AnalyseCoronaboeken
Virologen, romanciers, (sport)journalisten: een golf van coronaboeken staat voor de deur
Net gaat Nederland een klein beetje van het slot en daar verschijnen de eerste in een lange reeks coronaboeken. Hoe kunnen uitgevers die zo snel uitgeven? En hoe schrijf je over een mondiale crisis waar we nog middenin zitten?
Over de grens zagen we het al in maart aankomen. De eerste virusboeken doken op in Italië, waar corona in Europa de meeste schade aanrichtte. Zo publiceerde bestsellerauteur Paolo Giordano (De eenzaamheid van de priemgetallen) in maart zijn essay In tijden van besmetting, dat hier in april in een Nederlandse vertaling verscheen. ‘Als de noodsituatie is verdwenen, is het tijdelijke bewustzijn ervan ook verdwenen’, schrijft Giordano. ‘Ik wil niet verliezen wat de epidemie over ons onthult.’
Toch voelt In tijden van besmetting misschien juist doordat het mid-crisis is geschreven, in april alweer gedateerd. Giordano herhaalt argumenten voor het binnenblijfbeleid, die een krantenlezer dan al in vele variaties heeft zien voorbijkomen. Ook de Sloveense filosoof Slavoj Zizek was er snel bij: zijn Pandemie verschijnt hier komende week in vertaling. Weken na de Engelstalige publicatie mailde de uitgever nog een extra hoofdstuk naar de downloaders – je vraagt je af of Zizek niet beter een blog had kunnen beginnen. Het voelt hijgerig, en dat in het boekenvak, dat zichzelf toch graag als bedachtzaam en kalm ziet. Uitgevers zijn doorgaans zo wendbaar als een vliegdekschip, met catalogi die driekwart jaar voor een uitgave worden gemaakt, uitputtende redactierondes en zorgvuldig geplande lanceermomenten.
Opschieten
Dit voorjaar blijkt het allemaal een stuk sneller te kunnen. Onze lockdown-light was nog maar net van kracht of ook hier kondigden de eerste coronaboeken zich aan. Want ook de schrijvers zitten thuis, met een onontkoombaar onderwerp en een lege agenda. Maar wat schrijf je over een crisis als de kennis over de oorzaak nog per dag voortschrijdt en de actualiteit het nationale humeur bepaalt? En hoe voorkom je dat je met je coronaboek komt op het moment dat we opgelucht weer met zijn allen hutjemutje mogen, en we alles dat naar corona riekt zullen mijden als de pest?
Opschieten, is voor sommige schrijvers het antwoord, en dicht bij huis blijven. Dat leert een blik op de eerste Nederlandse ‘coronaboeken’, die voor mei en juni op stapel staan. Als eerste over de finishlijn gaat Wim Daniëls, met het kordaat getitelde Quarantaine (14 mei, Thomas Rap): ‘Een roman over liefde in tijden van corona’, over een man en vrouw die troost bij elkaar zoeken in een bungalowpark in de Dordogne, als buiten het virus uitbreekt. Maar het had net zo goed Een week of vier van Laura van der Haar kunnen zijn, een roman die zich afspeelt tegen de achtergrond van een virusuitbraak, en die in juni bij Podium verkrijgbaar moet zijn.
‘Elke uitgever kijkt nu in zijn stal van auteurs: wat kunnen wij hierover uitgeven?’, zegt Geneviève Waldmann, directeur van VBK uitgevers, waaronder Atlas Contact en Ambo Anthos vallen. ‘Maar je kunt op dit moment niet aan een viroloog vragen een gedegen boek te schrijven. Niemand weet nog hoe het zit. Je kunt dus alleen praktische dingen uitgeven of fictie, en je moet iemand hebben die heel snel een boek kan schrijven.’
