InterviewRobert Jan Stips
Vijf decennia in twee archiefdozen: ‘tovenaar van de nederpop’ Robert Jan Stips blikt terug op zijn carrière
Met een nieuwe versie van zijn band Supersister gaat ‘tovenaar van de Nederpop’ Robert Jan Stips ( 69 ) opnieuw het podium op. Aan de hand van zijn archief neemt hij ons mee door zijn carrière.
Robert Jan Stips (69) is ‘niet zo’n bewaarder’, zegt hij zelf. Het meeste dat hij in ruim vijf decennia popmuziek bewaard heeft, zit in twee archiefdozen. Hij heeft ze op de keukentafel van zijn huis in de Delftse binnenstad gezet: twee bewaarboxen vol fotoboeken, knipsels, affiches, festivalkrantjes, parafernalia.
De twee bewaardozen bieden een aardig beeld van Stips’ 52 jaar in de Nederlandse popmuziek. Hij was frontman van de Haagse, psychedelische progrockband Supersister (1967-1974), waarmee Stips de grenzen van ritmiek, klankkleur en melodie in de Nederlandse popmuziek oprekte. Dankzij Stips hoorden veel muziekliefhebbers voor het eerst een synthesizer. Dat instrument bespeelde hij ook drie jaar lang in Golden Earring (1974-1976), tot in de Verenigde Staten aan toe. Hij gaf vanaf 1977 als producer het geluid van Gruppo Sportivo vorm. En als lid van de Nits (1981-heden) pionierde hij met samples. Het zijn Stips’ belangrijkste wapenfeiten, maar niet de enige.
Kijk, een origineel exemplaar van de lp Pudding en Gisteren (1972), waarvoor hij met Supersister een Edison kreeg, plus aandacht van buitenlandse progrock-liefhebbers – die niets van die albumtitel begrepen. Supersister-humor. ‘Boven, in mijn studio, staan ook nog wel wat leuke dingen’, zegt hij.
In januari zond de NTR de documentaire Robert Jan Stips: De tovenaar van de Nederpop uit. Je zou kunnen zeggen dat het aan de verantwoordelijke netmanager te danken is dat er nu een gloednieuw Supersister-album te koop is, Retsis Repus geheten. En dat de band als ‘Supersister Projekt 2019’ terugkeert op het podium: 8 en 9 april in Den Haag en Amsterdam.
Hoe dat precies zit? Stips: ‘Vijftig jaar in het vak, dat vond die netmanager kennelijk een te stoffig gegeven voor een documentaire. Hij wilde een verháál, iets actueels waar de geschiedenis aan opgehangen kon worden. Iets spannends, dat ook mis kon gaan. Ik zei: wat dacht je van een nieuw Supersister-album?’
Dát leek de netmanager wel wat: Stips die de geest van zijn eerste succesband weer uit de fles tovert.
Supersister maakte in de eerste helft van de jaren zeventig furore met popmuziek die ‘anders’ was: psychedelisch, experimenteel, zoals Frank Zappa’s Mothers Of Invention, Soft Machine en de vroege Pink Floyd. Stips: ‘Ik was opgegroeid met Stockhausen en Franse impressionisten, die afwijkende akkoorden gebruikten: niet opgebouwd uit tertsen maar uit kwarten. Als je dat toepast op de poptraditie krijg je een totaal andere wereld, een soort neutraal gebied waarin majeur en mineur niet bestaan en de ritmiek heel anders is. Een band als Soft Machine speelde daar ook mee.’
Een écht Supersister-album kon het nieuwe Retsis Repus niet worden, want de helft van de band is niet meer in leven: fluitspeler Sacha van Geest overleed in 2001, bassist (‘tevens architect en filosoof’) Ron van Eck in 2011. Van de succesbezetting zijn alleen Stips en drummer Marco Vrolijk nog over. Dan maar een plaat in de geest van Supersister, opgenomen met muzikale vrienden uit zijn hele carrière. ‘Zie het als een poging om Supersister naar het heden te halen’, zegt Stips.
Hij nodigde muzikale vrienden uit om met hem te komen opnemen in het tot studio omgeturnde strandpaviljoen De Fuut aan het Haagse Zuiderstrand, in het warme najaar van 2018. En ze kwamen. Supersister-drummer Marco Vrolijk, natuurlijk. Rinus Gerritsen en Cesar Zuiderwijk van Golden Earring. Rob Kloet, Henk Hofstede en Joke Geraets van de Nits. Freek de Jonge. Vijftien neo-Supersisters in totaal.
Ze zullen op het podium verschijnen om de plaat én een selectie van oud werk met Stips uit te voeren, de mensen met wie hij de sleutelmomenten uit zijn loopbaan beleefde.
Affiche openingsavond Paradiso, Amsterdam, 30 maart 1968
‘We begonnen als Sweet O.K. Supersister, een schoolcoverbandje. We speelden Stones en Kinks, maar geen Beatles, want die vond ik te goed. In 1967 gingen we lange, psychedelische sets spelen: voorbereide stukjes met daaromheen lange improvisaties.
