VUISTSLAG OP EEN VARKENSKARKAS

Duistere ‘geluidsblokken’ zonder melodie of arrangement: met The Drift rekt popkluizenaar Scott Walker de grenzen van de muziek verder op dan ooit....

GIJSBERT KAMER

Tijdens een wandeling bij hem in de buurt in Chiswick, West-Londen, zag Scott Walker in de etalage van een slager een half varken hangen, geslacht en wel. Precies wat hij zocht: als zijn percussionist zo’n karkas eens met zijn blote vuisten zou bewerken, dan had hij het juiste geluid te pakken. Luguber misschien, maar zijn kersverse compositie Clara vereiste dit nu eenmaal.

En Scott Walker kreeg zijn percussionist Alasdair Malloy zo ver, zoals hij hem ook zou weten te overtuigen dat het hameren op een speciaal vervaardigde mansgrote houten kubus in Cue het juiste geluid zou voortbrengen.

Beide nummers zijn te vinden op het nieuwe solo-album van Scott Walker, The Drift. De plaat verschijnt elf jaar na Tilt, die indertijd ook elf jaar op zich liet wachten na Walkers veel geprezen maar weinig verkochte Climate Of Hunter uit 1984. Waar Tilt al te boek stond als een van de moeilijkst te doorgronden rockplaten van de jaren negentig, is The Drift in alle opzichten extremer. In Tilt kon je met een beetje goede wil nog structuren van liedjes ontwaren. Rare liedjes misschien, bestaande uit veel kabaal, doorkliefd met Walkers enorme vocale erupties. Maar in elk geval muziek die het midden hield tussen industriële rock en klassieke opera – al stond de plaat dan ook ver af van het werk waar Scott Walker in de jaren zestig beroemd mee is geworden. Niemand kon bevroeden dat Walker met The Drift de grenzen van de popmuziek nog verder zou onderzoeken.

De vraag dringt zich zelfs op of er met The Drift nog wel sprake is van muziek. Melodie en songstructuur had hij op zijn vorige platen al goeddeels achter zich gelaten, de tien nieuwe composities kennen nu zelfs geen arrangementen meer. Zoals Scott Walker (63) vorige maand erkende tijdens een zeldzaam televisie-interview voor BBC’s Culture Show staat The Drift vol met ‘big blocks of sounds and noises’. De blokken geluid bevatten naast de percussie weliswaar ook de gebruikelijke gitaar, drums en zelfs veel strijkers, maar een mooie melodie of een sierlijk arrangement kom je niet tegen. In Walkers optiek zou dit de aandacht maar afleiden van de woorden. En juist teksten zijn voor Walker heel belangrijk. Niet dat hij zijn woorden een verhalende structuur heeft meegegeven. Nee, woorden rangschikt Walker naar eigen zeggen zoals soldaten in het veld hun positie zoeken. ‘Ik verplaats ze en geef ze de juiste ruimte om hen heen.’ Aldus Walker in het jongste nummer van het muziekperiodiek The Wire. ‘Abstract om er zo over te praten wellicht, maar zo zie ik het.’

Ongrijpbare muziek, nauwelijks te bevattten tekstsflarden: veel houvast biedt de cryptische Walker de luisteraar niet, en in mindere handen zouden dergelijke ambities wellicht in een onbeluisterbare plaat hebben geresulteerd. Maar het machtigste wapen van Scott Walker is nog altijd zijn stem en die blijft intact. De diepe volle bariton waarmee Walker veertig jaar geleden zijn entree maakte in de popwereld klinkt nog altijd even monumentaal, en het is die stem die je steeds de nummers in trekt. En hoe verontrustend de muziek ook klinkt, eenmaal binnen blijkt ontsnappen geen optie.