Coronamisbaksels
Schrijven over crisis terwijl de crisis woedt: vooral níét doen, zegt de een. Dichter Delphine Lecompte riep in NRC Handelsblad dichters, schrijvers en ander creërend volk op hun ‘coronamisbaksels’ voor zichzelf te houden. Ook de Australische muzikant en schrijver Nick Cave pleitte onlangs in een brief aan een fan voor een pas op de plaats: ‘Het is tijd om toe te kijken en de gelegenheid te gebruiken om te reflecteren op onze functie – waar wij als kunstenaars voor zijn.’ Tijd ook om te reflecteren op onze thema’s, schrijft Cave: ‘Wat ons een maand geleden nog stoorde en verdeelde, lijkt op zijn best een hindernis uit een ijdele en geprivilegieerde tijd.’ Crisis is juist wél de tijd voor actie, zei de Amerikaanse schrijver Toni Morrison eerder: ‘Er is geen tijd voor wanhoop, geen plek voor zelfmedelijden, geen reden voor stilte, geen ruimte voor angst.’ Schrijver Daan Heerma van Voss voelde zich aangemoedigd door Morrison en begon aan zijn Coronakronieken.
Voor de boekhandels was er immers geen tijd om stil te staan bij wanhoop en angst: een op de drie stond half april op omvallen. Heerma van Voss was al begonnen met aantekeningen maken, maar kwam erachter dat zijn corona-ervaring ‘eenzijdig, misschien zelfs saai’ was. ‘Interessanter is dat iedereen een coronaverhaal heeft en dat al die verhalen samen het echte verhaal vormen.’ Hij begon coronaverhalen van overal ter wereld te verzamelen, van ambulancebroeders, zwervers, politici. ‘Ik zet alles om in de derde persoon en smeed het tot een lopend verhaal. Het leek me de enige manier waarop je deze pandemie kunt vatten, door het op een meerstemmige manier te doen.’
Een reguliere uitgave vond Heerma van Voss niet passen in deze tijd, en zo ontstond het idee voor een boek waarvan de opbrengst volledig naar de boekhandel zou gaan. Uitgeverij Atlas Contact bood aan de productie en redactie voor niets te doen, de vormgever en drukker werken voor een gereduceerd tarief. Heerma van Voss verdient niets. ‘Ik sta er wel van te kijken’, zegt hij. ‘Dit was nooit gedaan, er lag geen blauwdruk. Vijf weken geleden was het nog een fantasie, nu ligt het over drie weken in de winkel, en wordt het ondersteund door Libris, Bruna, Ako en de CPNB. Ik pretendeer geen conclusie te geven over deze crisis. Het gaat mij juist om de beginfase. Over tien jaar kunnen we de lessen leren uit deze tijd. Maar in het boek dat over tien jaar geschreven wordt, zul je nooit meer precies kunnen beleven hoe deze crisis was.’
Henk van Straten (Wij zeggen hier niet halfbroer) werkte al aan een boek: over westerlingen die hun toevlucht zoeken in verre reizen vol psychedelica. Het coronavirus wierp voor Van Straten nieuw licht op dat soort decadentie. En dus verwerkte hij in zijn boek een fictief virus, dat net als het coronavirus wordt overgedragen van dier op mens. ‘Het komt de bewoonde wereld in door een groepje westerlingen’, zegt Van Straten, ‘Zij gaan in Peru de gedroogde uitwerpselen van een aap snuiven, waar je een psychedelische ervaring van krijgt.’ Van Straten beleefde twee naar eigen zeggen ‘manische maanden’ tussen februari en april. Zijn roman moet begin 2021 verschijnen.
Fictielezer
De fictielezer zit intussen te springen om werk over isolatie, pest en plaag: De pest van Albert Camus schoot naar boven in de bestseller top-60 van de CPNB en ook een recentere rampenroman als Alles wat er was van Hanna Bervoets doet het goed. In de Amazon-hitlijst schoot The Eyes of Darkness van Dean Koontz omhoog, een boek uit 1981 waarin een Wuhan-virus een rol speelt. Bij de non-fictie is David Quammens Zoönose (2013) van uitgeverij Atlas Contact niet aan te slepen. Dit najaar brengt Atlas ook het nieuwe boek van Quammen uit, Covid-19. Dan staat ook bij uitgeverij Pluim een populair-wetenschappelijk boek op stapel van viroloog Jaap Goudsmit. Over het coronavirus, de verspreiding ervan en hoe je uitbraken kunt voorkomen.
