk tientallen miljoenen - deel uit van de vaste collectie.
Het is de vraag of dat zo zal blijven. Beide stellen zijn 'hoogstwaarschijnlijk' afkomstig, zo wees het museumonderzoek uit, van de Joodse vrouw die in Hamburg werd geboren als Emma Ranette Lazarus. Zij trouwde in 1879 met de naar Amerika geëmigreerde Frankfurter Henry Budge. Deze bankier maakte een fortuin met het financieren van het Amerikaanse spoornet. In 1903 vestigden zij zich in Hamburg. Het kinderloze stel legde een grote kunstverzameling aan.
In 1928 stierf Henry Budge, negen jaar later zijn vrouw. Emma Budge had aanvankelijk Hamburg als erfgenaam in haar testament aangewezen, maar schrapte die stad na de opkomst van de nazi's. Niettemin wisten die beslag te leggen op een groot deel van de nalatenschap. Vele kunstwerken werden geveild.
De twee stellen zoutvaten kwamen vermoedelijk via andere wegen terecht in Nederland. Vast staat dat ze in 1951 allebei in het bezit waren van Willem Dreesmann, de oudste zoon van de mede-oprichter van warenhuisketen V&D. Hij had een grote kunstverzameling over Amsterdam bijeen gebracht, die na zijn dood in 1954 werd geveild. Een stel zoutvaten belandde in het Rijks en het tweede in het Amsterdam Museum.
Erfgenamen van Emma Budge hebben de afgelopen jaren in verschillende landen meerdere werken met succes opgeëist. Uit het Nederlandse museumonderzoek bleek dat de familie wellicht ook recht heeft op een houten Mozesbeeld dat in Museum de Fundatie in Zwolle staat en dat wordt toegeschreven aan de Venetiaanse beeldhouwer Alessandro Vittoria (1525-1608).
Ook corresponderen de erven al enige jaren met Gemeentemuseum Den Haag over een zogenaamde bekerschroef uit de 17de eeuw. Een aantal zaken is inmiddels voorgelegd aan de Restitutiecommissie.