Het blijft een raadsel hoe het kan dat de meest compromisloze popmuziek van het moment gemaakt wordt door een man die in de jaren zestig als zanger van de Walker Brothers een heus tieneridool was, met een fanclub groter dan The Beatles. Hoe is de weg van Make It Easy On Yourself, de eerste wereldhit van de Walker Brothers uit 1965, tot aan The Drift eigenlijk verlopen? Walker is berucht om zijn terughoudendheid en geldt als een van de meest onbenaderbare popmuzikanten. Iets waar hij zelf steevast nogal laconiek over doet. Over het verleden heeft hij niks te melden, zijn oude platen heeft hij niet en beluistert hij dus niet. En voor de BBC weet hij de gaten in zijn geheugen aan overtollig drankgebruik. Het enige dat voor Scott Walker telt, zijn het heden en zijn werk van nu. En dat is indrukwekkend genoeg.

Een raadselachtige persoon is Scott Walker eigenlijk altijd geweest. In 1943 geboren als Noel Scott Engel, in Hamilton, Ohio, trekt hij met twee maatjes begin 1965 naar Europa. Hij speelt bas in een trio, de Walker Brothers. In eigen land wil het niet zo lukken, bovendien is Engel al vroeg gegrepen door juist Europese kunst, literatuur en vooral de films van Ingmar Bergman. De trip naar Europa zou alleen al de moeite waard zijn als hij de hand van Ingmar Bergman kan schudden. Zo ver is het nooit gekomen, maar de Walker Brothers krijgen in Londen wel snel een platencontract. Een doorbraak volgt snel.

In vier maanden tijd wordt Scott Walker van bassist uit een onbekend combo, de zanger en ster van een band die beschouwd wordt als rivaal van The Beatles.

Vooral het nummer The Sun Ain’t Gonna Shine Anymore maakt de Walker Brothers ongekend populair. En hoewel Walker altijd gezegd heeft bij toeval zanger geworden te zijn omdat hun repertoire een zware stem vereiste, was het ook weer niet zo dat hij zijn sterrenstatus eigenlijk niet wilde.

In 1965 wilde Walker wel degelijk beroemd worden, alleen ging de lol er snel af. De Walker Brothers zouden tot 1967 een stel klassiek geworden popsingles uitbrengen en drie succesvolle elpees; zij vormden de juiste band op het juiste moment in de popgeschiedenis. Maar toen in 1967 de Beatles Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band uitbrachten en het tijdperk van de psychedelica aanbrak, was er geen plaats meer voor een zanggroepje als de Walker Brothers, dat niet eens zijn eigen repertoire schreef.

Walker wilde wel verder als solo-zanger, maar zag niks in die hippiemuziek. Flower power beschouwde hij als ‘een leugen voor talentloze mensen die de gemakkelijkste weg wilden volgen’, zo schrijven Mike Watkinson en Pete Anderson in hun Scott Walker-biografie A Deep Shade Of Blue uit 1994. Hij wilde zijn fans niet zien rondlopen als gedrogeerde zombies.

In plaats van naar The Doors en Love luisterde hij liever naar Jacques Brel, op wie een vriendin hem geattendeerd had. Op zijn eerste drie solo-albums zou Walker zich ontpoppen als een nog altijd zelden overtroffen Brel-vertolker, maar op deze platen, Scott, Scott 2 en Scott 3 zou Walker ook steeds meer eigen composities zingen. Met succes, want in weerwil van de mythe die stelt dat Scott Walkers solo-loopbaan alras uitliep op een commerciële mislukking, verkochten die eerste drie platen juist heel goed.

Mis ging het pas toen in 1969 Scott 4 verscheen, met louter eigen composities. Hoewel een liedje als The Seventh Seal naar de gelijknamige film van Ingmar Bergman nu tot zijn beste werk wordt gerekend, bleek de plaat toen te moeilijk voor het grote publiek. ‘Ik maakte muziek waar je niet op kon dansen’, gaf Walker vorige maand de BBC eenvoudigweg als verklaring op.

Wat ook meegespeeld zal hebben, is dat de bron waaruit Walker putte, de Europese kunst van Bergman, Sartre en Brel, ineens niet zo hip meer was. De Amerikaanse popcultuur werd in 1969 allesoverheersend. Met als gevolg dat een gedesillusioneerde Walker jarenlang geen zelfgeschreven nummers meer zou opnemen.

