Van de Kohlenwäsche naar de Zeche Zweckel
De RuhrTriennale, festival in de Duitse ‘Kohlenpott’, heeft er weer een monsterlocatie bij. Futurisme viert er hoogtij. Wat verderop maakt NTGent een machinehal tot theater van een utopie....
Oorspronkelijk was het enorme gebouw met zijn indrukwekkende opgang helemaal geen echt ‘gebouw’. Het was één grote machine.
Directeur Gerhard Seltmann kijkt zijn gehoor verwachtingsvol aan. Een vernuftige machine, waar vuile kolen naar binnengingen om er brandschoon en bruikbaar weer uit te komen. Slechts een handjevol arbeiders kwam eraan te pas, een echte ingang was er niet. En zie wat er nu van de Essense Kohlenwäsche geworden is.
Het is inderdaad nogal wat. Sinds de feestelijke opening, dit weekeinde, heeft Essen er een attractie bij: 7000 vierkante meter tentoonstellingsruimte in een spannende setting. Daags voor de ingebruikneming ervan én de eerste tentoonstelling annex forum, waarvoor hij de verantwoordelijkheid draagt, geeft Seltmann trots een rondleiding.
De Kohlenwäsche is onderdeel van de zogenoemde Zollverein, een monumentaal mijnencomplex in het Ruhrgebied dat inmiddels wordt gekoesterd als werelderfgoed. In deze omgeving zijn ze geen uitzondering meer: mooi opgeknapte industriële kolossen, ooit plekken van zware, noeste arbeid, omgetoverd tot culturele podia en omgeven met wat daar zoal bij hoort: cafés, restaurants, enige conferentiefaciliteiten. Het is alweer de vijfde keer ook dat hier de RuhrTriennale wordt gehouden, een jaarlijks festival voor theater en muziek, met om de drie jaar een nieuwe intendant.
De opening van de nieuwe locatie valt niet toevallig in het weekeinde van de Triennale-openingspremière Das Leben ein Traum van Johan Simons en zijn NTGent, een aantal kilometers verderop in de Maschinenhalle in Gladbeck. Dat is ook geen kinderachtig pand, maar de Kohlenwäsche is, door zijn omvang alleen al, bepaald spectaculair. OMA, het bureau van Rem Koolhaas, maakte het verbouwingsontwerp en boog zich samen met het in renovaties gespecialiseerde Böll/Krabel uit Essen over die klus. Sinds de ingebruikneming van de kolos in 1932 was er weinig goeds gebeurd met het interieur (’s winters was het er zo ijzig dat er zout werd gestrooid tegen het uitglijden) en na de sluiting in ’86 werd dat alleen maar minder. De metamorfose heeft drie jaar in beslag genomen.
Het meest in het oog springende kenmerk van het gebouw is de opgang, met wat nu te boek staat als de grootste vrijstaande roltrap van Duitsland, knaloranje en 58 meter lang. Hij geeft op 24 meter boven de grond toegang tot het gebouw, en dan ben je meteen op het hoogste niveau van in totaal vier ‘lagen’.
Hier wordt nu zenuwachtig de laatste hand gelegd aan de expositie ENTRY 2006.
Wie werden wir morgen leben, is het motto waaronder ontwerpers en architecten hun visie geven op nieuwe materialen, bouw- en leefwijzen, thematisch ingedeeld op drie verschillende niveau’s in het gebouw. Driehonderd objecten uit twintig landen geven een indruk van futuristische leef- en woonmodellen, variërend van robot-kameeljockeys tot galajurken, gemaakt van een warmgetinte Australische paddestoelensoort. Met zijn overvloed aan innovatieve materialen en technologieën is het allemaal te groot om het in één bezoek te kunnen bevatten; het is maar goed dat de organisatie er een speciale 3-Tages-Karte voor in de aanbieding heeft.
De roltrap biedt een fijn uitzicht over het Zollverein-terrein met gebouwen die met enige goede wil ‘barok’ genoemd zouden kunnen worden, zoals de bijbehorende publicatie signaleert.
Niet helemaal toevallig, vermoedelijk, want barok is het thema van deze RuhrTriennale. Tot medio oktober zijn er in het Ruhrgebied zo’n dertig producties te zien die zich richten op een tijd die, aldus intendant Jürgen Flimm, veel gemeen heeft met de huidige. Met als voornaamste overeenkomst, volgens Flimm: ‘Het gevoel dat er iets niet klopt.’
NTGent en zijn Nederlandse regisseur Johan Simons kozen in dit kader voor (vertaald en wel) Das Leben ein Traum uit 1634, van de Spaanse dichter, priester en politicus Pedro Calderón de la Barca. Flimm had zich geen passender première kunnen denken, want NTGent zet er een wonderschone muziektheatervoorstelling mee neer.
Het stuk speelt zich af aan het Poolse hof, waar koning Basilius op een slecht moment in de sterren leest dat zijn nog ongeboren zoon als een machtswellustig monster ter wereld zal komen. Bij de eerste levenskreet van de baby – die de koningin het leven kost – sluit hij zoonlief op in een kerker. Na jaren krijgt hij spijt en laat hij de jongen vrij, maar dan blijkt dat de koning met zijn handelen werkelijk een monster heeft gecreëerd, waarop een reeks ingrijpende overwegingen en beslissingen elkaar in rap tempo opvolgt.
De dramaturg Koen Tachelet bracht de tekst terug tot zijn essentie. Hij concentreert het stuk rondom drie momenten van ‘opsluiting’, waarvan de laatste een mentale is: de zoon besluit ‘een ander, beter mens’ te worden en sluit zichzelf als het ware op in die utopische gedachte.
Simons weet de theoretische kern mooi naar de scène te vertalen, afwisselend lichtvoetig en geestig en dan weer duister, heftig, aangrijpend. Wens en werkelijkheid, daad en droom vloeien haast ongemerkt in elkaar over. De composities van Peter Vermeersch zijn een organisch deel van het geheel. Muzikanten voegen zich bij de spelers, spelers flankeren muzikanten. Een fraaie rol is weggelegd voor de tenor Christoph Homberger.
In die vervreemdende sfeer staan de acteurs sterk: Steven Van Watermeulen als de kwakkelende koning, Betty Schuurman als een wakende koningin, Aus Greidanus jr. als de verwarde Sigismund en Wim Opbrouck als raadsheer Clotaldo. Ook de kleinere rollen zijn goed bezet.
Dit alles zonder (sfeer-)verlies verplaatsen naar een schouwburg, wat op termijn toch zal gebeuren, lijkt echter een onmogelijkheid, want de Gladbeckse Maschinenhalle Zeche Zweckel biedt een wel heel uniek decor.