Twentse soap
De KRO zendt tot eind juni op weekdagen dertig afleveringen uit van Van jonge leu en oale groond, dat eerder furore maakte bij TV Oost....
In de eerste uitzenddagen van Van jonge leu was dat nog vooral om me beroepshalve op te kunnen winden over het dik uitgesmeerde plattenlandssentiment en het vaak wel erg hoge schuifdeurengehalte van het geboden drama. Maar inmiddels is het om de heel eenvoudige reden dat ik de serie vrolijk, aandoenlijk, puur en soms best ook aangrijpend vind. Zo werkt het toch bij soaps? Dat je moet kiezen tussen overgave of weerzin, en dat daartussen niets mogelijk is? Zelf ken ik in elk geval weinig onverschillige vaste soapkijkers. En misschien ben ik ook wel gewoon een vette provinciaal en een oude lul bovendien.
Hoe dan ook, ik heb in geval van Van jonge leu en oale groond dus de kant van de overgave gekozen. Iek bien aon Twent! Of zoiets. Ik heb er zin an te geloven dat het er op die oale groond in Tukkerland nog echt zo ‘allebarstens’ en ‘gloepens’ menselijk aan toe gaat. Daarom wil ik wel mee langs die heel schematische scenariolijntjes over oude gewoonten en tradities enerzijds, en emancipatie, integratie, relaties en milieuproblematiek anderzijds.
En ik schep dus plezier in die wonderlijke ‘modersproake‘, die ze bij de KRO bewust of onbewust heel vaak vergeten te ondertitelen: ‘Foei, wat gram en wat lul’; ‘Mooi man! Pik aan de mouw!’; ‘Het spit mie donders’, ‘In ’t buske gloepen’.
Zulke boerenerfpoëzie (hoor- en schrijffouten voorbehouden) klinkt voor mij niet minder waarachtig dan wat ik in de straattaal van Tony Soprano en bloedbroeders in New Jersey voor authentiek houd. (En ook daarop wordt door Amerikanen fors afgedongen.) Mooi ook: het underacting van cabaretier en oer-Twent Herman Finkers. Om de vergelijking hier nog maar even door te trekken: de Tony S. van Van jonge leu en oale groond. Kijkers die de personages van Alwie en Patricia Wildspieker in de serie tot leven hebben zien komen, zullen begrijpen wat Finkers hier in al zijn soberheid neerzet. Kijken!