‘Hij kan godzijdank hard werken’, zegt uitgever Mizzi van der Pluijm, ‘en ook ver in het proces kunnen we altijd nog delen aanpassen.’ Haast hoeft niet slecht te zijn, zegt Van der Pluijm: ‘Je kunt ook snel een goed boek maken. Ik ken een heleboel goede boeken die met bloedspoed gemaakt zijn. Het proces ligt niet vast.’ Pluim zou Handboek voor de burger in tijden van nood uitbrengen, dat werd omgeschreven en uitgebracht als het e-boek Handboek voor de burger in tijden van corona. Zo mocht Pluim zich al in maart de eerste uitgeverij noemen met een ‘coronaboek’.
Toch zijn er ook uitgevers die niets met het coronavirus te maken willen hebben. ‘Ik ben intussen hartstikke virusmoe’, zegt Koen van Gulik, van uitgeverij Wereldbibliotheek. ‘Ik kan me voorstellen dat menig lezer dat ook is. Ik kreeg in februari een uitstekend boek aangeboden van een Italiaanse viroloog. Vertalen duurt zo weer drie maanden, en dan moet je het nog aanbieden aan de boekhandel. Wil die lezer dan nog zo’n boek hebben? Ik dacht van niet, maar ik heb het waarschijnlijk mis. Weet je: ik vind het te vroeg. Laten we over tien jaar nog eens naar dat virus kijken.’
Uitgever Joost Nijsen (Podium) denkt dat we aan het begin staan van een ‘coronaboekenberg’: ‘Ik ben benieuwd naar de beurzen in oktober in Frankfurt. Ik vermoed dat daar de helft van de boeken, fictie en non-fictie, op enigerlei wijze gerelateerd zal zijn aan het virus. Alle uitgevers zullen zeggen; daar doen wij niet aan mee. Maar vervolgens is het onontkoombaar dat zich interessante projecten gaan aandienen die je toch gaat uitgeven. Omdat het op zichzelf goede boeken zijn.’
‘Het woord coronagolf zal net zo gewoon worden als griepgolf’, schrijft Wim Daniëls in Quarantaine. En net als de griep en corona zullen de boeken erover in golven komen. De eerste was de gigantische golf van zelfgepubliceerde pulp die vanaf maart de webshops van Amazon en Bol.com overspoelde. De tweede komt direct uit ons dagelijkse leven: dagboeken en bespiegelingen, en de langere, derde golf zijn de romans met virusdecor. Eind 2020 volgt de vierde: populair-wetenschappelijke boeken en idealistische traktaten. De vijfde golf, waarin denkers en economen reflecteren op de effecten van de crisis, komt over jaren, zal zachter zijn en zich langer uitstrekken. Dan beginnen we aan de geschiedschrijving van deze periode en zal blijken hoe groot de coronabieb wordt – en wat ervan beklijft.
‘Ik wilde naar een dieper gesprek over God en zingeving’
Publicist Mounir Samuel (30) schrijft een boek met interviews over opgedane inzichten in de coronacrisis: Noodzakelijke gesprekken: reflecties op een nieuwe wereld, verwacht medio september, uitgeverij Jurgen Maas.
Mounir Samuel kreeg even een harde klap, toen minister-president Rutte aankondigde dat alle evenementen zouden worden geannuleerd. Theater, debat, optredens en festivals, door alles waar de schoorsteen bij Samuel van rookt, ging resoluut een streep. ‘Het was een shock van één minuut, maar ik dacht: ik ga niet rennen. Ik ga me in mezelf keren en voelen en kijken wat mijn rol kan zijn in dit verhaal. Daarna sprak ik veel vrienden over de situatie, zoals actrice Meral Polat. Ze zei: Mounir, je stelt precies de juiste vragen, je weet mensen met elkaar te verbinden. Laat er een doel achter dit alles zitten.’