‘Eind 1967 speelden we op de Provadya?-avonden die in elke zichzelf respecterende stad gehouden werden. Wij waren typisch zo’n rare progressieve band die daar goed paste. Bij Provadya? kon je de fontein van je creativiteit onbekommerd laten spuiten: dichters op stelten met gewaden, bodypaint, wierook, sacrale manifestaties, geïmproviseerde muziek, niets was te gek.
‘In Amsterdam waren de Provadya?-avonden in het genootschapsgebouw Felix Meritis. Volgens mij speelden wij op de allereerste avond, in oktober 1967. Paradiso was er in 1968 een direct uitvloeisel van: we speelden op de openingsavond. Provadya? was een speeltuin waarin we een paar jaar veel lol hebben gehad.’
Affiche Lowlands, Utrecht, 28 december 1968
‘Geen idee hoe we er terecht zijn gekomen, we staan ook niet op de affiches, maar Sweet O.K. Supersister speelde op Lowlands 1968 in Utrecht. Er waren twee podia, waarop grote artiesten als Jimi Hendrix en Pink Floyd zouden optreden. Hendrix kwam niet opdagen.
‘Wij waren een soort tussendooract, op de grond, tussen die podia in. We liepen daar als een een zooitje ongeregeld ons ding te doen, maar we vielen kennelijk wel op, want daarna kregen we steeds meer aandacht.
‘Die Sweet O.K. Supersister-periode was een avontuurlijke tijd waarin ik veel heb geleerd, maar na een paar jaar zeiden we: laten we ons nou eens écht op de muziek richten. We snoeiden de flauwekul weg en kortten de bandnaam in tot Supersister.’
Programmakrant Holland Pop Festival, Rotterdam, 26-28 juni 1970
‘Rond 1970 ging het snel. We kregen een platencontract en mochten een single opnemen: She Was Naked. Het werd een aardige hit.
‘Voor het popfestival van Kralingen waren we wél officieel geboekt. We mochten zelfs op het hoofdpodium spelen op zaterdagmiddag. We werden plotseling erg serieus genomen. De boekingen stroomden binnen.
‘Vanaf dat moment werden we ook gezien als een ‘intelligente popgroep’: muzikaler, beter onderlegd dan in de pop gebruikelijk was. Ik was opgegroeid met klassieke muziek en heb ook aan het conservatorium gestudeerd, maar deed bij Supersister vooral dingen die daar niet mochten. Volgens mij werden we vooral als intelligent gezien omdat drie van ons een bril droegen.’
Handleiding Farfisa-orgel, Najaar 1970
‘Kort na Kralingen mochten we ons eerste album opnemen bij Phonogram in Hilversum. Dat werd Present From Nancy, opgenomen in vier nachten. We begonnen om middernacht, als de laatste band vertrokken was.
‘We experimenteerden met afwijkende muzikale structuren. Dat zaten we echt schematisch uit te werken, basdrum steeds op de eerste tel, jij doet dit, ik doe dat. Maar het mocht niet academisch worden: we wilden het speels en met humor. Grapjes in de tekst, weirde muzikale dingetjes die eigenlijk niet klopten.
‘Bepalend voor onze sound was mijn Farfisa-orgel, met fuzz- en wah-wah-effecten. Je kon er ook enorm mee scheuren. Eigenlijk was ik een soort gitarist op dat orgel. Het had een pedaal waarmee je de toon kon laten zakken. Het orgel heb ik niet meer, de handleiding wel.’
Minimoog, Augustus 1974
‘Supersister stopte in augustus 1974. Nog diezelfde maand stond Cesar Zuiderwijk van Golden Earring voor mijn deur. Radar Love was een wereldhit, ze waren net terug uit Amerika en gingen in september terug voor nog een Amerikaanse tournee: twee, drie maanden langs grote zalen. Of ik met ze mee wilde. Ze zochten naar nieuwe ideeën en verbreding van hun sound. Ik wilde wel.
‘Bassist Rinus Gerritsen kwam bij me langs met een Minimoog in zijn armen. Een synthesizer. Hier kun je vette geluiden mee maken, zei hij. Dat was amper twee weken voor vertrek. Ik had nog nooit zo’n ding bespeeld, zei dat ook, maar zij zeiden: dat kan jij wel joh.
‘Drie lange Amerikaanse tournees heb ik met ze gedaan. Ik heb mijn ogen uitgekeken. Ze waren zo groot daar. En zo goed, met zoveel gevoel voor show. Ik heb op twee albums meegespeeld: Switch en To The Hilt, waarvoor ik vioolarrangementen schreef. Had ik nooit eerder gedaan. Joh, dat kan jij, zeiden ze weer.
‘Dat is iets wat ik van de Earring geleerd heb. Die Haagse bluf. Hun mentaliteit was altijd: dat kunnen we, dat fiksen we wel effe. En er dan gewoon gaan staan.’
