reportageLimburg Biënnale
Vrolijke ‘kamers’ op de Limburg Biënnale
In cultuurhuis Marres in Maastricht zijn 250 kunstwerken te zien, die werden ingestuurd na een open oproep.
‘Het is alsof ik een snoepwinkel mocht vullen met juweeltjes’, zegt kunstenaar en tijdelijk curator Tanja Ritterbex (35) over de roze kamer die zij heeft ingericht in cultuurhuis Marres in Maastricht. Het werd een bonte mix van kunstwerken die niets met elkaar te maken lijken te hebben: een geschilderde zwaan, een duister portret, een sculptuur in de vorm van een konijn, een vaasje met bont. Het heeft een haast psychedelisch effect, al die felle kleuren bij elkaar.
Deze maanden puilt Marres uit van kunst. Het is niet waar de kunstinstelling om bekendstaat. De programmering is vooruitstrevend en experimenteel, vaak draait het daarbij om één allesomvattend kunstwerk. Zo was afgelopen winter een muziekstuk te zien van de Noorse componist Espen Sommer Eide, die was geïnspireerd door de roman De golven van Virginia Woolf. Eerder presenteerde de Duitse choreograaf Katja Heitmann hier een museum voor ‘uitstervende bewegingen’.
Daarmee vergeleken is de opzet van de eerste Limburg Biënnale opvallend simpel: er zijn 250 kunstwerken te zien die werden ingestuurd na een open oproep van Marres aan Limburgse kunstenaars. Twaalf Limburgse kunstenaars vormden de jury: zij mochten elk een kamer in de tentoonstelling inrichten. Directeur Valentijn Byvanck had al een aantal jaren het plan voor deze tentoonstelling, naar voorbeeld van de befaamde jaarlijkse Summer Exhibition van de Royal Academy in Londen. Daar exposeren amateurs en professionals naast en door elkaar.
Byvanck wachtte op een geschikte aanleiding om zoiets in Marres te doen. Die diende zich aan met de coronacrisis, toen een geplande grote tentoonstelling met Indiase kunst moest worden uitgesteld. ‘Ik vond het belangrijk om kunst uit deze regio nu een politieke en economische impuls te geven.’ Daarna ging het vlug: in juni werd de oproep geplaatst, eind augustus werd de tentoonstelling opgebouwd.
Marres richt zich normaal niet op kunst uit Limburg. Het cultuurhuis is een van de zes presentatie-instellingen die landelijke steun van het ministerie van OC&W krijgen, niet de tentoonstellingsruimte waarin je ook kunst van de hobbyist van om de hoek verwacht. Is deze plotselinge interesse in lokale kunst nu vooral door de crisis ingegeven? Niet helemaal, want over twee jaar hoopt Marres weer een Limburg Biënnale te organiseren.
Byvanck benadrukt dat hij het onderscheid kunstmatig vindt. ‘Ik geloof principieel niet dat er een kwaliteitsverschil is tussen wat wij lokale kunst noemen en nationale kunst of internationale kunst. Het is een kwestie van de schijnwerpers op een bepaalde manier richten. En die schijnwerpers worden deels bediend door de kunstmarkt.’
Nu zat de jury aan de knoppen, kunstenaars die meestal al een band met Marres hadden. Zij beoordeelden de in totaal 1.100 ingezonden kunstwerken. Om sommige kunstwerken moest volgens Byvanck worden gevochten tijdens het tien uur durende juryberaad. De juryleden zijn divers in wat ze maken - hun eigen kunst is ook in hun kamers te zien - maar kennelijk overlapt hun smaak toch.
De jongste deelnemer is 7 jaar: Lena George stuurde abstracte linosnedes van waterverf in. Een kreeg een plek in de kamer van kunstenaar en jurylid Hadassah Emmerich, een ander kwam te hangen in de kamer van Ritterbex. In die roze snoepwinkel hangt ook een opvallend portret dat Lukas Vonk (18) maakte. Hij schilderde een zwarte vrouw in een geruite coltrui en gaf het portret de titel De gemiddelde Limburger. Verwijzingen naar de provincie zijn verder schaars, eigenlijk laat deze tentoonstelling een dwarsdoorsnede zien als op edities van de ZomerExpo die een paar keer in Nederland is georganiseerd: een vrolijk makende verzameling van vooral figuratieve schilderijen. In een enkel videokunstwerk wordt ‘Mestreechs’ gepraat.
Is dit nou typisch Limburgse kunst? ‘Helemaal niet’, zegt Byvanck, conform zijn principes. ‘Dit is internationale kunst.’ Het is ook geen thematische tentoonstelling, eerder een reeks groepstentoonstellingen, waarin steeds de smaak van de jury-kunstenaar te herkennen is. Zo’n ordenende hand (en roze muur) is onmisbaar, want de overdaad aan figuratieve kunst wordt samen gauw een brij. En dat is zonde, want er valt veel moois te ontdekken.
Waar de meeste jury-kunstenaars hun kamer redelijk ‘netjes’ hebben ingericht, zochten anderen de grens op. Chaim van Luit (35) maakte torens van de kunstwerken die hij had uitgekozen en hing ze tegen elkaar aan de muur, tegen alle regels in. Maar dat stelt nog niets voor vergeleken met Mike Moonen (30). Hij maakte met de kunstwerken van zijn keuze een ontregelende en bizarre totaalinstallatie. Een schilderij hangt op zijn kop (dat mocht).
Zoete schilderijen van een slapende baby hing hij pal boven een stekelige sculptuur die Agressie heet. Een streep spuitbusverf ging over een sculptuur. ‘Een stamppotje’ noemt hij het, waarbij hij hardhandig de stamper hanteerde. Het voelt alsof hij te ver ging, maar daarmee heeft Moonen met zijn kamer wel het indrukwekkendste kunstwerk van de tentoonstelling gemaakt.
Limburg Biënnale, Marres, Maastricht, t/m 15/11.
Te koop
Een groot deel van de kunst in Marres is te koop. De kunstenaars bepaalden zelf de prijzen, die variëren van 25 tot 38.500 euro. De jongste kunstenaar (7) had haar kunst het goedkoopst geprijsd; haar twee tekeningen zijn al verkocht.