Samuel lanceerde een interviewreeks op de website van De Groene Amsterdammer: Reflecties in tijden van corona. Een coronaboek moeten we het niet noemen, zegt Samuel. ‘Ik ben geen corona-expert, en daarnaast, zoals mijn zus zei: als dit straks voorbij is, zit natuurlijk niemand te wachten op een kutcoronaboek. Ik wil wat er gebeurt naar een hoger maatschappelijk niveau trekken. We werden bedolven onder het nieuws en de meningen, maar ik wilde naar een dieper gesprek over God, zingeving en verbondenheid. Het coronavirus werkt als een soort snelkookpan voor de grote thema’s van deze tijd. Het legt bloot wat we al jaren doen. De gesprekken gaan over de vragen die we onszelf moeten stellen op weg naar een nieuwe wereld, zodat we niet teruggaan naar business as usual.’
Samuel voelt mid-crisis een onhoudbare ontevredenheid over de wereld onder zijn gesprekspartners, en bij zichzelf. ‘Ik ben ontzettend kwaad over de bedrijven die too big to fail zijn, over de KLM die we nu moeten redden. Er is een moment dat je als samenleving moet zeggen: nee, zoek het maar uit, wij gaan de lokale ondernemers redden.’ Zijn gesprekspartners, leeftijdsgenoten met uiteenlopende beroepen, van ingenieurs en dominees tot artsen en kunstenaars, denken er ook zo over, zegt Samuel: ‘Er is een besef dat alles anders moet. Er leeft een ongelooflijk gevoel van urgentie, dat er een opeenstapeling is van gigantische problemen, van het klimaat tot de verharding van de samenleving en kapitaalongelijkheid. Maar voor we het anders gaan doen, hebben mensen tijd nodig. We gaan eerst door een soort rouwproces, de toon verandert echt met de week. Maar ik heb nog niemand gesproken die terug wil naar hoe het voor de coronacrisis was.’
‘Het is vreselijk, maar het redde wel mijn verhaal’
Dj en schrijver Joost van Bellen (58) schrijft een roman met het opkomende coronavirus als achtergrond. Hij heeft nog geen uitgever en wil deze zomer zijn manuscript voltooien.
Joost van Bellen durft het bijna niet hardop te zeggen, maar: ‘Corona is een zegen voor mijn boek.’ Van Bellen werkte namelijk al een tijdje aan een manuscript, waarin zijn ik-figuur uit een psychisch dal klom om uit te zoeken waar het fout was gegaan. ‘In feite ben ik die ik zelf’, zegt Van Bellen. Zijn alter ego blikt in het boek terug op een leven dat lijkt op dat van de housepionier Van Bellen. Die verkocht naar eigen zeggen in de jaren tachtig zijn ziel aan de duivel, toen hij dienaar werd bij de Kerk van Satan. Op de armoede van de crisisjaren volgde het wilde nachtleven van een homoseksuele dj. En in zijn boek kijkt zo’n dj terug op zijn leven. Maar: er ontbrak iets, zegt Van Bellen, ‘het heden had weinig om het lijf, het was niet spannend’.
Van Bellen zat in het vijfsterrenhotel van een vriend in Bahia, Brazilië te schrijven en plots stond alles leeg, door covid-19. ‘Ik woonde ineens in een spookachtig vijfsterrenhotel, terwijl het buiten al grimmiger werd. Europeanen kregen er de schuld van. Het werd daar eng. Ik had twintig suites en zeven zwembaden tot mijn beschikking, maar ik kwam niet meer het huis uit, ik kreeg een waakhond en prikkeldraad. Op enig moment was het: Joost, je moet hier weg. Ik kon het negeren, maar ik dacht juist: nee, dit moet ik erin betrekken.’