Platen van Scott Walker verschenen nog wel, en in 1975 werd een reünie van de Walker Brothers nog bekroond met een wereldwijde hit, No Regrets. Maar net als elf jaar daarvoor werden de Walker Brothers dankzij de punkexplosie in 1978 opnieuw als overbodig beschouwd.

Scott Walkers compositie The Electrician voor de laatste Walker Brothers-plaat Nite Flights uit 1978, had hem echter in David Bowie, Brian Eno en tal van jonge Britse muzikanten uit bands als Joy Division, Teardrop Explodes en Ultravox wel nieuwe fans opgeleverd.

Platenmaatschappij Virgin wilde het daarom wel eens met hem proberen en nam hem in 1980 onder contract. Ook toen al nam hij er de tijd voor. Climate Of Hunter verscheen uiteindelijk in 1984 en werd onthaald als een ongenaakbaar meesterwerk. Oor’s Eerste Nederlandse Popencyclopedie omschrijft de plaat als ‘in tekst en woord het verslag van een innerlijke zoektocht’. U2’s Bono zou later toegeven dat het atmosferische, wat abstracte geluid van die plaat van grote invloed was op U2’s eigen album The Joshua Tree uit 1987.

Maar de plaat verkocht nauwelijks en van Walker werd weinig meer vernomen. In alle stilte werkte hij aan een opvolger, eerst met Brian Eno, later alleen. Tilt verscheen in 1995. Een opvolger, zo vertelde hij journalisten, zou niet lang op zich laten wachten.

‘Niet lang’ bleek dus elf jaar te duren. En het gebodene op The Drift is zo confronterend dat het Britse tijdschrift Mojo Walker vroeg of hij zijn luisteraar wilde straffen. Nee, dat niet – maar Walker vraagt wel heel bewust het uiterste van de concentratie van zijn luisteraars en vergelijkt dat met zijn eigen ervaringen met het ondergaan van conceptuele kunst of films, ‘vaak werken die ik echt waardeer en bewonder maar waarvan ik nog altijd niet weet wat ze betekenen’.

De tien nummers op The Drift beginnen naar Walkers eigen zeggen allemaal met een duidelijk herkenbaar beeld of een in het tekstboekje helder geformuleerd idee, om daar langzaam van weg te drijven en de luisteraar een andere wereld in te voeren. In Jesse wordtbijvoorbeeld een verband gelegd tussen de vermeende conversaties die Elvis had met zijn doodgeboren tweelingbroer Jesse Garon Presley en de aanslag op de Twin Towers. Ieder geluid in dit nummer is zorgvuldig geselecteerd of geconstrueerd en functioneel, van een gedeconstrueerde gitaaraanslag uit Elvis’ Jailhouse Rock tot Walkers fluisterende woorden ‘pow pow’.

Even consciëntieus kreeg ook het met de vuisten bewerkte varkenskarkas een plek. Dit geluid in Clara wordt angstaanjagend in de context die Walker eraan geeft: de executie van Benito Mussolini en diens vrouw Clara en de verwijzingen naar hedendaagse gruwelen, resulterend in de herhaalde zinsnede ‘like what happens in America’. De bedoelingen van Walker zijn op The Drift vaak raadselachtig. Zo is het lang zoeken naar een verband tussen de situatie op de Balkan en de evolutie van het paard in Buzzers. En wat is de betekenis van al die citaten uit nieuwsberichten in Cossacks Are?

Maar begrip is niet noodzakelijk om de intensiteit van The Drift te ondergaan. In kwalificaties als mooi of lelijk is deze muziek niet te duiden. Donker is zij wel, zowel muzikaal als tekstueel. En dat is het in de muziek van Scott Walker altijd geweest. In veertig jaar oude, met zonnebril voorgedragen liedjes als The Sun Ain’t Gonna Shine Anymore en After The Lights Go Out, maar ook in zijn nieuwe werk. Scott Walker voelt zich door duisternis omringd en ziet de westerse beschaving op een hellend vlak belanden. Zijn zorgen deelt hij op The Drift met de luisteraar in muziek vol al dan niet expliciete verwijzingen naar de Balkan, Milosevic en 9/11.

Geen popmuzikant is daarin zo ver gegaan. En je blijft als luisteraar onthutst achter. In het donker.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden