Vooral op zoek naar eigen imago en identiteit
Nu de cabaretprijzen weer worden uitgereikt, weegt V de kansrijke voorstellingen. In de beste staat het verschil tussen identiteit en imago centraal. Maar hallo, de actualiteit, moesten we daar nog iets mee?
Tijdens een van de try-outs van Micha Wertheims Voor zichzelf in De Kleine Komedie in Amsterdam viel rond het Rembrandtplein de elektriciteit uit. Wertheim kwam midden in zijn voorstelling zonder licht en geluid te zitten. Het grootste deel van het publiek zag in deze black-out niets bijzonders, want men zat bij Wertheim en daar is alles mogelijk: herhalingen van hele stukken binnen hetzelfde programma, irritant lange stiltes, een suffig meeklapdansje: het theater als psychologisch experiment, een soms schurende confrontatie tussen kunstenaar en publiek.
Het moet iets heel geruststellends hebben voor een cabaretier als hij weet een eigen publiek te hebben opgebouwd dat totaal vertrouwt op de goede afloop, ook al slaat hij allerlei krankzinnige paadjes in. In de afgelopen programma's heeft de cabaretier zijn theateridentiteit als passende legoblokjes op elkaar gestapeld en nu weten we wie hij is. Of juist helemaal niet? Wil de cabaretier wel dat het publiek weet wie hij is? Of is hij verontwaardigd als het publiek hem na zo veel jaar nóg niet lijkt te kennen, zoals Freek de Jonge liet merken in zijn zeer succesvolle voorstelling Als je me nu nog niet kent. En wat doe je als het publiek massaal toestroomt omdat je bekendstaat als zwartgallige stand-upcomedian, terwijl je eigenlijk een gevoelig liedje aan de piano wilt zingen? Die spagaat tussen publieksverwachting en artistieke drang verwerkte Daniël Arends prachtig in zijn voorstelling Carte Blanche.
Verschil tussen identiteit en imago
De theaterbezoeker kon er het afgelopen seizoen onmogelijk omheen: drie van de sterkste cabaretvoorstellingen gingen expliciet over het verschil tussen identiteit en imago. Micha Wertheim, Freek de Jonge en Daniël Arends speelden met het beeld dat het publiek van hen heeft, onderzochten dat beeld, keerden het ondersteboven en voegden er een nieuwe dimensie aan toe. Zonder alleen maar hun ego centraal te stellen, want de cabaretiers plaatsten het thema 'identiteit' ieder op hun eigen manier in een breder kader.
Freek de Jonge hield zijn eigen identiteit, dwarsgezeten door het imago van zure oude moralist, tegen het licht, maar tilde ook het begrip beeldvorming naar een hoger niveau, onder meer in een geweldige conference over hoe Nederland was omgegaan met de rouw na de ramp met MH17. Micha Wertheim laat in zijn alom bejubelde show Voor zichzelf met poëtische verhalen zien hoe een identiteit gevormd wordt en hoe groot de behoefte kan zijn aan die identiteit te ontsnappen. In Carte blanche richt Daniël Arends zijn pijlen op de nepheid in zijn sociale omgeving, de krampachtigheid waarmee mensen met bijvoorbeeld tatoeages of dreadlocks proberen een imago te creëren dat hun ware identiteit afschermt. Na dit scherpe eerste deel neemt hij vervolgens ook met psychologische precisie zichzelf onder de loep. Dat Arends zich voor deze voorstelling liet regisseren door psychiater Joeri Tijdink, verklaart een hoop.
Daar komt nog bij dat zowel Wertheim als Arends niet alleen hun eigen identiteit bevragen, maar ook het maakproces van een cabaretvoorstelling uitspelen op het toneel: door ellenlange stiltes te laten vallen waarop het publiek zelf zijn briljante voorstelling kan projecteren (Wertheim), of door languit op het toneel te gaan liggen en te verzuchten hoe het verder moet nu alles wel is gezegd over die adoptie uit Indonesië (Arends).
Trucjes
Het levert spannend en verrassend theater op, al rijst wel de vraag hoe ze hierna verder moeten. Hoe lang kun je doorgaan met het uit elkaar schroeven van je eigen genre en dan nog steeds een goede cabaretvoorstelling maken? Mogelijk schuilt een antwoord op die vraag in de carrière van - daar is-ie weer - Freek de Jonge, die ook al in de jaren tachtig voorstellingen maakte waarin hij de relatie tot het publiek onderzocht. Denk aan De bedevaart uit 1985, waarin De Jonge het verhaal vertelt van de dompteur (de cabaretier) en de ontembare leeuw (zijn talent), waarmee hij trucjes doet voor zijn publiek, dat eigenlijk niet meer in de gaten heeft naar wie of wat ze kijkt.
Voor actualiteit is nauwelijks plaats bij Wertheim en Arends, wat door Arends ietwat koket wordt verklaard door de opmerking dat hij 'toevallig al zijn hele leven de politiek niet heeft gevolgd'. Een cabaretier die daar duidelijk minder last van heeft is André Manuel, die in zijn indrukwekkende voorstelling Het geval apart niet discrimineert, maar gewoon iedereen de huid vol scheldt: koningshuis, artiesten die hun dodelijke ziekte gebruiken om hun carrière leven in te blazen, maar vooral Joden, christenen van alle richtingen en moslims. 'De doorgedraaide soort dus, want aan gewone moslims is geen ruk aan.' Als rechtgeaarde Tukker vindt Manuel bier belangrijker dan water en hij is grofgebekt als een bootwerker.
Manuel is gewoon een onbeschoft stuk vreten, luidt snel de mening van de oppervlakkige kijker. Dat imago koestert hij als een zeldzame diamant, maar daardoor zal hij het kleine- en hier en daar middelgrotezalencircuit niet ontstijgen en zullen we zijn shows niet op televisie zien. Manuel is niet levensmoe en heeft geen behoefte aan fysieke agressie uit de hoek van degenen die weigeren na te denken en zich daardoor diep beledigd voelen.
Sores in de wereld
Hoewel minder expliciet dan De Jonge, Arends en Wertheim, speelt ook Manuel met zijn imago en identiteit. Hij doet dat op zijn eigen, unieke manier. Terwijl vrijwel alle cabaretiers de mening zijn toegedaan dat je alles moet kunnen zeggen, maar niet alles hóéft te zeggen, is voor Manuel het theater wel de plek waar hij alles over iedereen mag zeggen. En dat dus ook doet. Het nieuws van de dag wordt, mét commentaar, snoeihard de zaal in geslingerd.
Veel cabaretiers worstelen met de actualiteit. Het moraliserende vingertje richting de slechteriken van deze wereld is natuurlijk allang taboe. Maar met uitzondering van de cabaretiers die puur op amusement zijn gericht, zoals Plien & Bianca en De Partizanen, kan een cabaretier de sores in de wereld toch niet volkomen negeren.
Dit resulteerde afgelopen seizoen in veel inventiviteit: naast de botte bijl van Manuel werden nog meer niet-moralistische methoden gehanteerd om het nieuws een plek te geven. Louise Korthals weet in Zonder voorbehoud de dreiging van religieus fanatisme te vangen in een reeks prachtige liedjes. Zoals het nummer Jij mens, waarin zij het nieuws een universele draai geeft: 'Als je zo graag voor god speelt, doe dan in godsnaam je best.' De Twentse cabaretière Nathalie Baartman laat in Louter de actualiteit op de achtergrond meespelen, door een eigenaardige vrouw neer te zetten die zich heeft teruggetrokken op een bungalowpark in Putten, en 's nachts bang is dat de jihadisten langskomen.
Overbodig vingertje
Ook de Haagse cabaretier Sjaak Bral pakte het in zijn oudejaarsconference ingenieus aan. In het lied Zweef bezingt hij coupletten lang de euforie in het land in 2014 voorafgaand aan de ramp met MH17, zoals de tweede plek op het Songfestival en het brons op het WK voetbal. En dan volgt de slotzin: 'De vreugde was ongekend..., tot dat ene moment.' Een hoogtepunt in de kunst van het weglaten.
Ook al zo verfrissend op het gebied van de actualiteit is Pieter Derks, een buitengewoon intelligente, taalvaardige cabaretier met een imagoprobleem dat min of meer omgekeerd evenredig is aan dat van André Manuel. Keurig gekapt, geen schuttingwoorden, de vriendelijke lach van een CDA-jongere. Braaf in het kwadraat dus en niet van deze tijd. Maar is dat wel zo erg? In Zo goed als nieuw, zijn zesde programma, toont Derks zelfspot over zijn imago en betoogt hij dat zijn bashers wel eens een halve draai kunnen maken als ze goed luisteren naar de manier waarop hij het nieuws benadert. Eigenlijk simpel: analyserend als een journalist van een kwaliteitskrant. Hij legt keurig uit dat het gevaar niet alleen van Poetin en IS komt, maar ook van machtige internetbedrijven als Google en Facebook en handige marketingjongens. Het vingertje is daardoor overbodig en de grappen komen vanzelf, want Derks laat zien dat de werkelijkheid zowel angstaanjagend als buitengewoon grappig is.
Cabaretfeestjes in Den Bosch en Amsterdam
Nog voordat cabaretier Micha Wertheim was genomineerd voor cabaretprijs de Poelifinario, had hij hem al geweigerd. Een week voor de nominaties eind juni bekend werden, gaf Wertheim op zijn website tien redenen waarom hij de prijs voor het beste cabaretprogramma niet serieus neemt, onder meer dat de naam van de prijs antisemitisch zou zijn en de organisator, theaterclub VSCD, cabaret niet gelijk zou behandelen ten opzichte van andere disciplines. Bovendien zou de jury in het verleden seksistische commentaren hebben gegeven en zou het jurybesluit niet altijd democratisch zijn verlopen. Of die aantijgingen serieus of gekscherend waren of ergens daar tussenin, wilde Wertheim niet toelichten. Achterhalen wat grap is en wat niet vindt hij de taak van de journalist. Feit is dat hij de prijs niet wil. Dat wil hij verder niet groter maken dan het is, zei hij destijds tegen de Volkskrant.
Vlak na het bekend worden van de nominaties leverde Daniël Arends de zijne in. Arends laat weten de prijs niet eervol te vinden. Gevolg is dat slechts drie van de vijf genomineerden over zijn om de prijs eventueel in ontvangst te nemen: Plien en Bianca, De Bloeiende Maagden en André Manuel. De winnaar wordt hoe dan ook bekend gemaakt, ook als dat Wertheim of Arends mocht zijn. Van de genomineerden voor de Neerlands Hoop-prijs - Henry van Loon en De Partizanen - weigerde niemand de nominatie.