Terwijl zijn agenda als dj ineenstortte, pasten de puzzelstukken van het boek eindelijk in elkaar. ‘Voor mij is dit terug naar de basis. Kijk, in de jaren tachtig zaten we ook in een crisis, ik had geen cent. Het was een paranoïde tijd, ook doordat ik de opkomst van aids van dichtbij heb meegemaakt. Mensen durfden elkaar geen hand te geven. In veel opzichten is de cirkel nu rond. Het is vreselijk wat er aan de hand is, maar het redde wel mijn verhaal.’
Stress is er niet, zegt Van Bellen. ‘Na 35 jaar ben ik terug als Koos Werkeloos en ik denk dat ik dat nog tot begin 2021 zal blijven. Mijn financiële toekomst is allesbehalve rooskleurig, en dat bevalt gek genoeg uitstekend. Soms is er even paniek, maar over het algemeen voel ik door de crisis een soort verlossing. Ik ben daar in Bahia ook naar een kerkje gegaan en vond daar een enorme rust. Dat jachtige leven, dat moest misschien maar eens voorbij zijn. Het moet-moet-moeten, dat moet nu even niet.’
Een uitgever heeft Van Bellen nog niet, maar daarover maakt hij zich weinig zorgen. Hij heeft contact met de redacteur van zijn vorige roman, Pandaogen (2014). ‘Het is helaas zo dat mensen met wat bekendheid en veel volgers altijd wel uitgegeven worden, dus het zal wel lukken. Ook als het boek heel slecht wordt, zal het wel uitgegeven worden, haha. Nee, ik moet natuurlijk een strenge redacteur hebben, met wie ik veel ruzie krijg.’
‘Ik dacht: alle sport ligt nu plat. Daar moet ik iets mee’
NOS-sportverslaggever Gio Lippens (61) schrijft een boek over een lente zonder koers. Verwacht in februari 2021, uitgeverij Volt.
Voor Gio Lippens wordt het een lange lente vol dan-maar-zo. Hij is net bij profwielrenner Wesley Kreder gaan kijken bij een virtuele koers, hij heeft zijn eigen racefiets binnen gezet op een tacx-trainer en op de radio houdt hij zich maar even bezig met de ongewisse toekomst van de sport. Gister dacht hij: ’Als alles normaal was, zat ik nu aan de finish van de Amstel Gold Race. Vol in de actie.’
Maar Lippens zit thuis, op die tacx dus, en daar kreeg hij ook een idee voor een boek. ‘Hier thuis op de rollerbank. Ik dacht: alles ligt nu plat. Daar moet ik iets mee. Eerst wilde ik een dagboek bijhouden, maar dat vond ik toch te suf. Toen zag ik ineens: de coronacrisis maakt duidelijk dat er veel niet in de haak is in de sportwereld.’
Zo verbaasde Lippens zich eind februari bij de Omloop Het Nieuwsblad over de lacherigheid rondom het coronavirus. ‘Mannen begroetten elkaar met een hug en er stonden duizenden mensen in een halletje bij de start. Ik maakte een reportage over corona in de wielersport, ik weet nog dat ik terugkeerde en dacht: heb ik daar nou wel goed aan gedaan, om daar de nadruk op te leggen? Maar ja, op dat moment zaten er al profwielrenners vast in Abu Dhabi op hun hotelkamers, die daar niet meer weg mochten. Er was meer angst van: straks worden wij opgesloten, in plaats van angst voor het virus.’
Wat later werd Lippens echt boos. ‘Bij Parijs-Nice, een etappewedstrijd, dacht ik: waarom stoppen ze nou niet? Frankrijk zat al voor een groot deel op slot. Toen heb ik me kwaad gemaakt over organisatoren die de wedstrijden koste wat het kost wilden laten doorgaan. Want net als in de gewone economie gaan hier klappen vallen. Renners komen zonder werk te zitten, er zullen professionele ploegen omvallen. Wat moeten we na corona? Over die vraag buig ik me samen met José De Cauwer, de belangrijkste wieleranalist van Vlaanderen.