Platina plaat Gruppo Sportivo, Mei 1979
‘In 1974 een soort post-Supersister plaat gemaakt met Sacha van Geest: Spiral Staircase. Daarop speelde een steelband mee die Los Alegres heette. Voor die groep produceerde ik een paar singles: mijn eerste klusjes als producer.
‘Daarna kwam Gruppo Sportivo. Barry Hay had hun eerste single geproduceerd. Hij zei tegen mij: ik denk dat die band wel iets voor jou is, zal ik ze aan je voorstellen?’
‘Gruppo’ was inderdaad iets voor hem. Hij produceerde onder meer de stilistisch ongrijpbare succesalbums 10 Mistakes (1977) en Back To 78 (1978) die zowel tekstueel als muzikaal tjokvol ironische foefjes en ideetjes zaten, uit de kokers van Hans Vandenburg én Stips: van new wave tot Zappa en met een omweg weer terug.
‘Back to 78 was ook een internationaal succes en werd in Nederland platina, mijn grootste succes als producer.’
Single Leven na de dood, 26 juli 1997
‘Tijdens mijn huidige solovoorstellingen speel ik een klein stukje Leven na de dood en dan zeg ik: tja, je probeert een leven lang mooie muziek te maken en dan wordt dít je nummer één-hit, nota bene een bewerking van een religieus Bob Dylan-nummer.
‘Ik heb veel met Freek de Jonge samengewerkt. In 1997 stonden we zes weken in Carré met het programma Gemeen Goed. Leven na de dood was een jolig liedje uit die voorstelling, maar het werd een heel populair onderdeel met steeds nieuwe coupletten. We besloten er een single van te maken. Bam, nummer één.
‘We kregen prompt een heel ander soort publiek binnen bij de voorstellingen. Toen was Freek het snel zat en wilde hij niet te veel meer met dat liedje te maken hebben.’
Tekening van Nits-frontman Henk Hofstede: Nits in een zoutmijn, 2 december 2006
‘Kort na Gruppo Sportivo produceerde ik de Nits. Met Aad Link richtte in het boekingskantoor Rock in Waterland op, waarmee we optredens voor onder meer de Nits gingen boeken.
‘We hadden net een mooie Duitse tournee voor ze geboekt toen bandlid Alex Roelofs belde: hij was het reizen zat en stapte eruit. De band vroeg me of ik niet mee kon als synthesizerman. Dat deed ik.
‘In 2006 kwamen we op de bizarste plek terecht waar ik ooit gespeeld heb. Een Duitse promotor programmeerde bijzondere combinaties op bijzondere locaties. De combinatie: de hardrockband Uriah Heep en de Nits. De locatie: de zoutmijn bij Merkers-Kieselbach, in het voormalige Oost-Duitsland, ruim 500 meter onder de grond.
‘Het publiek moest met een smal liftje door een schacht naar beneden. Wij ook. Daar stonden kleine vrachtwagentjes waar we plat op moesten gaan liggen. Zo scheurden we door die lage tunnels naar een enorme ondergrondse aula.
‘Er viel eigenlijk niet te spelen in die ruimte. Voor de apparatuur was al dat zout ook niet zo best. Maar onvergetelijk was het wel. Je zou het het dieptepunt van mijn carrière kunnen noemen.’
‘Lintje’ Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, 22 maart 2014
‘We speelden met de Nits in Paradiso om ons veertigjarig jubileum te vieren toen Eberhard van der Laan het podium op kwam. Wij wisten van niets. Het was tijdens de nucleaire top in Amsterdam, hij kwam rechtstreeks van een Chinees staatsbanket en verontschuldigde zich voor zijn apenpakkie.
‘Het bleek dat het de koning had behaagd, et cetera. Een lintje dus. Tijdens het opspelden zei Van der Laan tegen me: ik vind Supersister trouwens ook te gek.
‘En ik? Ik vond het een waanzinnige eer en realiseerde me dat de tijden veranderd zijn. In de tijd van Supersister was het uitgesloten dat je voor zoiets als een loopbaan in de pop een lintje kreeg en áls we een lintje aangeboden hadden gekregen, zouden we het geweigerd hebben, want zo hoorde dat.
‘Er zijn dus twee dingen veranderd: de status van de popmuziek en ikzelf. Beide in hun voordeel, geloof ik.’
Supersister Projekt 2019: Retsis Repus. SOSS Music.
Live: 8/4 Paard, Den Haag. 9/4 Paradiso, Amsterdam.
Supersister
Supersister maakte tussen 1970 en 1974 vier studioalbums: Present From Nancy (1970), To The Highest Bidder (1971), Pudding en Gisteren (1972) en Iskander (1973). Sacha van Geest en Robert Jan Stips maakten in 1974 het album Spiral Staircase, verwarrend genoeg onder de oernaam Sweet Okay Supersister. Het staat allemaal op Spotify, net als het ‘restjesalbum’ M.A.N. Memories Are New (2000), het reünieconcert Supersisterious (2001) én ook het nieuwe album Retsis Repus van Supersister Projekt 2019.