Review
Vergeet de meisjes is miraculeus - even maf als effectief
Roman over de nooit belangeloze liefde betekent de doorbraak van Alma Mathijsen als gerijpt auteur.
Hij kan er niet bij. De Amerikaanse journalist Fields moet een portret maken van de internationaal vermaarde schrijfster Iris Kouwenaar (1978, dichter Gerrit was een achteroom), wier eerste ideeënroman Antidote van bijna twintig jaar geleden een cultstatus heeft gekregen, vergelijkbaar met De wetten van Connie Palmen of The Secret History van Donna Tartt.
Dus reist hij af naar het gehucht Voorhorst, haar geboortedorp, waar ze zich met vriendin Kay heeft teruggetrokken en al een paar jaar niet meer schrijft. Ter plekke blijkt dat de vriendin Iris zodanig afschermt dat Fields moet vrezen voor het mislukken van zijn missie.
Hij mag er niet bij. Hem rest niets anders dan zich als insluiper bij het stel naar binnen te werken - het begin van een seriële klucht, want hij verstopt zich in de volgende dagen in de inbouwkast, onder het bed, achter een gordijn en achter in hun auto. En al komt hij dichtbij, wat hij ziet, kan hij maar moeilijk vatten; een platonische 'vriendschapsliefde' tussen twee vrouwen, die elkaar sprookjesachtige verhalen vertellen over zeemeerminnen en zeldzame enclaves op de wereld (Afghanistan, Samoa, Korea, Kenia) waar het onderscheid tussen mannen en vrouwen lijkt weggevallen, of waar exclusieve vrouwengemeenschappen schijnen te bestaan.
Wat gebeurt hier allemaal? Vergeet de meisjes is derde roman van Alma Mathijsen (1984), die per boek groeit, zodat haar thema zich allengs prominenter aandient; of het nu gaat om de ontbrekende grote liefde (Alles is Carmen, 2011), de ontbrekende vader (De grote goede dingen, 2014), of de nooit belangeloze liefde (Vergeet de meisjes), het ideaal dat haar personages verlangen bestaat alleen in de verhalen die ze smeden - niet in de levens die ze leiden.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Fictie
Alma Mathijsen
Vergeet de meisjes
****
De Bezige Bij; 216 pagina's; euro 19,99.
Ook Mathijsens stijl is aanzienlijk verbeterd. In haar vorige romans was ze de bakvis nog niet helemaal te boven, en kon ze wel eens iets onbeholpens schrijven ('Mensen realiseren zich maar heel zelden dat iets verkeerd gaat terwijl het gaande is'). Dat blijft hier beperkt tot een vrouw die 'exorbitant lang ademhaalt' voordat ze iets zegt; en zelfs die formulering kunnen we vergoelijken doordat het de suffe pennenlikker is die dit opmerkt.
Heel goed dat die Fields de verteller is, de journalist die komt om iets te halen - een verhaal voor de krant -, maar die net als de lezer vooral moet raden wat zich onder zijn ogen afspeelt. Iris Kouwenaar is ernstig ziek en wordt verzorgd door Kay, die een dagboek bijhoudt waaruit blijkt dat haar liefde op zijn minst vermengd is met jaloezie en zelfhaat. Van gelijkwaardigheid of belangeloosheid is geen sprake.
Als waakhond Kay even de deur uit is en Fields zijn schuilplaats kan verlaten om Iris (die hem geamuseerd heeft betrapt) een paar vragen te stellen, wordt hij andermaal ontnuchterd. 'Magie is uithoudingsvermogen en niet meer dan dat', bedenkt hij onder het kijken en luisteren naar de verzwakte ex-auteur. Hij is de oceaan overgestoken met een grote vraag; uitzoeken waarom de ooit beroemde Iris Kouwenaar niet meer schrijft. Maar achter het zwijgen zit geen mysterie. Iris kan nauwelijks op haar benen staan.
Het is de buitenwereld die iets van je moet, en die je voortdurend een rol opdringt. Om die reden hebben Iris en Kay zich afgezonderd. Maar als er een boom door het venster naar binnen valt, en Iris' uitgever haar feitelijk komt ontvoeren in de hoop dat ze als genomineerde voor een grote literaire prijs in het openbaar wil aantreden, kan het vrouwenverbond niet langer standhouden.
Miraculeus aan dit verhaal is dat het even maf is als effectief. Iris Kouwenaar is een geloofwaardige gedoofde ster, een kwetsbaar geworden genie. Vlak voor het eind geeft ze een proeve van onverflauwd meesterschap in een twaalf pagina's lang prozagedicht dat haar uitzonderlijke verbond met Kay doorneemt. Met name dat kunststuk, de bijna-zwanenzang van Iris, betekent de doorbraak van Alma Mathijsen als gerijpt auteur.
Dat Fields er niet bij geraakt, hoe acrobatisch hij zich ook verstopt, is de satirische kant van Vergeet de meisjes. Dat de twee vrouwen zélf de verwezenlijking van hun ideeën niet bereiken, biedt lezers van beide geslachten bovendien stof tot nadenken.