Volgens Lippens is het dé tijd voor de wielerwereld om na te denken over de sport na corona. ‘Er is namelijk geen normaal verdienmodel in de wielerwereld. Bij voetballen heb je een stadion en kun je tickets verkopen. In het wielrennen niet, de ploegen verdienen nergens aan, alleen de organisatoren. Iedereen is afhankelijk van een sponsor, dat zijn toch bedrijven die dat doen vanuit een soort liefhebberij, suikeroompjes. Met het risico dat ze na drie jaar zeggen: het is goed geweest, dan stort het in elkaar. Ik wil weten: wat doen de renners nu? Zij moeten veel meer macht krijgen.’
Lippens vindt dat zijn boek er snel moet komen. ‘Als er in augustus weer wordt gereden, moet het er zijn. Er gaat een moment komen dat we zien: gaat er nog gewielrend worden dit jaar? De eerste wedstrijd op Noord-Europese bodem, de eerste klassieker. Dat zou een mooi eindpunt zijn voor mijn boek; we gaan weer koersen.’
‘Ineens wist ik van begin tot eind wat ik wilde zeggen’
Laura van der Haar (37) schreef de roman Een week of vier. Verwacht in juni, uitgeverij Podium.
Laura van der Haar zag niet aankomen dat ze in de eerste vier weken van semi-lockdown een roman zou voltooien. Ze was met een ander boek bezig, al bijna twee jaar, maar dat lukte totaal niet meer: ‘Hoe kun je nou een normaal verhaal schrijven in een normale wereld, terwijl de wereld niet meer normaal is?’ Daarnaast zat Van der Haar met het laatste maandje zwangerschapsverlof op drie hoog achter met een baby van drie maanden. Maar juist die baby zorgde ervoor dat er angsten en gevoelens loskwamen die de basis zouden worden van een boek dat er pardoes uitschoot, in pakweg vier weken.
‘Ik begon met een kort verhaal over de wereld zoals die geworden is, en de angst die me aanvloog’, zegt Van der Haar. ‘Over een kersverse moeder in een voor haar vreemde stad, die in een situatie zoals die waarin we nu zitten, voor een keuze wordt gesteld. Ze wordt besmet met het virus, zo noem ik het dan maar, en moet zo snel mogelijk een aantal weken naar het ziekenhuis, maar moet daarvoor wel haar kind bij een onbekende achterlaten. Wat doe je dan?’
Van der Haar maakte grif gebruik van de angst die ze voelde in die eerste weken. ‘Ik ben het natuurlijk niet, in dat boek, maar het is wel doorvoeld. Mijn bevalling ging niet supergoed. Door het coronavirus werd ik panisch van het idee dat mij iets zou overkomen waardoor ik geen borstvoeding meer zou kunnen geven en niet meer voor mijn kind zou kunnen zorgen. Als je moeder wordt, voor mij althans, wordt de buitenwereld behoorlijk vijandig terrein. Daar heb ik veel last van gehad, die eerste moeilijke maanden. Maar het schrijven ging goed, ineens wist ik van begin tot eind wat ik wilde zeggen, en na een paar weken dacht ik ineens: het is geen kort verhaal meer, maar een roman.’
In die vier koortsachtige weken schreef Van der Haar vaak ’s nachts. ‘Andere mensen beginnen in die quarantaine elke dag hun huis schoon te maken, ik begon als een bezetene te schrijven. Ik heb vier weken niemand gezien. En gek genoeg, ook die baby hielp eigenlijk wel. Als zij ’s nachts wakker werd, dat waren lucide uurtjes waarin ik goed kon werken. Het was een snelkookpannetje. Eenmalig, hoor. Ik denk niet dat ik het ooit nog een keer kan.’
Een coronaboek is niet het goede woord, vindt Van der Haar. ‘Het virus is niet letterlijk het coronavirus, ik heb wel details aangepast ten faveure van het verhaal. Het geeft ook niet als het verloop in de echte wereld anders zal uitpakken dan in het boek. Ik ben er heel blij mee, want ik heb het echt gevoeld. Het is oorspronkelijk en het is spannend. Het is juist dat eerdere boek waarvan ik nu denk: misschien moet ik dat wel weggooien.’